Henk van Gelder, NRC’s gedreven recensent van cabaret en musicals, was de rustige collega die kon uitbarsten in een half vergeten liedje, bijvoorbeeld ‘Zoek de zon op’ van Lou Bandy. Hij kende alle coupletten en schiep kennelijk plezier in de rare woorden (de „mahoniehouten huid”). Een geslaagde imitatie van Bandy’s nasale stemgeluid leverde hij erbij. En nu is Henk van Gelder gestorven, in de nacht van zaterdag op zondag in een hospice in zijn woonplaats Amsterdam. Hij was al een tijd ziek. Hij werd 79 jaar.
Als jonge jongen in het Noord-Hollandse Andijk, zijn geboorteplaats, interesseerde Van Gelder zich al heftig voor de wereld van showbizz. Via een paar tv-recensies in De Waarheid en ingezonden brieven in Het Vrije Volk bemachtigde hij in 1965 een plek bij de kunstredactie van Het Parool. Daar interviewde hij iedereen uit de amusementswereld die hij maar wist te benaderen, maar hij wilde meer, namelijk zijn mening over hun werk opschrijven. In 1981 werd hij door een adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad aangetrokken als vast recensent van cabaret, een tak van theater die, vertelde Van Gelder, door menigeen werd bezien als „kleinburgerlijk”. Hij veroverde op de kunstpagina een eigen winkel, die hij gaandeweg uitbreidde met de musical. Aan de zijde van zijn Engelse geliefde Sue Baker voedde hij in Londen regelmatig zijn liefde voor en kennis van dat genre (en ging hij op visite bij Cynthia Lennon, want met de eerste vrouw van ‘Beatle’ John was hij bevriend – maar dat terzijde).
Henk van Gelder met Joop van den Ende bij de presentatie van ‘Joop van den Ende, de biografie’. Foto Bas Czerwinski/ANP Kippa
Onverdroten bewonderend
In Nederland groeide een musical-traditie terwijl ook cabaret steeds belangrijker werd – en Henk van Gelder groeide gretig mee. Hij ontwikkelde zich tot een geliefde en gerespecteerde recensent. Zijn stijl was achteloos diepgravend, persoonlijk, vol kennis van zaken en onverdroten bewonderend. Vaak schreef hij mild, soms mistroostig of zelfs kortaf, alsof het gebrek aan kwaliteit hem als een graat in de keel stak. Kwam een cabaretier hem vervolgens over zijn recensie kapittelen, dan antwoordde hij: ik schrijf niet voor jou, ik schrijf voor de lezer. En was de kous af.
Naast duizenden stukken voor ‘de krant’, schreef Van Gelder biografieën. Die documenteerde hij stevig, hij vlooide graag door knipselmappen en archieven. Dankzij zijn neus voor goeie anekdotes werden ze lekker leesbaar. Het begon in 1994 met een biografie van cabaretier en tekstschrijver Jaap van de Merwe: De vriendelijkste kerel van de wereld. Er volgden er vele, onder anderen over Wim Sonneveld, Willem Ruis, Louis Davids, Kees Brusse, Toon Hermans, Adèle Bloemendaal. Een saluut aan Bram Vermeulen, van Neerlands Hoop. En het verhaal van een ongekend openhartige Joop van den Ende (2012). Hoogtepunt was zijn biografie van Simon Carmiggelt (1999). Minutieus uitgezocht, liefderijk, waar nodig onbarmhartig, en tevens een raak portret van de Amsterdamse bohème.
‘Medewerker oude-doos’
En alsof er in een dag geen 24 maar 48 uur zitten, vond Van Gelder ook nog de tijd om allerlei non-fictie-boeken te schrijven over onderwerpen die zijn pad kruisten en hem meesleepten, zoals The Beatles in Holland (1989, met Lucas Ligtenberg) en De Schnabbeltoer (2005) over amusementsartiesten in de periode van de Wederopbouw. En toen hij zich had afgevraagd waar toch die beroemde reclameslogans vandaan kwamen, leidde dat tot een van zijn leukste boeken, De rokende schoorsteen (1996). Onderwerp: het „literair variété” van onder meer Kees van Kooten als ontwerper van ‘Te kust en te kleur’ voor verffabriek Sikkens en Annie M.G. Schmidt als auteur achter ‘Waar zou ik weze/ zonder mayoneze’ voor Calvé.
