
De zaak
Die avond zou ze naar een feestje gaan, iets leuks doen. Maar terwijl Hanne de auto bestuurt, met haar vriend op de bijrijdersstoel, krijgt ze een stopteken van de politie. Zestig seconden later zet ze de auto aan de kant. „Toen zijn er op mijn schoot een paar ponypacks gevonden”, vertelt ze de rechters. „Die waren voor mijn eigen gebruik, gewoon.”
Een ponypack is een envelopje waar drugs in worden bewaard. De packs op Hannes schoot bevatten in totaal 3,7 gram cocaïne.
Die bewuste novemberavond is alweer dik drie jaar geleden: coronatijd. „Het was toen onder jongeren normaal om drugs te gebruiken. Dus dat deed ik veel”, vertelt Hanne – inmiddels tegen de dertig – gekleed in wit overhemd en beige pantalon.
Dat ze jaren later alsnog voor de meervoudige strafkamer van de Rotterdamse rechtbank moet verschijnen, is omdat het die avond niet bij 3,7 gram blijft. Hanne moet de politie, die haar staande houdt in Rotterdam-Zuid, volgen naar haar woning aan de andere kant van de stad. Daar ziet de politie een zakje met wit poeder op tafel liggen. De rechter-commissaris wordt vervolgens toestemming gevraagd voor een doorzoeking. Dat mag. Het resultaat: een weegschaal met witte poederresten, lege ponypacks, versnijdmiddel, 21.210 euro cash en tientallen grammen drugs.
Met de 9,9 gram verstopt in Hannes ondergoed – ontdekt op het politiebureau– komt de totale hoeveelheid uit op 13 gram cocaïne en 39 gram mdma.
De rechtbank staat voor de vraag: werden die drugs wel op rechtmatige wijze gevonden? Voor de 3,7 gram in Hannes schoot lijkt het antwoord simpel. Ook zonder verdacht gedrag mocht de politie de auto een stopteken geven: Hanne en haar vriend reden in een risicogebied waar preventief fouilleren is toegestaan.
Voor de rest van de drugs is dat niet vanzelfsprekend. „De politie had die woning helemaal niet mogen betreden”, stelt Hannes advocaat Wouter van Bel. Dat vindt ook haar vriend C., die naast haar in het verdachtenbankje zit. Vanwege herleidbaarheid vermeldt NRC diens voornaam niet.
Een monster en een klootzak, zo omschrijft C. de agent die hen aanhield. „Mensen worden met honderd kilo [cocaïne] in de haven gepakt en krijgen geen inval”, fulmineert hij. „Bij ons zien ze drie of vier pakjes. Heb ik gedeald? Hebben ze een transactie gezien?”, vraagt hij retorisch. Pas dan geeft hij gehoor aan de oproep van zijn advocaat: „C. doe eens rustig, jongen.”
Die benadrukt dat voor het binnentreden van een woning een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet moet bestaan. Volgens hem mocht de politie nooit zomaar ervan uitgaan dat, omdat in de auto drugs werden aangetroffen, er in de woning meer aanwezig zou zijn. „Dat maakt het binnentreden onrechtmatig.” Het bewijs uit de woning mag volgens hem daarom niet worden gebruikt. Dat is „fruit of the poisonous tree”, zo verwijst hij naar een strafrechtelijk principe.
Hanne en C. is bezit van drugs, voorbereidingshandelingen voor het overtreden van de Opiumwet en witwassen van 21.120 euro ten laste gelegd. Tijdens het requisitoir blijkt echter dat de officier van justitie witwassen onbewezen acht. Hij plaatst wel vraagtekens bij Hannes verklaring dat het fooi en zwart loon uit horecawerk betrof, maar het strafdossier bevat geen aanwijzingen voor drugsdealen. „En de politie heeft ook niet het vuur uit de sloffen gelopen” om witwassen te bewijzen.
Tot de verbazing van C., die een strafblad heeft maar al jaren op het rechte pad lijkt, eist de officier volledige vrijspraak voor hem. Tegen Hanne zou de officier normaliter een gevangenisstraf eisen. Maar omdat de zaak ruim drie jaar geleden speelde en de berechting plaatsvindt buiten de redelijke termijn van twee jaar, eist hij een taakstraf van 120 uur en geldboete gelijk aan het in beslag genomen geld.
Dat laatste vindt haar advocaat onacceptabel. De officier die witwassen niet bewezen acht, probeert zo „via de achterdeur” alsnog de in beslag genomen 21.120 euro af te pakken.
Het oordeel
De rechtbank vindt niet dat de politie haar boekje te buiten is gegaan door Hannes woning te betreden. Vanwege de 3,7 gram cocaïne op haar schoot en het aanvankelijke negeren van het stopteken, was het redelijk om schuld te vermoeden.
Voor het betreden van de woning heeft Hanne bovendien impliciet toestemming gegeven door op verzoek van de agenten naar haar woning te rijden en ze binnen te laten.
Toen de agenten daar de witte substantie op tafel aantroffen, hebben ze – zoals het hoort – de rechter-commissaris om toestemming gevraagd om een verdere doorzoeking te mogen verrichten.
De rechtbank vindt alle drie de feiten die ten laste zijn gelegd bewezen en wil Hanne daarom veroordelen tot 220 uur taakstraf. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn van berechting, brengt de rechtbank die straf terug naar 176 uur taakstraf.
De rechtbank acht witwassen wél bewezen. De 21.210 euro wordt aldus verbeurd verklaard. Hannes verklaring dat ze het geld gedurende acht jaar opzij zou hebben gezet, noemt de rechtbank „hoogst onwaarschijnlijk”.
En ondanks dat de officier vrijspraak eiste, komt ook C. niet ongeschonden uit de rechtbank. Hij krijgt een taakstraf van 24 uur omdat hij medeschuldig is aan het in de auto aanwezig zijn van 3,7 gram cocaïne.
