Ze hebben het nog hoor: de stijlvolle pasjes, de harmonieën, de hits. Ook de belangrijkste troeven van En Vogue, de stemmen, zijn er nog, maar niet zo overweldigend als vroeger. Vooropgesteld: de meeste groepen mogen dromen van de halve vocale kracht van de vier vrouwen, ook nu nog, maar En Vogue heeft ruim drie decennia geleden de lat nu eenmaal zelf zo hoog gelegd dat hun songs vragen om overtuigende uithalen afgewisseld met gevaarlijke gromstemmen. Het tempo van hun greatest-hits-show drukt op de kwaliteit van het materiaal en de stembanden.
Begin jaren negentig zongen de ‘Funky Divas’, zoals hun hitalbum heet, alle formule-r&b van jongens- en meidengroepjes moeiteloos naar huis. Die klasse hebben ze nog altijd, blijkt in TivoliVredenburg in Utrecht, als het viertal van wie de drie originele leden tegen de zestig lopen, opkomt met ‘My Lovin’ (Never Gonna Get It)’. Exact op het juiste moment klappen ze hun waaiers open waarop de woorden ‘Doo Bop’ staan, het herkenbare zanglijntje uit die eerste megahit. Vanaf de eerste seconde is dit een strak geregisseerde show, waarbij de driekoppige band de vaart er flink in houdt. Na de opening volgen in een kleine tien minuten zes nummers, veelal van het minder bekende debuutalbum Born to Sing uit 1990.
En Vogue tijdens hun concert in TivoliVredenburg. Foto Tim van Veen
Vocale acrobatiek
Zo lijken de stijlvolle soulvrouwen even overgeleverd aan de wetten van de skihut: na een refrein en een couplet moet de volgende hit alweer klinken. Gelukkig is vooral zangeres Terry Ellis nog altijd in vorm. Zij kan de vereiste vocale acrobatiek moeiteloos aan. Deze tour is ook gezegend met de terugkeer van Maxine Jones. Jones is verantwoordelijk voor de diepere stem die En Vogue rauwer maakte dan hun mierzoete tijdgenoten. Maar op ‘Whatta Man’, hun samenwerking met rapgroep Salt-N-Peppa, klinkt ze toch wat minder fit dan de AI-gegenereerde mannen op het scherm achter haar. Pas op de onverwoestbare funkrock van ‘Free Your Mind’ komt ze los en is even die onweerstaanbare power van En Vogue volledig hoorbaar.
Toch lijkt de haast van de band ingegeven door de onterechte angst de aandacht van het publiek te verliezen. Waarom een medley van tien klassiekers, van Aretha Franklin tot Marvin Gaye en Tina Turner, terwijl er zo veel eigen materiaal is? Dan is een verrassende cover van het recentere ‘Leave the Door Open’ van Silk Sonic een stuk geslaagder, omdat het viertal daar geen haast maakt. Zo doen ze dat ook met de onvermijdelijke uitsmijter ‘Don’t Let Go’, hun grootste hit. En Vogue heeft nog altijd de kwaliteit om nog een paar decennia mee te kunnen, als ze maar de tijd krijgen.
De voorstelling Rekhalzen begint met zowel Yentl als De Boer die vanaf een metershoge blokkentoren wat in de verte turen. Vermoedelijk aan het rekhalzen, een woord dat later in de voorstelling wordt uitgelegd als oudHollands voor ‘reikhalzen’. Oftewel: „Uitkijken naar iets voorbij dit punt.” Maar ja, naar wat dan precies? Het gebrek aan een eenduidig antwoord wordt onderstreept door het betoverende decor vol Turner-achtige dramatische luchten.
Rekhalzen is de nieuwe voorstelling van Christine de Boer (42) en Yentl Schieman (39), die zich ooit op de Kleinkunstacademie verenigden als Yentl en de Boer. Het duo is zich steeds meer toe gaan leggen op bijna uitsluitend gezongen voorstellingen. Dit leverde Modderkruipers in 2023 de prijs voor beste kleinkunstvoorstelling van het jaar op. Ook opvolger Rekhalzen is erg goed gelukt.
