Hans Wiegel: het orakel uit Ljouwert was nooit echt weg uit Den Haag

Begin 1982 nam een pas veertigjarige Hans Wiegel voor het eerst afscheid van het Haagse Binnenhof. Sindsdien is Den Haag afscheid van hem blijven nemen. Want weg was het op 83-jarige leeftijd overleden erelid van de VVD nooit. Opvallend aanwezig daarentegen des te meer. En altijd op persoonlijke titel, zoals hij zelf graag benadrukte.

Hans Wiegel was de man die pretendeerde te weten wat ‘de mensen in het land’ ervan vonden. Altijd in de publiciteit met twee vaste ingrediënten: het ‘gezond verstand’ en het adagium dat het allemaal natuurlijk wel gezellig moest blijven.

De student politieke wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, leergierige zoon van een meubelmaker in de Jordaan, klopte in 1961 op twintigjarige leeftijd aan bij de JOVD, de jongerenorganisatie van de VVD. Daarna volgde een komeetachtige carrière, maar in zekere zin is hij zijn leven lang een student gebleven. Verslaafd aan het politieke spel dat hij tot in het uiterste beheerste; niet iemand van de grote ideologische verhalen of vergezichten. Beetje bluffen, beetje gokken, beetje pesten, beetje provoceren, dat was de stijl van Hans Wiegel, waar hij zichtbaar van kon genieten. Én, ook niet onbelangrijk voor hem, waarmee hij in de publiciteit bleef.

Wiegel paste volledig in het gepolariseerde politieke klimaat van het tijdperk dat de plaats had ingenomen van de bedompte en autoritaire jaren vijftig en zestig. Aan de linkerkant was er Joop den Uyl van de Partij van de Arbeid, aan de rechterkant Hans Wiegel van de VVD. Ze waren elkaars slijpsteen. Daar tussenin: drie confessionele partijen die in het verbale geweld wanhopig en tevergeefs probeerden het hoofd boven water te houden.


Lees ook

Het geheim van Hans Wiegels succes

Wiegel als vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet Van Agt I (1977-1981).

Talent

Dat het JOVD-lid Wiegel een politiek talent was had de toenmalige VVD-top al snel door en bovendien ook aan den lijve ondervonden. Toen de partijleiding in 1964 bij monde van bestuurslid Harm van Riel intern had laten doorschemeren de subsidie aan de JOVD stop te willen zetten vanwege hun kritiek op de Tweede Kamerfractie, ontpopte Wiegel zich als een uiterst geslepen politicus. Tijdens een openbare partijvergadering hekelde hij als JOVD-bestuurslid de partijleiding van de PvdA die volgens hem de subsidie aan hun jongerenbeweging wilde beëindigen. „Dat zou bij ons nooit gebeuren”, zei Wiegel onder luid applaus van de aanwezigen.

Daarmee had hij zijn eigen partijbestuur klemgezet. „Dat was hondsbrutaal, maar uw centen hebt u binnen”, zei Van Riel na afloop tegen Wiegel. Het was het begin van een innige band tussen de twee.

De JOVD bleek een goede voorbereiding op het werk in Den Haag. In 1967 werd Wiegel op 25-jarige leeftijd het jongst gekozen Nederlandse Tweede Kamerlid tot dan toe. Last van bescheidenheid had de parlementaire benjamin, die zich graag met sigaar liet fotograferen, niet. „Hoe feller het debat, hoe mooier ik het vind. Ik leef erop. Ik heb de pest aan dat in- en uitpraten, dat zeurderige gebabbel”, zei hij in één van zijn eerste interviews als Kamerlid namens de VVD.

Hans Wiegel in Den Haag als erevoorzitter van de JOVD, de jongerenorganisatie van de VVD. Met JOVD-voorzitter Matthijs van de Burgwal.

Foto Evert-Jan Daniels / ANP

Straatvechters

Wiegel kreeg in de Tweede Kamer de portefeuille volkshuisvesting, het was in die tijd hét terrein voor politieke straatvechters. Aan het houden van inhoudelijke verhalen over woningbouwprogramma’s had Wiegel weinig behoefte, als hij in zijn bijdragen de PvdA maar kon dwarszitten.