Henk van Gelder zat ook na zijn pensioen graag op de redactie te „tikken” zoals hij dat noemde. ’s Avonds schreef hij de recensie voor de volgende dag, overdag schreef hij de rest. En tussendoor vermaakte hij zijn collega’s met smakelijke verhalen van hun „medewerker oude-doos” zoals hij zichzelf betitelde, en kon wie dat maar wilde, profiteren van zijn eindeloze expertise.
Wie zich afvroeg waar het constante politieke gehamer op het gevaar van asiel(zoekers), op het beperken van een vermeend ‘hoge’ instroom, en op nóg strengere asielregels toe leidt. Wat het resultaat is van de nauwelijks nog verhulde discriminerende toon van sommige politici. Die zag afgelopen dagen het antwoord bij de grens bij Ter Apel.
Daar probeerde een groepje vigilantes asielzoekers, „donkere mensen of wat er op lijkt” eigenhandig tegen te houden. Duitsland zou volgens hen vluchtelingen de grens met Nederland overzetten om de eigen instroom beperkt te houden. En als de Nederlandse overheid niets zou doen, zouden ze het zelf maar doen.
Eigenrichting, en daar nog trots op zijn ook. Dat de leider van de PVV-fractie, de grootste in de Tweede Kamer, dat toejuicht en aanmoedigt, is al een schande. Opsporing en aanhouding zijn met reden overheidsbevoegdheden, geen vrijwilligerswerk.
Erger nog was de lauwe reactie vanuit het demissionaire kabinet. Minister van Justitie en Veiligheid David van Weel (VVD) zei „de frustratie” te begrijpen, staatssecretaris van Defensie Gijs Tuinman (BBB) zei dat mensen uit de buurt van Ter Apel „echt” wisten „welke busjes het zijn waar mensen mee overkomen”. Het begrip voor deze illegale actie contrasteert pijnlijk met de dagenlange stilte na de grondwettelijk wél geëigende actie, de rodelijndemonstratie waarbij 100.000 mensen hun zorgen uitten over ander kabinetsbeleid.
De woorden van de bewindslieden gingen ten minste nog gepaard met een ‘foei niet doen’, houd je aan de wet. Maar wanneer de overheid niet onmiddellijk stevig en corrigerend handelt, dreigt dergelijk vigilantisme, dergelijke eigenrichting, normaal te worden.
Van Weel herhaalde bovendien weer eens de mythe dat Nederland „de huidige instroom” van asielzoekers niet aankan. Alsof asiel de kristallisatie is van andere problemen als woningnood en wachtlijsten. De aantallen asielaanvragen zijn, in heel Europa, lager dan in voorgaande jaren. Nederland heeft géén asielcrisis, wél een probleem met een kleine groep overlast gevende ‘veiligelanders’, die het beeld helaas bepalen.
Nederland heeft vooral een opvangcrisis. Veroorzaakt door jarenlang schommelend beleid, met als dieptepunt het geharrewar over de spreidingswet, die over twee weken ingaat maar zonder landelijk politiek draagvlak. Het enige resultaat van dit halfslachtige kabinetsbeleid – wel zeggen de wet te zullen intrekken, maar dat (nog) niet voor elkaar krijgen én geen alternatief bieden – is dat lokale volksvertegenwoordigers te maken krijgen met protesten en zelfs bedreigingen, en huiverig worden hun wettelijke taak te vervullen.
Terwijl de spreidingswet is bedacht om de schrijnende toestanden in Ter Apel en Budel tegen te gaan, waar mensen buiten moesten slapen als er geen plek meer was in de aanmeldcentra. Om de overlast daar te verkleinen. De wet bood duidelijkheid: elke gemeente zou, op basis van het inwonertal, asielzoekers opnemen. Solidariteit dus.
Eenzelfde halfslachtigheid geldt de grenscontroles die minister Faber van Asiel (PVV) invoerde. Zoals de Rekenkamer vorige week concludeerde, zijn de gerichte controles die de marechaussee al jaren deed, veel effectiever. Dát is de boodschap die ‘bezorgde burgers’ moeten horen. Dit land verdient een eerlijk debat over asiel, gespeend van symboliek en retoriek.
