Han Kangs literatuur wil verborgen, ongemakkelijke waarheden onthullen – en omarmen

Het lijkt een kleine en niet-ongewone beslissing, allesbehalve revolutionair. Yeong-hye besluit, aan het begin van de wereldberoemde roman De vegetariër van de Zuid-Koreaanse Nobelprijswinnaar Han Kang, op te houden vlees te eten.

Nu maken de omstandigheden waaronder dat gebeurt het wel enigszins eigenaardig: op een nacht wordt haar man wakker, vindt haar niet naast hem in bed, maar treft haar in de keuken, waar ze al het aanwezige vlees uit de koelkast over de vloer heeft uitgespreid. Wat is er gebeurd? ‘Ik had een droom’, zegt ze. En dat is haar verklaring voor haar radicale besluit.

Radicaal – en niet alleen omdat het in Zuid-Korea nogal ongebruikelijk is om geen vlees te eten, waardoor iedereen haar op z’n best schamper aankijkt, vaker beledigd aanziet en in sommige gevallen zelfs voor gek verklaart, haar met geweld dwingt om een hap dood dier in haar mond te stoppen. De radicaliteit zit ‘m in wat er dan gebeurt: ze vervreemdt van de mensen en de wereld om haar heen. Als ze het warm heeft, trekt ze haar bovenkleding uit, onbekommerd over haar ontblote borsten. Uiteindelijk verklaart haar familie haar voor gek en laat haar met een geestesziekte opnemen in een psychiatrische kliniek.

Wat droomde ze? In de cursieve passages in het eerste deel van De vegetariër, dat verteld wordt door haar ontgoochelde echtgenoot, krijgen we de beelden te zien die zij zag: haar dromen zaten vol bloed en geweld. En zo krijgen we inzicht in wat zij voelde: ‘Ondraaglijke walging, zo lang onderdrukt. Walging die ik altijd heb geprobeerd te maskeren met liefde. Maar nu valt het masker.’ Ze voelt een pijnlijke knoop in haar borst: ‘Gegil en gejank hebben die knoop gevormd, zijn er laag voor laag in geweven. Door het vlees.’

Yeong-hye heeft oog gekregen voor het uiteindelijk onverteerbare geweld dat levende wezens elkaar voortdurend aandoen, en daardoor raakt méér dan alleen haar voedingskeuze ontregeld. ‘Alsof ik ineens bij de achterkant van iets ben gekomen. Opgesloten achter een deur zonder kruk. Misschien word ik nu pas geconfronteerd met wat er altijd al is geweest.’

Historische trauma’s

Han Kang (1970) kreeg de Nobelprijs voor Literatuur 2024 voor ‘haar intense poëtische proza dat historische trauma’s confronteert en de kwetsbaarheid van het menselijk leven onthult’, zo luidde de typering die de bekroning vergezelde.

Dat onthullende oog voor kwetsbaarheid – daarvan is De vegetariër, dat in 2018 de Man International Booker Prize voor vertaalde fictie ontving, doordrongen. En Yeong-hye is niet de enige: ook haar zwager, een videokunstenaar, wordt gegrepen door een beeld dat in een droom tot hem kwam. Seksende mensen wier lichamen met bloemen, bladeren en bomen beschilderd zijn – dat beeld obsedeert hem en hij besluit het gestalte te geven met behulp van zijn hongerende schoonzus, die wel voelt voor een geverfde boom op haar buik. Iets zegt hem dat dit de waarheid blootlegt, al wordt in feite ook een bizar, grensoverschrijdend videoproject dat hem aan al zijn zekerheden doet twijfelen, inclusief van het beeld dat haar familie van Yeong-hye heeft: ‘Het is waar, dacht hij, eigenlijk is ze normaal. Ik ben degene die gek is.’


Lees ook

Tegen het vergeten: de bloeiende literatuur van Zuid-Korea

De top van Mount Halla op Jeju-eiland in Zuid-Korea.

De onthulde waarheid speelt de hoofdrol in het literaire werk van Han Kang – in meerdere van haar romans en korte verhalen wordt een bedekt geheim naar de oppervlakte getrokken. Een pijnlijk proces is het, met ongemakkelijke, vervreemdende gevolgen.