Toen na de verkiezingen van 1971 VVD-leider Molly Geertsema naar het kabinet-Biesheuvel vertrok, werd Wiegel unaniem gekozen tot fractievoorzitter. Dat gebeurde onder andere op voorspraak van Harm van Riel, de uitgesproken conservatieve fractievoorzitter van de VVD in de Eerste Kamer. „Wat wij nodig hebben is een hyperintelligente Koekoek met verantwoordelijkheidsgevoel, maar die de taal van de massa spreekt”, schreef deze in een interne partijnotitie. De nieuwe leider moest volgens hem „kiezers lokken door in te spelen op hun onbewuste emotie – angst voor het socialisme, angst voor verandering”. Dat was Wiegel wel toevertrouwd.

Voor de ‘oude politiek’ was de ronkende taal van Wiegel nog even wennen. De „jongeheer Wiegel”, noemde premier Barend Biesheuvel (ARP) hem consequent met dedain.

Voor de ‘oude politiek’ was de ronkende taal van Wiegel wennen. De ‘jongeheer Wiegel’, noemde premier Biesheuvel hem consequent met dedain

Als gevolg van de snelle val van dat op vijf partijen steunende kabinet kon de 31-jarige Wiegel reeds ruim een jaar later als lijsttrekker de verkiezingen in. De kiesgerechtigde leeftijd was verlaagd van 21 naar 18 jaar. Met Wiegel lonkte de VVD naar de nieuwe kiezersgroep. „Jeugd stemt jeugd”, adverteerde de partij. Hoewel jeugd? Ook toen al liep Wiegel niet, hij schreed.

Eind 1972 moest Wiegel het bij de eerste verkiezingen onder zijn lijsttrekkerschap doen met slechts één zetel winst. Bovendien werd zijn VVD naar de oppositie verbannen omdat het kabinet-Den Uyl ging regeren. Maar het gevolg was wel dat een gouden tijd voor Wiegel aanbrak als oppositieleider. Reeds drie dagen na de beëdiging van dat kabinet, in mei 1973, stond Hans Wiegel met een advertentie op de voorpagina’s van de dagbladen. „De VVD is nu nog de enige partij die Uw vrije toekomst niet op het spel zet voor een socialistisch avontuur.” De toon was gezet en bij de VVD stroomden de leden binnen. Meer dan 100.000 leden, een ruime verdubbeling, kon de VVD na vier jaar kabinet-Den Uyl noteren.

Spreiding van kennis, macht en inkomen luidde het leitmotiv van ‘het meest linkse kabinet van na de oorlog’. Voor Wiegel was het makkelijk scoren met zijn strijd tegen „de socialistische stokpaardjes” en het „potverteren” door de „vuurrode” regeerders. Van de haast permanente onderlinge verdeeldheid in het kabinet maakte hij dankbaar gebruik. Dan ging hij weer tekeer tegen de „kissebissende” ministersploeg die „rollebollend” over straat ging.

Foto Vincent Mentzel

Le Bistroquet

De zalen waar Wiegel sprak zaten bomvol. Soms debatteerde hij met zijn tegenstrever Joop den Uyl vanwege de overweldigende belangstelling twee keer op een avond. uit die tijd dateert ook de nadien eindeloos herhaalde oneliner van Wiegel „Sinterklaas bestaat, daar zit hij”, terwijl hij op Den Uyl wees.

Bij de verkiezingen van 1977 bezorgde Wiegel de VVD het recordaantal van 28 zetels, maar desondanks leek zijn partij opnieuw genoegen te moeten nemen met de oppositie. De PvdA was veruit de grootste partij geworden en onderhandelde met D66 en het toen net gevormde CDA over voortzetting van het kabinet-Den Uyl.

Na een half jaar van uiterst moeizame gesprekken werden de partijen het toch niet eens en ging CDA-leider Dries van Agt het met de VVD proberen. Wiegel kleineerde Van Agt niet zoals de PvdA dat deed, maar respecteerde hem. Volkomen suf onderhandeld door de PvdA trof de CDA-leider bij Wiegel een warm bad aan. Illustratief is de beroemde, georkestreerde foto die tijdens de onderhandelingen werd gemaakt in het Haagse restaurant Le Bistroquet waarbij Van Agt en Wiegel ontspannen tegenover elkaar zaten met ieder een glas wijn voor zich. Daar zaten „paap en smulpaap”, zei cabaretier Wim Kan later.