Nederland staat stil. Het land dat ooit bekendstond om zijn planmatige vooruitgang is verlamd geraakt. De wooncrisis blijft zich uitbreiden, omdat we er niet in slagen genoeg woningen te bouwen. Duizenden bedrijven staan op een wachtlijst voor het elektriciteitsnet, omdat de uitbreiding van duurzame infrastructuur te traag gaat. En de aanleg van de Lelylijn – de hogesnelheidsverbinding naar het noorden – is opnieuw uitgesteld.
Voor oplossingen hoeven we uiteraard niet op de conservatieven te rekenen. Geheel trouw aan hun naam behouden die liever dan dat ze bouwen. Het huidige kabinet heeft niet verrassend klimaat- en stikstofdoelen op de lange baan geschoven.
Frappanter is dat ook progressieven vergeten lijken te zijn wat het betekent om centraal, daadkrachtig en toekomstgericht te regeren. Links stond ooit voor grote projecten en collectieve vooruitgang, maar kiest nu steeds vaker voor het individu; kleinschalige, lokale, en vooral macht-loze alternatieven. Waar progressief beleid in de twintigste eeuw synoniem stond voor Vinex, verkaveling en vangnet – grootschalige projecten die radicale verbetering brachten – lijkt het nu vooral heil te zien in zelfredzaamheid. Herenboeren om het voedselsysteem te verduurzamen, lokale energiecoöperaties voor stroomvoorziening, en decentrale burgerraden om burgers een gevoel van inspraak te geven. Gecentraliseerde macht is verdacht geworden.
De gedachte daarachter is op zich begrijpelijk: macht corrumpeert, dus laten we macht spreiden. In zijn boek Why Nothing Works beschrijft de Amerikaanse socioloog Marc Dunkelman hoe het progressieve denken altijd een spanning kent tussen twee stromingen: de ene gelooft in een sterke, soms paternalistische overheid (power up), de andere ziet juist centrale macht als probleem, en pleit voor individuele rechten en radicale decentralisatie (power down).
Links is bang voor macht
In de vorige eeuw domineerde de eerste stroming, ook in Nederland. We trokken een hele provincie, Flevoland, uit de zee. De sociaaldemocratische minister Sicco Mansholt verloste keuterboeren uit de armoede via nationale ruilverkaveling. Onder PvdA-leider Willem Drees bouwde Nederland een uniek sociaal vangnet op: pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheid. De gedachte was eenvoudig: een sterke staat kan grote problemen oplossen. En zo geschiedde.
Het ging mis toen burgers vaker het idee kregen dat de overheid te ver ging in de uitoefening van haar macht. In Amsterdam leidde de geplande aanleg van een snelweg door de stad tot de Nieuwmarktrellen van 1975: het linkse stadsbestuur wilde zonder inspraak een wijk platgooien. Zulke excessen ondergroeven het vertrouwen in centrale sturing. De progressieve vleugel die vertrouwde op de staat verloor haar zelfvertrouwen. Sindsdien is links bang voor macht – de power-down-tak is leidend.
En dat pakt slecht uit. Het huidige wantrouwen jegens macht voedt uiteindelijk een conservatieve agenda. Was het niet VVD-premier Mark Rutte die de participatiesamenleving introduceerde – de terugtredende overheid die burgers opdraagt het zelf maar op te lossen? De kleinschalige initiatieven van links passen daar naadloos in. Grote bedrijven en conservatieve machthebbers lachen intussen in hun vuistje: ze weten dat die versnipperde initiatieven hun positie nooit echt bedreigen. Zonder een krachtige overheid blijven zij aan de touwtjes trekken.
Links moet zich hiervan losmaken. Het moet durven de balans weer over te laten slaan naar meer power up. De glorietijd van het progressieve denken viel samen met het geloof in een sterke, organiserende staat. Dat is geen toeval – het is een les. Stop met het koesteren van machteloze decentralisatie. Herwin de centrale macht, en gebruik haar voor publieke vooruitgang.
Een herwaardering van de overheid betekent ook dat we haar weer serieus moeten uitrusten. Decennia van neoliberaal beleid hebben de staat uitgekleed: kennis werd uitbesteed en expertise afgebouwd, zoals beschreven in het boek The Big Con, van Mariana Mazzucato en Rosie Collington. Als we willen dat de overheid weer regie voert, moet ze ook weer weten hoe. Het uitbesteden aan consultancybedrijven moet vervangen worden door het inhuren van ambtenaren met inhoud. Mensen die minder speelbal zijn van lobbygroepen en NGO’s, maar die weten wat ze doen en die argumenten zelf kunnen wegen.