Het duo blinkt uit door in zeer afwisselende liedjes zowel grote als minder grote levensvragen te bespreken. Soms op een dampende beat, dan in een walsje, maar vanuit een in eerste instantie klassiek klinkend cabaretliedje kunnen ze ook plotsklaps in een opera verzeild raken. Ook tekst en toon doseren ze strak: ze schuwen gevoelige liedjes en beeldspraken niet, maar sentimentaliteit wordt vermeden door daarna abrupt de sfeer te veranderen. Na een mooi, metaforisch lied zingschreeuwen ze grappig vilein over „alle beloofde cadeaus die ik nooit heb gekregen”: „Dus dan zoek je een kaartje, en schrijf je erop: ‘ik neem je mee uit eten’/ Dan lijk je gul, en gaat ervan uit, dat ik het wel zal vergeten.”
Lees ook
Cabaretduo Yentl en de Boer gaat meer de diepte in: ‘In alleen maar lolligheid zit toch een soort vrijblijvendheid’
Volmaakt geluk
Een staat van ogenschijnlijk volmaakt geluk blijkt veroorzaker van het gevoel reikhalzend te moeten uitkijken naar nieuwe uitzichten en dromen. Aan het begin van de voorstelling constateert het tweetal alles te hebben waar ze tot nu toe van droomden: een leuke man, fijne kinderen en een succesvolle carrière. Dat dit vooral het hardnekkige bééld van geluk is, oftewel buitenkant, blijkt als ze ironisch verder reflecteren op hun huidige situatie: „We zijn helemaal vrij van jeugdtrauma’s, hebben kinderen die alles lusten, aantrekkelijke mannen die gezellig met elkaar kletsen over de implementatie van een slimme thermostaat (…).”
In fijne liedjes maakt het duo duidelijk dat er van alles kan sluimeren achter het ideaalplaatje
In fijne liedjes maakt het duo duidelijk dat er bij iedereen van alles kan sluimeren achter de façades van een leven dat voldoet aan het ideaalplaatje. Zo kan achter iemand die één en al aardigheid uitstraalt een vat vol opgekropte woede en misgunnen schuilen, blijkt uit een komisch, extreem opgewekt gezongen liedje: „Ik troost je na een break-up, maar ik zie je wel het liefst alleen.”
Worstelingen kunnen zich in allerlei gedaantes aandienen: in leuke liedjes zingt het duo vanuit de perspectieven van mensen die zich héél moeilijk of juist héél makkelijk aanpassen aan anderen. Over eigen geworstel zingen ze onder meer in een geweldig beeldend nummer over beren op de weg.
De vraag die Yentl en de Boer vanuit verschillende oogpunten stellen, is of geluk wel automatisch resulteert in een ‘gratis happy end’. Het kan ook zomaar pardoes eindigen, zo ondervond De Boer vorig jaar bijna toen ze als een soort Tommy Cooper bewusteloos neerstortte op het podium. Pech kan je opeens overkomen. Misschien moet je het geluk daarom niet te veel tarten door alsmaar reikhalzend te verlangen naar méér geluk en méér nieuwe dromen. Dan kan het je immers onverwachts gebeuren dat je de randen van je geluk bereikt, kan je concluderen uit deze geweldige liedjesvoorstelling.
De Rotterdamse acteur John Buijsman en Kees, zijn koningspoedel, lopen elke dag van de week door het Park bij de Euromast. Buijsman groet passanten, maakt een praatje met de hoveniers. „Doe jij dat nog, als je door een park loopt?”, schrijft hij bij een gedicht in de door hem samengestelde bundel Lente, Poëzie in het Park.
Over die hoveniers straks meer.
De al even Rotterdamse schrijver Rien Vroegindeweij wandelt ook vaak door het Park. „Vaak gaan we op zondagochtend”, lees je in zijn gedicht in Lente, Poëzie in het Park, „alsof Het Park de kerk is / waar onder het gewelf van de bomen / wordt verkondigd dat de mens / de natuur schiep”.
Lente, Poëzie in het Park is een klein, felgroen boekje, je kunt het gratis pakken uit een rek dat buiten in het park staat. „En dat doen mensen ook. Hardlopers nemen ze soms mee. En ik zie vaders met baby’s die ze op een bankje zitten te lezen”, zegt Nienke van Wijk, parkdirecteur sinds 2022.