Niet het tweede kabinet-Den Uyl omringde in december 1977 koningin Juliana op de trappen van paleis Soestdijk, maar het eerste kabinet-Van Agt met Hans Wiegel als vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken.

Het land zou weten dat Wiegel er als minister zat. In die jaren werd de zaterdag voorafgaand aan Prinsjesdag, de formele opening van het parlementaire jaar, de zitting van het parlement door de minister van Binnenlandse Zaken met een kleine bijeenkomst in de Ridderzaal gesloten. Maar Wiegel maakte er een groots spektakel van zoals dat in de jaren vijftig en zestig ook gebeurde. In een door twee paarden getrokken koets liet hij zich van paleis Lange Voorhout naar de Ridderzaal brengen. ‘In vol ornaat en begeleid door een groot aantal politiemanschappen met getrokken sabels en gepoetste helmen verscheen Wiegel voor de Commissie van in- en uitgeleide en dankbaar knippende fotografen’, meldde het fotobijschrift in NRC Handelsblad.

Kroningsoproer

Het kabinet-Van Agt-Wiegel dat beloofde te gaan „puinruimen” nadat in de vier jaar daarvoor onder Den Uyl ‘de verbeelding aan de macht’ was geweest, liet in 1981 toen het was vertrokken nog meer puin achter: hogere werkloosheid, hoger financieringstekort, hogere inflatie. Minister Frans Andriessen van Financiën (CDA) die begin 1980 het beleid vanwege onvoldoende bezuinigingen zag ontsporen, trad om die reden tussentijds af. Maar ‘hardliner’ Wiegel bleef met zijn VVD-ministers zitten. Opstappen zou hebben geleid tot een kabinetscrisis met als gevolg dat er nog minder was bezuinigd, meende Wiegel. „Wij kozen in belang van het land voor doorgaan”, zei hij.

Als vakminister liet hij weinig achter. Zijn ministerschap kenmerkte zich door veel niet dan wel half afgemaakte plannen zoals de grootscheepse herschikking van de bestuurlijke herindeling van Nederland waar uiteindelijk niets van over bleef. In zijn hoedanigheid van minister van openbare orde kreeg Wiegel op 30 april 1980 te maken met het ‘kroningsoproer’ in Amsterdam, waarbij honderden gewonden vielen. Krakers liepen te hoop tegen de inhulding van koningin Beatrix op de Dam. ‘Geen woning, geen kroning’ riepen zij al weken voorafgaand aan de troonswisseling.

In 1980 overviel Wiegel een groot persoonlijk drama toen zijn vrouw Jacqueline, moeder van hun twee jonge kinderen, bij een verkeersongeluk om het leven kwam

Wiegel liet op zijn beurt weten dat het een „feestelijke dag” moest worden. „Elementen die zouden proberen die dag te maken tot een dag van rellen, kan ik niet aanvaarden”, sprak hij dreigend. Olie op het vuur, werd naderhand geconstateerd. De woorden van de minister hadden „zeker ook bijgedragen aan een gevoel van wrevel”, zei het Tweede Kamerlid Wessel Tuinstra (D66). „Opgelegde feestelijkheid kan nooit een succes worden.”

Tijdens zijn ministerschap overviel Wiegel in 1980 een groot persoonlijk drama toen zijn vrouw Jacqueline, moeder van hun twee nog jonge kinderen en met wie hij een celebrity-echtpaar vormde, bij een verkeersongeluk om het leven kwam. Een kwart eeuw later gebeurde hetzelfde. Toen verongelukte zijn tweede vrouw Marianne, de zuster van Jacqueline, op de A28. Een krankzinnige tragedie, maar naar buiten toe bleef Wiegel zichzelf. „Je moet door” zei hij in 2022 in een tv-portret over hem. „Ik ben altijd mijzelf gebleven, dat helpt.”

