Henry Rollins overrompelt 013 met een ontzagwekkende filibuster

Recensie

Muziek

Spoken word Tweeënhalf uur lang bedolf punklegende en Black Flag-zanger Henry Rollins Tilburg onder een shock-and-awe-bombardement van tirades en sterke verhalen.

Henry Rollins op een congres in 2018.
Henry Rollins op een congres in 2018.

Foto Darryl Dyck /The Canadian Press

Het moet een record zijn: in tweeënhalf uur is Henry Rollins, punkzanger in ruste, slechts drie keer langer dan 0,8 seconden stil. Niet omdat hij zuurstof nodig heeft – ademen doet hij kennelijk niet via zijn luchtpijp – maar omdat hij (voor zijn doen dan) even de tijd wil nemen om iets uit te beelden: zijn vechtpartij met een Finse stalker, hoe de as van zijn moeder Iris werd uitgestrooid in biologisch afbreekbare zakjes, hoe hij tijdens een optreden zwaar gewond wordt afgevoerd).

Sitting here like a loaded gun, waiting to go off”, zong (of beter: blafte) Rollins in ‘Gimme Gimme Gimme’, de klassieke woede-explosie van de legendarische punkpioniers Black Flag uit 1981. Die profetische regels zijn tweeënvijftig jaar later nog steeds op hem van toepassing, maar dan in zijn hoedanigheid als spokenwordartiest.

In honderdtachtig minuten bedelft Rollins het zittende publiek in de Tilburgse concertzaal 013 onder een shock-and-awe-bombardement van lettergrepen. Zijn spervuur aan tirades, sterke verhalen en overpeinzingen bevat niet per se een strakke lijn of overduidelijke clou. Het is vooral de kunst van het ratelen die zijn overrompelende filibuster zo ontzagwekkend maakt.

Net als vroeger staat Rollins als een commando in het midden van het podium, omringd door monitoren: soldatenkapsel, zwart combat-outfit, licht door de knieën gebogen. Maar op zijn 62e heeft hij gelukkig heel wat meer relativeringsvermogen dan in zijn gloriedagen als punkicoon – „back in 1870’s”.

Hij is eerlijk over zijn „totale gevoelloosheid” en het onvermogen zich als verstokte workaholic aan anderen te binden: „Ik ben alleen maar boos en gemaakt van plastic.” Maar toch doet hij moedige pogingen zijn grootste vijanden te doorgronden, van Donald Trump („slachtoffer van systematisch misbruik”) tot de schizofrene fan die bij hem inbrak en zijn interieur vernielde.

‘Let’s move on culture’

Ouderdom is een terugkerend thema in zijn duizend-en-één-dingen-betoog, maar dan niet op een wanhopig romantische Youp-van-‘t-Hek-laten-we-liften-naar-Parijs-manier. Rollins accepteert zijn aftakeling en heeft nog maar één missie: opzij gaan voor de jeugd. Niet klagen over cancel culture – „die bestaat niet” – maar juist blij zijn dat de „let’s move on culture” is aangebroken. „En comedians die daarover zeiken, moeten nieuw en beter materiaal verzinnen.”

En ondanks zijn nalatenschap en fetisj voor het verzamelen van punkmemorabilia walgt hij van nostalgie. „Iedereen heeft het over ‘back in the day’, maar ik was erbij”, schept hij op. „Je kon Hüsker Dü zien voor 13 cent en daar stond je dan, naast Tom Waits, Mark Twain en Abraham Lincoln.” Terugkerende running gag als hij confrontaties met opdringerige fans beschrijft: „Mijn opa vond jullie band te gek!”

Hoe lang het ook geleden mag zijn, het nettoresultaat blijft hetzelfde. Net als vroeger zal het publiek de zaal verlaten met een piep in de oren: niet doof geschreeuwd, maar suf geluld.