N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie
Muziek
Dekmantel Festival Met een geconcentreerde avond vol live-gespeelde muziek opende woensdag het internationaal vermaarde Dekmantel Festival. Hoofdact Jeff Mills speelt een geïmproviseerde set waarin vervoering en vakkundigheid samensmelten.
Het gebeurt niet vaak dat een muzikant applaus weigert. Maar de Indiase tabla-speler Prabhu Edouard, op het podium bij Jeff Mills, steekt gedecideerd zijn hand op om de klappende en juichende zaal te stoppen. Hij wil doorgaan met zijn klepperende, tikkende en pulserende ritmes die onder zijn handen versmelten tot een bedwelmende stroom plofjes en bonkjes, en uitgroeien tot hersenmassage voor het publiek.
Zo opende het vijfdaagse Dekmantel Festival woensdag in het Muziekgebouw, Amsterdam, met publiek op stoelen en muzikanten op een kaal podium. Het was een geconcentreerde opmaat naar het uitbundige dansfestijn dat vrijdag tot en met zondag plaats zal hebben in het Amsterdamse bos. Want Dekmantel, dat begon in 2013 en inmiddels een internationale reputatie heeft, bestrijkt graag het hele veelzijdige spectrum van de elektronische muziek.
Verfijnd trio
Hoofdact op de woensdag is Jeff Mills (60), pionier van techno uit Detroit, ontstaan in de jaren tachtig. Dankzij hem werd de kartonnen-dozen-achtige basdrum van de ‘909’ (een drummachine van Roland) het handelsmerk van de Detroit-scene. Voor Mills was de drumcomputer geen programmeermachine maar een tactiel medium. Op virtuoze manier bespeelde hij de draai- en drukknoppen, als een compact drumstel. Inmiddels maakt hij geen knallende techno meer, maar werkt hij samen met een verfijnd trio: behalve Edouard ook keyboardspeler Jean-Phi Dary en dwarsfluitiste Rasheeda Ali. Ze zetten de lijn voort die Mills had uitgezet met afrobeat-drummer Tony Allen (overleden in 2020), met wie hij zowel in de studio als op het podium uitvoerig improviseerde, wat leidde tot hun gezamenlijke album Tomorrow Comes the Harvest (2018).
Dat is nu ook de titel van het optreden in het Muziekgebouw, waar de vier elementen (tabla, fluit, keyboards en Mills’ computer) langzaam naar een samenhang zoeken. Ze nemen niet de makkelijke weg, het is alsof ze zich ter plaatse oriënteren op ontmoetingen tussen de verschillende klanken. Eerst gaat het stroef, maar dan, met subtiele aanwijzingen van de voortdurend aandachtig toekijkende Mills, vinden ze de openingen waarin schelle scheuten van de fluit, vloeiende tabla’s, het ritmisch bespeelde klavier en de door Mills’ linkerhand razendsnel gemanipuleerde ritsels, tot een versmelting van vakkundigheid en vervoering komen. Indrukwekkend waren de plotselinge stiltes, geïmproviseerd maar feilloos.
De avond was begonnen met de Nederlandse solo-artiesten Mathilde Nobel en de Amsterdamse producer Interstellar Funk. Zij speelden deels live, deels geprogrammeerd. Nobel maakte veelzijdige composities, waarin niets zich herhaalde, ondersteund door de eigen, gemanipuleerde galmzang. Ze leek zelf steeds enthousiaster te worden bij de contrasten tussen haar donzige klanken en rafelige momenten. Iets introverter was Interstellar Funk. Zijn instrumentale lange tracks boden een kraakhelder geluid met daarin mooi echoënde dub-elementen, afgewisseld met al veelgebruikte kenmerken uit de elektronische dance. Zo lieten de drie acts ieder op een eigen manier zien hoe vruchtbaar het huwelijk tussen elektronica en improvisatie kan zijn.