Bij de verkiezingen van 1981 verloor de coalitie van CDA en VVD zijn meerderheid. Het CDA ging noodgedwongen met PvdA en D66 regeren en Hans Wiegel werd opnieuw oppositieleider. Maar wel een opvallend mildere dan voorheen. „Mijn fractie vindt dit kabinet niet de beste vertaling van de verkiezingsuitslag”, zei Wiegel bij het debat over de regeringsverklaring. Dat klonk toch anders dan „de rode drie die het aanzien van de politiek hebben geschaad”; de woorden waarmee hij acht jaar eerder het kabinet-Den Uyl had verwelkomd.

Hans Wiegel was de man die pretendeerde te weten wat ‘de mensen in het land’ ervan vonden.

Foto Frank Ruiter

Orakel

Lang bleef Wiegel dan ook niet in zijn nieuwe rol. In het voorjaar van 1982 werd hij benoemd als commissaris van de koningin in Friesland. De reacties in de provincie waren negatief. Op de voorkeurslijst stond een andere naam. Linkse partijen hadden het over „het lozen van een schadelijke afvalstof uit de Randstad”.

Bij Wiegels afscheid van de Tweede Kamer sprak voorzitter Dick Dolman de profetische woorden: „Ik houd ernstig rekening met jouw terugkeer.” Hans Wiegel verhuisde weliswaar naar het Noorden maar de deur naar Haagse politiek werd niet volledig door hem dichtgetrokken. Integendeel. In Leeuwarden ontwikkelde hij zich al als ‘Orakel van Ljouwert’ dat zich volop met de landelijke politiek, maar vooral ook met zijn VVD bemoeide. De VVD diende niet met de PvdA „te flirten”, de VVD diende het CDA niet te veel voor het hoofd te stoten.

Telkens weer was de ondertoon dat een eventuele terugkeer naar Den Haag niet moest worden uitgesloten. In 1986 was het bijna zover toen VVD-fractieleider Ed Nijpels Wiegel voordroeg als opvolger van de overleden minister van Binnenlandse Zaken Koos Rietkerk. Het ging niet door. Provinciale Staten van Friesland verzetten zich tegen een constructie waarbij Wiegel tijdelijk zou vertrekken.

Bolkestein

In 1993 circuleerde zijn naam opnieuw in Den Haag. Een aantal ‘partijbaronnen’ zoals de invloedrijke voorzitters van de regionale afdelingen toen werden genoemd, wilden Wiegel als lijsttrekker hebben bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1994. Het voormalige stemmenkanon zou het volgens hen beter doen dan de ‘intellectuele’ en afstandelijke Frits Bolkestein die in 1990 als fractieleider was aangetreden van de op dat moment dolende VVD.

Maar de partijleiding blokkeerde Wiegels terugkeer en koos voor Bolkestein. „Het zou waarschijnlijk wel hebben gescheeld als ik lijstaanvoerder was geworden”, mijmerde Wiegel begin 1994 tegenover het dagblad Het Parool. Daarmee onderschatte hij de electorale kracht van Bolkestein. Want bij de verkiezingen enkele maanden later, bezorgde lijsttrekker Bolkestein de VVD een winst van negen zetels waarmee de partij op 31 zetels kwam: drie zetels meer dan het record van Wiegel uit 1977.

In Leeuwarden ontwikkelde hij zich tot ‘Orakel van Ljouwert’, dat zich volop met de landelijke politiek, maar vooral ook met de VVD bemoeide

Datzelfde jaar (1994) vertrok Wiegel dan toch echt uit Friesland. Van de reserves waarmee hij in 1982 was onthaald, bleek twaalf jaar later weinig meer over. Hij werd voorzitter van het KLOZ, de organisatie van particuliere ziektekostenverzekeraars die kort daarna fuseerde met de vereniging van ziekenfondsen (VNZ) en met Wiegel aan het roer verder ging als Zorgverzekeraars Nederland.