Het rek met de boekjes staat in het zicht van haar kantoor, elk kwartaal wordt het gevuld met een nieuwe, aan het seizoen gebonden poëziebundel. Wat ze tegenwoordig ook ziet als ze naar buiten kijkt: „Dat mensen die langs lopen of fietsen hun nek bijna verrekken om naar binnen te kijken: wat is dáár gebeurd?”
Publicaties in het Parkpaviljoen. Foto Walter Herfst
En dáár is dan het Parkpaviljoen, een voormalig herstellingsoord voor tbc-patiënten uit 1927. Het langgerekte gebouwtje – er konden dertig bedden naast elkaar in – lag jarenlang verscholen achter een dikke laag heesters, het terrein eromheen afgesloten met bouwhekken. 21 juni ging het open voor publiek, in het rek ligt sindsdien een nieuwe, knalroze bundel klaar, Zomer, Poëzie in het Park.
Eerder werd al de rest van het Park, een rijksmonument dat in 1852 door Jan David Zocher in Engelse landschapsstijl werd ontworpen, in oude luister hersteld. Alle paden slingeren weer, zichtlijnen en waterpartijen ogen als vanouds, bankjes, lantaarns en prullenbakken zijn vervangen. De renovatie is een samenwerkingsproject van de gemeente Rotterdam en Stichting Droom en Daad, een vermogensfonds voor kunst en cultuur van de Rotterdamse miljardairsfamilie Van der Vorm.
Gevallen bomen
Het is anderhalve week voor de opening, we zitten aan een tafel die is gemaakt van gevallen bomen uit het park. Voor ons een paar oude foto’s van het tbc-paviljoen, indertijd had het geen ramen maar houten rolluiken. Wanneer die opengingen, konden zonlicht en frisse lucht ongehinderd de patiënten bereiken. Was het echt mooi weer, dan werden de bedden naar buiten gerold.
Het Park in 1966, tussen de bomen het lage gebouwtje, nu het Paviljoen; bovenin de Noorse Zeemanskerk.
De rolluiken zijn er niet meer, de pui bestaat nu uit glazen schuifdeuren. Er is geen horeca (verderop in het park wel), maar wel een keuken waar je een glas kan pakken en water kunt tappen, wc’s zijn er ook en ook die zijn gratis. Er liggen Poëzie in het Park-bundels naast leesboeken over de natuur. Het Parkpaviljoen, stond in het persbericht, moet „een ontmoetingsplek voor rust en inspiratie” worden.
Lees ook
Het Park wordt in zijn oude glorie hersteld
En dat laatste is de gedachte achter het hele park, wat ons terugbrengt bij de hoveniers. We zien ze bezig in de nieuwe, kleurrijke borders voor het paviljoen, met vier man onderhouden ze twintig hectare park: bos, gazons, heesters, borders, tuinen, paden, bruggen en bomen. Ze zijn in vaste dienst en werken elke dag in het park. Hun werkplaats hebben ze hier, rechts van waar we zitten hangen en staan in een aparte ruimte harken, schoffels, spades en nog veel meer.
Hoogwaardig onderhoud is een keuze?
Nienke van Wijk: „Ja, het park is op topniveau gerenoveerd – en dan moet je het ook op topniveau onderhouden. En dat heeft ook effect: als je zorgvuldig omgaat met publieke ruimte, dan is het effect dat anderen die zorg naleven. Hoe schoner en mooier het ergens is, hoe minder vies en kapot het wordt gemaakt. Er is hier niet veel vuilnis. Het is er wel, maar minder dan eerst.”
Wat bedoelen jullie met ‘ontmoetingsplek voor rust en inspiratie’?
„Dat stadsparken belangrijk zijn voor het welzijn van bewoners. Zo is dit park ook ooit begonnen: een plaats om mensen te raken met schoonheid en harmonie. Parken, poëzie: het vraagt allemaal om vertraging, je kunt even ademhalen in de grote, drukke stad. En daar dan zorgvuldig mee omgaan, is de historische, verbindende lijn. Een geslaagd stadspark is goed gepland, goed ontworpen en wordt goed beheerd.”
Het huidige paviljoen was tussen 1927 en 1929 een herstellingsoord.
Wat verwacht je van het openstellen van dit paviljoen?
