Heel Engeland danst op jungle: wiebelige bassen en de eindeloze vijf seconden van een oud soulnummer

In een studio in Atlanta neemt de soulband The Winstons begin 1969 een liedje op. Het heet ‘Color Him Father’ en het zal hen later dat jaar een Grammy-award opleveren. Maar vergeet die hit. Voor de muziekgeschiedenis is het oneindig veel belangrijker wat er op de B-kant van dat singletje kwam. Die dag speelde de band snel nog een instrumentale versie van de gospelklassieker ‘Amen, Brother’ in. Na 1 minuut en 26 seconden speelt drummer Gregory Coleman een snelle break. Ongeveer vijf seconden zijn vier maten lang alleen zijn felle drums te horen.

Een kwart eeuw later zou die break plotseling overal opduiken, op feesten in fabriekshallen, clubs en ook al snel in hitlijsten. Eerst werd de tegenwoordig wereldberoemde ‘amen break’ ontdekt door producers van hiphop, vroege rave en house. Maar al snel wordt die vooral populair in huisstudio’s van een aantal Britse muzikanten die Colemans drums verknippen en plakken tot onnavolgbaar drukke en harde breakbeats. Jungle is geboren en heel Engeland danst erop.

Waar komt het vandaan?

Groot-Brittannië dus. Naast Londen kwamen ook uit de underground muziekscene van Bristol muzikanten voort als Roni Size, DJ Die en DJ Krust, die jungle naar een groter publiek brachten. Bristol is een havenstad met een koloniale geschiedenis. Cruciaal voor jungle is de invloed van reggae en dub uit de Britse ex-koloniën, want terwijl breakbeats al gebruikt werden in house en rave, waren het vooral die wiebelige en diepe baslijnen van Jamaicaanse soundsystems die een vreemde loomheid gaven aan de supersnelle jungledrums.

Hoe klinkt het?

Het is niet bedoeld voor tere trommelvliezen. Jungle kan chaotisch klinken. De breakbeats, vaak gesampled van korte intermezzo’s in soul en funk, zijn nu het dragende en versnelde ritme. Beats lijken over elkaar heen te buitelen en dan plots weer te vertragen. Jungle wordt ook wel het Britse antwoord op hiphop genoemd. Soms klinkt er rap over de beats, maar vaak ook de Jamaicaanse variant daarvan – toasting. Als genre van de vroege jaren negentig heeft het ook veel elementen uit Britse rave, vaak met spacy synthesizergeluiden. Melodie is ondergeschikt aan drums en bassen: we hebben het hier over voer voor de dansvloer.

Na de eerste jaren ontstaat naast jungle de toepasselijk genaamde subvariant ‘drum & bass’. Vaak lopen de twee termen door elkaar, maar puristen zien drum & bass als cleaner en synthetischer, terwijl jungle juist altijd een beetje rommelig klinkt, rauwer is en meer vasthoudt aan de onvoorspelbare baslijnen van dub, dancehall en tweedehands-apparatuur.

Naar wie moet ik luisteren?

Eerst maar eens even die Amen-break dus, die volgens de website Whosampled.com in bijna 7.000 andere liedjes is gebruikt. Maar voor de echte jungle moeten we te rade gaan bij pioniers als Lennie De Ice, bij wie de overgang van rave naar jungle goed hoorbaar is. Al snel komen er Britse dance-pioniers die soms zelfs hits weten te scoren. Denk aan Goldie, LTJ Bukem, 4Hero en Roni Size. Die laatste maakt met Reprazent in 1997 een album, New Forms, dat je als jazzy gestileerd hoogtepunt van de breakbeat kunt zien, maar dat tegelijk ook de rommelige DIY-jungle definitief terug naar obscuriteit verwijst. De cleanere variant drum & bass blijft populair tot in de jaren 2000.

Jungle lijkt juist op dit moment weer aan een kleine revival bezig, met vooral de Britse twintiger Nia Archives in het oog van de storm. Ze stond onlangs nog op Best Kept Secret waar een volle tent haar razendsnelle breaks en dubbassen probeerde bij te houden. Met nog altijd de drums van de Winstons Brothers als belangrijke bouwstenen.