Regels als blokkade
De angst voor macht en het uitkleden van de overheid heeft bovendien nog een probleem gecreëerd: overregulering. In hun boek Abundance beschrijven de Amerikaanse journalisten Ezra Klein en Derek Thompson hoe regels die ooit terecht zijn ingevoerd omdat ze burgers moesten beschermen tegen vervuiling, onveiligheid of machtsmisbruik, zowel van bedrijfsleven als van overheid, nu vaak een blokkade vormen voor progressieve doelen. Hun analyse lijkt ook op te gaan voor Nederland. Zo houden geluids- en verkeersveiligheidsnormen al jaren de bouw van een grote wijk in Amstelveen tegen, voorkomt een minieme stijging van het risico van de nabijheid van een chemische fabriek de aanleg van een wijk in Amsterdam en lukt het een enkel echtpaar in Weesp om op basis van milieuregels de bouw van een hele woonwijk te blokkeren. En overal in Nederland wordt de bouw van windparken voor een duurzaam stroomnetwerk gefnuikt door lokale bezwaren. Steeds opnieuw wordt het algemeen belang, de commons, ondergeschikt gemaakt aan de angsten en grieven van een paar individuen.
Zo krijg je progressieven die zeggen de woningcrisis te willen oplossen, maar niet willen bouwen. Die het klimaat belangrijk vinden, maar vernieuwing van het stroomnet tegenhouden. Die pleiten voor beter openbaar vervoer, maar zich neerleggen bij stikstofregels die spooruitbreiding blokkeren. Win daar maar eens verkiezingen mee.
Grote bedrijven en conservatieve machthebbers lachen intussen in hun vuistje; zonder een krachtige overheid blijven zij aan de touwtjes trekken
Betekent dat dat wij voor het neoliberale buzzword deregulering pleiten? Nee, de essentie van deregulering is een visie waarbij de overheid per definitie een sta-in-de-weg is. Het laat bedrijven en de markt bepalen, zonder na te denken over rechtvaardigheid of over een betere samenleving. Wij streven niet naar afbraak van regels in het algemeen, maar naar een betere balans tussen de rechten van individuen aan de ene kant en het algemene belang aan de andere kant.
Het is ontnuchterend om te zien waar we vandaan komen. De Afsluitdijk: gestart in 1927, voltooid in 1933. Vergelijk dat met de bouw van de brug over het Amsterdamse IJ. Een flutstukje, maar de verwachting is dat de oversteek niet voor 2034 gereed is. En dan de kerncentrale in Borssele: gebouwd in vier jaar en vier dagen. Zet dat af tegen de twee kerncentrales die Nederland nu van plan is te bouwen: die staan er niet voor 2040. Nog een voorbeeld: in 1973 bouwde Nederland 158.000 woningen, vorig jaar kwamen we niet verder dan 69.000.
Power up, niet down
In Abundance beschrijven de auteurs hoe de Verenigde Staten worstelen met de aanleg van een hogesnelheidslijn van San Francisco naar Los Angeles: na jaren van inspraak en juridische getouwtrek rond milieuwetgeving ligt er een schamele 800 kilometer spoor. In diezelfde tijd bouwde China maar liefst 37.000 kilometer. Natuurlijk is China niet iets wat we na moeten streven, dat snappen Klein en Thompson ook wel. Maar ergens tussen China en het westen moet een middenweg liggen, die ook Nederland weer laat bouwen.
Een laatste verklaring voor de progressieve aversie tegen macht ligt in het duurzaamheidsdenken dat sinds de jaren 70 opkwam. Het rapport Limits to Growth (Grenzen aan de Groei) van de Club van Rome in 1972 veranderde het progressieve wereldbeeld: economische groei, technologische vooruitgang, en een sterke, moderne overheid werden niet langer gezien als verheffend, maar als uitputtend – de oorzaak van alle milieuproblemen. De mens kon duidelijk niet met de haar gegeven verantwoordelijkheid omgaan. Progressief associeerde gecentraliseerde macht en technologische vooruitgang vanaf dat moment met overmoed en gevaar. We konden maar beter een stapje terug doen, richting kleinschalig, sober en decentraal.
