Henk van Gelder: geliefd recensent en biograaf, met eindeloze kennis van musical en cabaret

Henk van Gelder, NRC’s gedreven recensent van cabaret en musicals, was de rustige collega die kon uitbarsten in een half vergeten liedje, bijvoorbeeld ‘Zoek de zon op’ van Lou Bandy. Hij kende alle coupletten en schiep kennelijk plezier in de rare woorden (de „mahoniehouten huid”). Een geslaagde imitatie van Bandy’s nasale stemgeluid leverde hij erbij. En nu is Henk van Gelder gestorven, in de nacht van zaterdag op zondag in een hospice in zijn woonplaats Amsterdam. Hij was al een tijd ziek. Hij werd 79 jaar.

Als jonge jongen in het Noord-Hollandse Andijk, zijn geboorteplaats, interesseerde Van Gelder zich al heftig voor de wereld van showbizz. Via een paar tv-recensies in De Waarheid en ingezonden brieven in Het Vrije Volk bemachtigde hij in 1965 een plek bij de kunstredactie van Het Parool. Daar interviewde hij iedereen uit de amusementswereld die hij maar wist te benaderen, maar hij wilde meer, namelijk zijn mening over hun werk opschrijven. In 1981 werd hij door een adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad aangetrokken als vast recensent van cabaret, een tak van theater die, vertelde Van Gelder, door menigeen werd bezien als „kleinburgerlijk”. Hij veroverde op de kunstpagina een eigen winkel, die hij gaandeweg uitbreidde met de musical. Aan de zijde van zijn Engelse geliefde Sue Baker voedde hij in Londen regelmatig zijn liefde voor en kennis van dat genre (en ging hij op visite bij Cynthia Lennon, want met de eerste vrouw van ‘Beatle’ John was hij bevriend – maar dat terzijde).

Henk van Gelder met Joop van den Ende bij de presentatie van ‘Joop van den Ende, de biografie’. Foto Bas Czerwinski/ANP Kippa

Onverdroten bewonderend

In Nederland groeide een musical-traditie terwijl ook cabaret steeds belangrijker werd – en Henk van Gelder groeide gretig mee. Hij ontwikkelde zich tot een geliefde en gerespecteerde recensent. Zijn stijl was achteloos diepgravend, persoonlijk, vol kennis van zaken en onverdroten bewonderend. Vaak schreef hij mild, soms mistroostig of zelfs kortaf, alsof het gebrek aan kwaliteit hem als een graat in de keel stak. Kwam een cabaretier hem vervolgens over zijn recensie kapittelen, dan antwoordde hij: ik schrijf niet voor jou, ik schrijf voor de lezer. En was de kous af.

Naast duizenden stukken voor ‘de krant’, schreef Van Gelder biografieën. Die documenteerde hij stevig, hij vlooide graag door knipselmappen en archieven. Dankzij zijn neus voor goeie anekdotes werden ze lekker leesbaar. Het begon in 1994 met een biografie van cabaretier en tekstschrijver Jaap van de Merwe: De vriendelijkste kerel van de wereld. Er volgden er vele, onder anderen over Wim Sonneveld, Willem Ruis, Louis Davids, Kees Brusse, Toon Hermans, Adèle Bloemendaal. Een saluut aan Bram Vermeulen, van Neerlands Hoop. En het verhaal van een ongekend openhartige Joop van den Ende (2012). Hoogtepunt was zijn biografie van Simon Carmiggelt (1999). Minutieus uitgezocht, liefderijk, waar nodig onbarmhartig, en tevens een raak portret van de Amsterdamse bohème.

‘Medewerker oude-doos’

En alsof er in een dag geen 24 maar 48 uur zitten, vond Van Gelder ook nog de tijd om allerlei non-fictie-boeken te schrijven over onderwerpen die zijn pad kruisten en hem meesleepten, zoals The Beatles in Holland (1989, met Lucas Ligtenberg) en De Schnabbeltoer (2005) over amusementsartiesten in de periode van de Wederopbouw. En toen hij zich had afgevraagd waar toch die beroemde reclameslogans vandaan kwamen, leidde dat tot een van zijn leukste boeken, De rokende schoorsteen (1996). Onderwerp: het „literair variété” van onder meer Kees van Kooten als ontwerper van ‘Te kust en te kleur’ voor verffabriek Sikkens en Annie M.G. Schmidt als auteur achter ‘Waar zou ik weze/ zonder mayoneze’ voor Calvé.

Henk van Gelder zat ook na zijn pensioen graag op de redactie te „tikken” zoals hij dat noemde. ’s Avonds schreef hij de recensie voor de volgende dag, overdag schreef hij de rest. En tussendoor vermaakte hij zijn collega’s met smakelijke verhalen van hun „medewerker oude-doos” zoals hij zichzelf betitelde, en kon wie dat maar wilde, profiteren van zijn eindeloze expertise.