„Een plek als deze bestaat niet, dus het wordt best een avontuur. Als je verderop naar de horeca gaat, weet je: ik heb mijn koffie op, dus nu moet ik weg. Je kent de codes waar je je aan moet houden. Dit gebouw heeft die codes niet, je mag hier gewoon komen zitten. Je kan water halen in de keuken, je kunt bij de glazen in de lades. Je kunt hier zijn alsof je thuis bent. En welke taal past daar dan bij: dat weten we niet, dat moet zich nog settelen.”
Hoe druk is het in het park?
„Het wordt heel intensief gebruikt, ruim een miljoen bezoekers per jaar. Het is nu rustig, maar als het mooi weer is dan liggen aan het einde van de middag alle grasvelden vol.”
Je bent nu drie jaar parkdirecteur. Wat heb je geleerd?
„Dat we hier bezig zijn met iets wezenlijks. We zijn heel zichtbaar – dat is spannend, maar wat je vooral ziet: mensen leven mee. Ze tikken op de ramen, vertellen hoe fijn ze dit park vinden.”
Het Park in Rotterdam in 1966. Rechts van het midden het paviljoen, het lage gebouw tussen de bomen.
Ze hebben het nog hoor: de stijlvolle pasjes, de harmonieën, de hits. Ook de belangrijkste troeven van En Vogue, de stemmen, zijn er nog, maar niet zo overweldigend als vroeger. Vooropgesteld: de meeste groepen mogen dromen van de halve vocale kracht van de vier vrouwen, ook nu nog, maar En Vogue heeft ruim drie decennia geleden de lat nu eenmaal zelf zo hoog gelegd dat hun songs vragen om overtuigende uithalen afgewisseld met gevaarlijke gromstemmen. Het tempo van hun greatest-hits-show drukt op de kwaliteit van het materiaal en de stembanden.
Begin jaren negentig zongen de ‘Funky Divas’, zoals hun hitalbum heet, alle formule-r&b van jongens- en meidengroepjes moeiteloos naar huis. Die klasse hebben ze nog altijd, blijkt in TivoliVredenburg in Utrecht, als het viertal van wie de drie originele leden tegen de zestig lopen, opkomt met ‘My Lovin’ (Never Gonna Get It)’. Exact op het juiste moment klappen ze hun waaiers open waarop de woorden ‘Doo Bop’ staan, het herkenbare zanglijntje uit die eerste megahit. Vanaf de eerste seconde is dit een strak geregisseerde show, waarbij de driekoppige band de vaart er flink in houdt. Na de opening volgen in een kleine tien minuten zes nummers, veelal van het minder bekende debuutalbum Born to Sing uit 1990.
En Vogue tijdens hun concert in TivoliVredenburg. Foto Tim van Veen
Vocale acrobatiek
Zo lijken de stijlvolle soulvrouwen even overgeleverd aan de wetten van de skihut: na een refrein en een couplet moet de volgende hit alweer klinken. Gelukkig is vooral zangeres Terry Ellis nog altijd in vorm. Zij kan de vereiste vocale acrobatiek moeiteloos aan. Deze tour is ook gezegend met de terugkeer van Maxine Jones. Jones is verantwoordelijk voor de diepere stem die En Vogue rauwer maakte dan hun mierzoete tijdgenoten. Maar op ‘Whatta Man’, hun samenwerking met rapgroep Salt-N-Peppa, klinkt ze toch wat minder fit dan de AI-gegenereerde mannen op het scherm achter haar. Pas op de onverwoestbare funkrock van ‘Free Your Mind’ komt ze los en is even die onweerstaanbare power van En Vogue volledig hoorbaar.
Toch lijkt de haast van de band ingegeven door de onterechte angst de aandacht van het publiek te verliezen. Waarom een medley van tien klassiekers, van Aretha Franklin tot Marvin Gaye en Tina Turner, terwijl er zo veel eigen materiaal is? Dan is een verrassende cover van het recentere ‘Leave the Door Open’ van Silk Sonic een stuk geslaagder, omdat het viertal daar geen haast maakt. Zo doen ze dat ook met de onvermijdelijke uitsmijter ‘Don’t Let Go’, hun grootste hit. En Vogue heeft nog altijd de kwaliteit om nog een paar decennia mee te kunnen, als ze maar de tijd krijgen.