Heeft Lahav Shani zich al onsterfelijk gemaakt in Rotterdam?

Recensie

Muziek

Rotterdams Philharmonisch Het is niet pluis in ‘Blauwbaards burcht’, met die zeven gesloten deuren. En tóch wil Judith het geheim van elke deur weten. Het Rotterdams Philharmonisch gaf een sterke uitvoering van Bartóks broeierige opera.

Lahav Shani voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest op 24 februari.
Lahav Shani voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest op 24 februari.

Foto Eduardus Lee

Sneller dan gehoopt moet het Rotterdams Philharmonisch weer op zoek naar een nieuwe chef-dirigent. Lahav Shani, die in 2018 als eindtwintiger een droomstart had in Rotterdam, gaat vanaf september 2026 aan de slag bij de Münchener Philharmoniker, terwijl hij ook zijn orkest in Jeruzalem aanhoudt. Vlak voor de corona-uitbraak verlengde Shani nog in Rotterdam, tot en met seizoen 2025-2026, en daar blijft het dus bij. Acht jaar is natuurlijk een respectabele tijd, korter dan voorganger Valery Gergiev (1995-2008), bijna vergelijkbaar met Yannick Nézèt-Seguin (2008-2018). Toch lijkt het wat kort, mede door de pandemiepauze. Maar wie weet: Yannick accelereerde juist in zijn laatste Rotterdamse jaren naar internationaal sterrendom. Gevoelsmatig heeft Shani zich nog niet onsterfelijk gemaakt.

Wat niet wegneemt dat hij ook vrijdag weer uitstekend leidde in een origineel Hongaars programma. Shani gaf eerder al blijk van affiniteit met de muziek van Bartók. Diens enige opera, Hertog Blauwbaards burcht, is een broeierige eenakter die je eigenlijk maar zelden hoort – al gaf vorig jaar toevallig het Nationaal Jeugdorkest er ook een prachtige voorstelling mee.

Met een uur is de opera net te kort om een avond te vullen, en hij laat zich ook moeilijk combineren. Daarop verzon men in Rotterdam een list. Bij wijze van ouverture speelde het orkest in grote bezetting het legendarische Atmosphères (1961) van de eigenzinnige modernist György Ligeti, een baanbrekend werk waarmee hij een totaal nieuwe manier van componeren introduceerde. Atmosphères is hypergedetailleerd genoteerd, maar bereikt het oor als een grandioze balg van klank: een serie traag aanzwellende donderwolken, uiterlijk roerloos, maar vanbinnen bruisend. Vanaf het eerste monumentale clusterakkoord trof Shani een goede balans. Hij liet de blazers snerpend opstijgen in het ijle niets en de bassen afgrondelijk ronken.


Lees ook: ‘Lahav Shani stopt als chef-dirigent in Rotterdam en stapt over naar München

Zeven gesloten deuren

De unheimische sfeer, op een donker podium met alleen een stoffige spot op Shani, bleek een naadloze opmaat naar de duistere burcht van Blauwbaard en Bartóks verrukkelijk veelkantige muziek. Het verhaal, gebaseerd op het sprookje van Charles Perrault, krijgt in de versie van librettist Béla Balázs een psychologische twist. Blauwbaards nieuwe vrouw Judith kent de geruchten over zijn eerdere vrouwen en wil per se achter de zeven deuren kijken die Blauwbaard voor haar gesloten houdt. Hij vraagt haar telkens of ze niet terug wil, naar haar familie en verloofde, maar Judith blijft – zelfs als ze de martelkamer achter de eerste deur heeft gezien.

Mezzo Claudia Mahnke en bariton Johannes Martin Kränzle zongen uit het hoofd en vertolkten hun karakters met verve. Aanvankelijk wat stereotiep: Judith als emotionele vrouw, heen en weer geslingerd tussen nieuwsgierigheid en liefde; Blauwbaard stug, nors, stoïcijns. Juist de trage, bijna statische spanningsboog (een mooie parallel tussen de werken van Ligeti en Bartók) zou hier baat hebben gehad bij de scherpe blik van een regisseur. Ook toomde Shani het orkest te weinig in, zodat Mahnke en Kränzle – geen kleine stemmen – moeite hadden het publiek te bereiken.

Maar naarmate er meer deuren opengingen (elk met een eigen kleur in het lichtplan van Paul van Laak) en het noodlot onafwendbaar werd, groeide de chemie tussen de geliefden en verbeterde ook de afstemming met het orkest. De extatische voor-apotheose, wanneer Judith vijf deuren heeft geopend en een manische Blauwbaard nog gelooft dat dat wel genoeg zal zijn, was prachtig. Het tranenmeer achter de zesde deur boorde voelbaar alle hoop de grond in. De aanloop naar de laatste deur, waarachter Judith allang Blauwbaards eerdere geliefden vermoed, was ijzersterk: onderkoeld, onheilszwanger én ontroerend. Als die vrouwen nog blijken te leven wordt Blauwbaard pas écht eng.

Mezzo Claudia Mahnke en bariton Johannes Martin Kränzle zongen ‘Hertog Blauwbaards burcht’ van Béla Bartók uit het hoofd.

Foto Eduardus Lee


Lees ook de recensie: ‘Lahav Shani geeft blijk van fijne Bartók-antenne



Klassiek Bekijk een overzicht van onze recensies over klassiek