Zo ontstond een progressieve ideologie die moeilijk te verkopen is. Waar links ooit streed voor „electricity for all”, wil het nu energieverbruik beperken. Waar PvdA’er Joop den Uyl in de jaren zeventig nog iedereen een auto beloofde, pleit links nu vooral voor minder reizen. En terwijl links vroeger inzette op economische groei om de arbeider te verheffen, worden hem nu verworvenheden ontnomen.
Maar duurzaamheid en stijgende welvaart hoeven geen tegenpolen te zijn. Het is prima mogelijk om de economie te laten groeien, tegelijk de uitstoot te verlagen, en niet de kosten op de zwakste schouders te verhalen. Om meer natuur te creëren én voldoende voedsel te produceren. Technologie vormt niet alleen een risico, maar biedt meer mensen een kans om mee te doen in de samenleving. Om dit allemaal voor elkaar te krijgen is één ding nodig: een sterke overheid die gelooft in grootschalige, collectieve oplossingen. Links moet de toekomst weer als kans zien in plaats van als risico. Power up, niet power down.
Dit kunnen we doen
Laten we daar alvast op voorsorteren. Wat zouden we kunnen doen als progressieven weer durven?
Allereerst starten we een nieuwe herverkaveling van Nederland. Deel het land in drie zones: een agrarische hoofdstructuur waar duurzaam intensief wordt geboerd, een ecologische hoofdstructuur waar ruimte is voor natuur, en een zone voor extensieve landbouw die wordt gecombineerd met zorg, recreatie en voedseleducatie. Ja, dat betekent dat sommige boeren zullen moeten verplaatsen of stoppen. Maar het resultaat is een leefbaarder, groener en toekomstbestendig land – ook voor de boeren.
Investeer in sterke uitbreiding van het energieaanbod. Overvloedige goedkope en betrouwbare energie is de motor achter welvaart en verduurzaming. Zet in op minimaal verviervoudiging van beschikbare energie in 2050 door snelle aanbouw kerncentrales, windmolens en zonneparken. De extra energie maakt bijvoorbeeld ontzilting van zeewater mogelijk, voor drinkwater en beregening. Het levert de basis voor energieneutrale glastuinbouw, en voor electrobrandstoffen voor duurzame luchtvaart. Ook helpt het de ontwikkeling van energie-intensieve vleesvervangers, zoals precisiefermentatie en kweekvlees.
Verplaats Schiphol naar zee. Je kunt blijven sleutelen, maar de overlast en vervuiling op de huidige locatie zijn onoplosbaar. Een nieuwe luchthaven op zee biedt perspectief op duurzame luchtvaart én langdurige werkgelegenheid, met een sterke centrale cao. Het is een investering in de economie én in leefkwaliteit.
Bouw een Europees hogesnelheidsnetwerk. Als alternatief voor korte vluchten. Een project dat continentale economieën verbindt, de CO2-uitstoot vermindert en mensen dichter bij elkaar brengt. En ja, dat betekent dat er soms natuur of eigendom wijkt voor het algemeen belang.
Investeer in de juiste ontwikkeling en de grootschalige publieke beschikbaarheid van nieuwe technologieën als AI. Technologie kan zorgen voor welvaart, gemak, en innovatie, maar de ontwikkeling ervan ligt nu hoofdzakelijk in private handen, ook voor diensten die de overheid afneemt. Dat vergroot onze afhankelijkheid en verkleint onze verantwoordelijkheid. Zonder sterke overheid aan het stuur, wordt AI een middel voor winst: om mensen te vervangen in plaats van ze te verrijken. Of als efficiënter bedrijfsmodel, in plaats van als hulpmiddel om zeldzame ziektes op te sporen. De razendsnelle ontwikkeling van het Covid-vaccin laat zien wat een sterke overheid, die investeert en afspraken maakt met het bedrijfsleven, vermag.
Pas als progressieven weer plannen durven te maken – en ze durven uit te voeren – kan links het vertrouwen van een brede meerderheid terugwinnen. Niet door overal ‘nee’ tegen te zeggen, maar door volmondig ‘ja’ te zeggen tegen grootschalige projecten in dienst van het algemeen belang. Niet door de macht te breken, maar door haar terug te pakken – met dingen die we bereiken.