In Wit, een roman die ook internationaal bekroond werd en fragmentarisch gestructureerd is rond witte voorwerpen, gaat het over een schrijfster die in Warschau overvallen wordt door beelden van haar jonggestorven zusje. ‘Hoe komt het dat er hier, in deze onbekende stad, voortdurend oude herinneringen opwellen?’ vraagt ze zich af. Het blijkt met de geschiedenis van de stad te maken te hebben – de stad die na de nazi-bezetting herbouwd werd, maar waar de schrijfster nu de gewelddadig verdreven zielen van de vermoorde bewoners nog voelt rondwaren. Hetzelfde geldt voor haar zusje, als die door het herinneren hernieuwd wordt: ‘Iemand die getroffen was door hetzelfde lot als deze stad. Die op zeker moment was gestorven of vernietigd. Die moeizaam was herrezen op een fundering van verschroeide ruïnes. En dus nieuw was.’

Gestorven zusje

De schrijfster is te beschouwen als een alter ego van Han Kang, die ook opgroeide in een gezin waar de ziel van een in het kraambed gestorven zusje nog merkbaar aanwezig was. „Sinds mijn jeugd zijn geweld en spanning altijd onder de oppervlakte aanwezig”, zei ze er eens over in een interview. Dat gold niet alleen voor het leven binnenshuis; in haar roman Mensenwerk schreef Han over het verzwegen trauma van de bloedig neergeslagen opstand in de stad Gwangju, waarbij duizenden studenten gedood werden door de militaire machthebbers. Pas decennia later bracht een waarheidscommissie de massamoord in kaart. Han Kang was in Gwangju opgegroeid, vertelde ze in een NRC-interview uit 2017: „Op mijn negende werd een bloedbad aangericht in mijn geboortestad – vlak nadat mijn ouders en ik waren verhuisd. Dit was een vormende ervaring. Daarna begon ik me fundamentele vragen te stellen over geweld en wreedheid.”

Voor die diepe waarheden hoeft ze feitelijk niet diep te graven – en dat weerspiegelt de vorm waarin Han Kang haar verhalen giet. Poëtisch proza, zoals de Nobelprijsjury het typeert, is het vooral dankzij de ongerijmdheid van wat er gaandeweg gebeurt, maar de taal is helder en weinig raadselachtig, daarin staat gewoon aan de oppervlakte wat er begrepen moet worden. In dromen, die ook vaak beschreven worden in Hans proza, zien de personages geen beelden die ver van de realiteit afstaan, maar juist dat wat er gewoon is maar zich doorgaans liever aan het zicht onttrekt. De nachtmerries van schrijfster Gyeong-ha, in de roman Ik zeg geen vaarwel, richten haar blik op het eiland Jeju, waar in 1948 tijdens een communistische burgeropstand dertigduizend burgers omgebracht werden.


Lees ook

‘Han Kang schrijft boeken die je bijblijven, maar moeilijk te vertalen zijn’

Boeken van schrijver Han Kang

Wanneer je die pijn waarlijk tot je door laat dringen, is het eigenlijk onmogelijk onbewogen verder te leven, merkt Gyeong-ha – zoals het voor Yeong-hye in De vegetariër onmogelijk om haar ogen nog te sluiten voor het geweld. Maar wat dan? Het leven vaarwel zeggen? Zelfmoordgedachten en depressies zijn ook niet ongewoon in Han Kangs werk, maar daaraan te ontkomen is de morele opdracht waarvoor de personages zich gesteld zien. Je zou kunnen zeggen: ze moeten bomen worden – robuust en standvastig, onderdeel van de wereld. Een oud exemplaar geeft aan het einde van De vegetariër het voorbeeld: ‘Op heldere dagen spreidde hij zijn talloze takken en liet het zonlicht op zijn bladeren schitteren, alsof hij haar iets duidelijk wilde maken.’

De volledige waarheid omarmen: zo zou je het motto van dit Nobelprijs-oeuvre kunnen formuleren. ‘Ik hoop dat dit een roman van uiterste liefde is’, besloot ze haar nawoord van Ik zeg geen vaarwel.