Die functie was goed te combineren met het lidmaatschap van de Eerste Kamer waarvan hij overwoog, zoals hij via de krant kenbaar maakte, zich te kandideren. In 1995 werd hij inderdaad in de Eerste Kamer gekozen. Daar maakte hij vier jaar later naam door zijn cruciale tegenstem bij het in het regeerakkoord van PvdA, VVD en D66 overeengekomen voorstel voor het invoeren van een referendum.


Lees ook

Lees een verslag van de Nacht van Wiegel

Nacht van Wiegel

Het zinderende debat in de Eerste Kamer was Hans Wiegel ten voeten uit. Theatraal en als hoofdrolspeler met alle aandacht op hem gericht wist hij tot op het laatste moment de spanning er in te houden. De in de eindfase van het debat opgetrommelde premier Wim Kok dacht dat Wiegel ‘om’ was toen deze onder de woorden „Dank voor het gesprokene” hem opzichtig en onder het geklik van fotocamera’s een hand gaf.

Het tegendeel bleek het geval. Wiegel stemde als enige van de VVD-fractie ’s nachts om tien voor half twee tegen. De volgende dag zegde D66 de steun aan het paarse kabinet op en was een – naar achteraf bleek kortdurende – kabinetscrisis een feit.

Tot ieders verrassing kondigde Wiegel in maart 2000 al weer zijn vertrek aan als Eerste Kamerlid. Het lidmaatschap van de senaat conflicteerde met zijn andere banen bij onder andere de ziektekostenverzekeraars en het Centraal Brouwerijkantoor, zei hij op een vanzelfsprekend, want Wiegel, drukbezochte persconferentie.

De lauwe reacties uit de partij op zijn vertrek waren veelzeggend. „Wiegel is een alleenstaande olifant geworden”, merkte een anonieme minister van VVD-huize op. De koude schouder was pijnlijk voor hem. „Wiegel gaat weg. Met heel veel publiciteit, maar in feite heel eenzaam”, schreef NRC Handelsblad die week in een commentaar.

Populistische revolte

Natuurlijk was Wiegel ook toen nog niet weg. Integendeel. De populistische revolte diende zich aan. De door Wiegel zo vaak aangehaalde ‘mensen in het land’ deden steeds meer van zich horen. Pim Fortuyn was in 2002 hun leidsman – ondertussen bewonderend gadegeslagen door een inmiddels zestigjarige Wiegel. Ze spraken elkaar regelmatig.

Tien jaar nadat Fortuyn was vermoord zei Wiegel in interviews dat Fortuyn hem had gepolst om premier te worden als er een kabinet van LPF, VVD en CDA zou worden gevormd. Het liep anders. Bij de verkiezingen van 2002 kwam het CDA als grootste uit de bus; hun leider Jan-Peter Balkenende werd minister-president. Wiegel bleef in zijn eigen gebouwde coulissen.

Na Fortuyn en het ineenstorten van zijn nalatenschap diende zich iemand anders aan op populistisch rechts: Rita Verdonk en haar beweging Trots op Nederland. Eerder was zij in 2006 binnen de VVD tevergeefs de strijd aangegaan met Mark Rutte om het leiderschap van de partij. Een strijd waarbij Wiegel zich aan de kant van Verdonk schaarde.

Een afscheidsreceptie voor Wiegel als VVD-fractieleider, in de Haagse Ridderzaal, in gesprek met de eeuwige opponent Joop den Uyl.

Foto Dick Coersen

Rutte, Verdonk, Baudet

Onder leiding van Mark Rutte maakte de VVD een forse groei door en werd in 2010 de grootste partij. Voor het eerst mocht de partij de premier leveren, in de persoon van Rutte. Wiegel was vol lof over hem en het programma waarmee hij campagne had gevoerd. Rutte werd premier van een kabinet met behalve de VVD ook steun van PVV en CDA waarbij volgens hem „rechts zijn vingers kan aflikken”. Wiegel zag dat het goed was. Maar het ging niet goed. De PVV haakte af.

Toen Rutte na de vervroegde verkiezingen van 2012 met de PvdA in zee ging, liet Wiegel weer als vanouds van zich horen. Het kabinet dreigde maatregelen te nemen die „nog nivellerender waren dan ten tijde van het kabinet-Den Uyl”, waarschuwde hij.