Daar was ze dan. Golvend haar, lange benen. Vanuit de branding liep ze met trefzekere stappen het strand op, alsof ze net als Aphrodite uit het zeeschuim was verrezen. Alleen droeg Taier, anders dan de naakte liefdesgodin, een kleine blauw-geel-groene bikini. En ik weet niet of Aphrodites eerste woorden ergens zijn vastgelegd, maar ik verwacht dat ze niet het Oudgriekse alternatief voor „Hey lekker ding” zijn geweest*.
Het leek me om meerdere redenen goed om vandaag over MTV’s Ex on the Beach: Double Dutch te schrijven. De eerste is een praktische: buiten mag het dan af en toe nog herfst zijn, op tv is het alvast zomer, wat betekent dat de keuze niet reuze is. Ik zou elke dag kunnen schrijven over wat Wierd Duk nu weer heeft gezegd in Nieuws van de Dag (SBS6) – dinsdag mocht hij bijvoorbeeld zonder enig weerwoord verkondigen dat GroenLinks-PvdA voor een deel uit gevaarlijke antisemieten bestaat en werd hij bijgevallen door Dilan Yesilgöz – maar ik betwijfel of de wereld daar echt beter van wordt. Dan komt het voor de afwisseling goed uit dat Videoland nu elke dinsdag een nieuwe aflevering van Ex on the Beach online knalt.
De tweede reden is eerder ideologisch van aard: ik geloof dat in een gezonde samenleving iedereen op z’n minst een vaag idee moet hebben van wat zich op MTV afspeelt. In het kader van verbinding enzo. Ook het deel van de NRC-lezers dat liever Het Uur van de Wolf-documentaires kijkt, kan als het aan mij ligt niet zomaar de ogen sluiten voor Ex on the Beach: Double Dutch.
Wel ben ik bereid een concessie te doen om iedereen in dit stuk binnenboord te houden. Ik denk hierbij aan de klacht van een lezer, misschien een jaar geleden, over het gebruik van het woord ‘pijpen’ in een artikel. Als ik het me goed herinner vond de lezer dit geen passende term om bij het ontbijt tot zich te nemen. Voor de lezersmagen die ’s ochtends nog geen pittige taal kunnen verdragen, zal ik mogelijk aanstootgevende woorden in de rest van deze tekst daarom vervangen door willekeurig gekozen ontbijtproducten.
Terug naar Taier. Zij was de ex van Destiny, maar signaleerde direct een andere vrouw wier [KNÄCKEBRÖD] ze naar eigen zeggen wel wilde likken. Dat mag allemaal in de Ex on the Beach-villa, waar een groepje permanent halfnaakte singles verblijft. Bij het strand naast de villa spoelen telkens exen aan. Zij brengen het nodige drama met zich mee, zodat er een vakantie vol opbloeiende liefdes, jaloerse momenten en scheefschaatserij ontstaat.
Volwassenencontent
Dat was althans ooit het idee achter het programma. Na een boel seizoenen in allerlei talen (waaronder Deens, Mexicaans en Russisch) weten de kandidaten precies hoe ze hun deelname optimaal kunnen benutten. Onder hun naam verschijnen ook steeds hun Instagram- en TikTok-account in beeld, en als je ze daar opzoekt vind je doorgaans een verwijzing naar hun OnlyFans-account. Meedoen aan Ex on the Beach lijkt vooral een manier geworden om reclame te maken voor je eigen ‘volwassenencontent’.
Dat gold ook voor Taier. Zij deed voor de tweede keer mee en begreep meteen wat haar te doen stond. Ze nam twee vrouwen en twee mannen mee naar een speciale ‘love mansion’, waar de camera’s een orgie in de jacuzzi vastlegden. Achteraf vatte een van de deelnemers het zo samen: „Gisteravond, dat was gewoon… [KANEELBROODJE] likken, bodyshots, [SANDWICHES] likken, blote [MUESLIREEP], grote [PISTOLET]. We gingen volop los!”
Zelfs trouwe kijkers hadden moeite met deze escalatie: de online redactie van Shownieuws (SBS 6) was er vlot bij en citeerde socialmediagebruikers die de jaccuzibeelden liever niet hadden gezien. Ik had ze liever ook niet gezien, en u had er waarschijnlijk liever niet over gelezen. Zo delen we op deze mooie woensdag allemaal een ervaring. Dat is wat MTV ons brengt: een heel klein beetje gemeenschapszin.
*Ik hoor het graag als iemand me hier uitsluitsel over kan geven.