Ondertussen had zich op de rechterflank alweer een luidruchtig iemand gemeld: Thierry Baudet, nog niet eens geboren toen Wiegel de Haagse politieke arena in 1982 verliet. „Vrolijk, pienter, iemand die zichzelf conservatief durft te noemen”, oordeelde Wiegel. In een ingezonden brief in NRC liet hij weten Baudet graag eens te ontmoeten. Niet lang daarna verscheen in de pers een foto van Wiegel en Baudet in exact dezelfde setting als de beroemde foto uit 1977 van een dinerende Wiegel en Van Agt. Het was niet de opmaat voor een kabinet, maar wel werd Wiegel in 2019 op verzoek van Baudet informateur in de provincie Zuid-Holland om een bestuurscollege te vormen. Een poging die mislukte.

Wiegel bleef op zijn vertrouwde wijze actief langs de zijlijn. Via zijn wekelijkse column in de Telegraaf dan wel optredens voor radio en tv spoorde hij het kabinet dan wel zijn partij aan geen ‘gekke dingen’ te doen en niet door te gaan met die „klunzige” klimaatregelen zoals een verlaging van de maximumsnelheid naar 100 kilometer per uur. En ja, premier en VVD-leider Mark Rutte moest na vier kabinetten eens aan stoppen denken.


Lees ook

Lees ook een interview met Wiegel uit 2019: ‘Als mijn familie maar zegt: het was een lieve man’

Hans Wiegel: ‘Als  mijn familie maar zegt: het was een lieve man’

Herseninfarct

In september 2019 werd Hans Wiegel getroffen door een licht herseninfarct. Daardoor moest hij verstek laten gaan hij een bijeenkomst waar hem het eerste exemplaar van de (tweede) biografie van Joop den Uyl zou worden overhandigd. Het toonde nog eens dat de tijd van Den Uyl toch ook wel echt tijd van Wiegel was geweest.

Hans Wiegel, in 1967 het jongste Tweede Kamerlid dat het parlement tot dan toe had gekend, groeide in zijn leven uit tot het langstzittende, en immer aanwezige buitenlid. Een aandachtsjunk? Volgens Wiegel was de aanhoudende aandacht voor hem „heel simpel” te verklaren, zei hij in 1991 in een interview met NRC Handelsblad. „Alle kranten hebben een lijstje met onderwerpen voor als het stil is. Nou, daar kijken ze op als het stil is en bij punt 3 staat: Wiegel bellen.”

Ondanks zijn terugkerende aanwezigheid tot ver in de nieuwe eeuw bleef Wiegel toch bovenal de politicus uit de lang vervlogen jaren zeventig

Als hij gebeld werd, zei hij nooit nee. En ook greep Wiegel zelf vaak de telefoon. Om even „ergens op te wijzen” of om „aan iets te herinneren”. In zijn agenda stonden de telefoonnummers van talloze journalisten: van de invloedrijken die in politiek Den Haag werkzaam waren tot society-journalist Thomas Lepeltak van het veelgelezen Stan Huygens-journaal in De Telegraaf.

Ondanks zijn terugkerende aanwezigheid tot ver in de nieuwe eeuw bleef Wiegel toch bovenal de politicus uit de lang vervlogen jaren zeventig. Het was die ‘goede-oude-tijd-van-vroeger’ met zijn gewoontes en gebruiken van vroeger waaraan hij zijn opvattingen altijd weer spiegelde. Het maakte hem voorspelbaar en gaf hem iets tragisch: weer Wiegel over toen. Maar toch wist hij met zijn interventies bij een deel van VVD altijd wel een snaar te raken. Als geen ander wist hij wat gevoelig lag bij de mensen in het land. Jaar in, jaar uit. Natuurlijk wist hij dat. En natuurlijk moest hij dat zeggen. Vond hij zelf. Want Hans Wiegel was nu eenmaal Hans Wiegel. Formeel weg, maar nooit echt weg.

Oud-commissaris van de koningin Hans Wiegel slaat de eerste paal voor de bouw van een stukje wolfwerend hek bij de Friese provinciegrens.

Foto Anjo de Haan