Als vierjarige jongen zat Guus Luijters achterop de fiets bij zijn vader. Ze reden door Kattenburg, een van de Oostelijke Eilanden in Amsterdam. De kleine Luijters zag kapotte, lege huizen waar je zo doorheen kon kijken. „Waar zijn al die mensen?” vroeg hij. „Die zijn weg,” antwoordde zijn vader.
Het is deze herinnering die schrijver, journalist, dichter en stadschroniqueur Guus Luijters aanzette tot het schrijven van zijn belangwekkende boek In Memoriam. De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945, dat in 2012 verscheen.
Afgelopen vrijdag 3 januari overleed Guus Luijters op 81-jarige leeftijd aan kanker. In april 2024 kreeg hij de diagnose kanker, maar hij besloot zich niet te laten behandelen. Twee maanden later, op 7 juni, werd hij onderscheiden met de Andreaspenning wegens zijn verdiensten voor de stad.
Luijters werd op 3 november 1943 in Amsterdam geboren, in de wijk Bos en Lommer. Hij volgde de Erasmusschool, daarna de vijfjarige Hogereburgerschool aan de Keizersgracht en vervolgens het Spinoza Lyceum.
Tijdens zijn studie aan de Universiteit van Amsterdam begon hij met het schrijven van columns voor het studentenblad Propria Cures, waarvan hij tussen 1969 en 1971 redacteur was. Direct daarna begon hij een lange loopbaan van 1971 tot 2019 als literatuurrecensent en columnist bij Het Parool. Tijdens zijn redacteurschap van het ‘mannenblad’ Playboy (1983-2003) bood hij vooraanstaande schrijvers, onder wie Willem Frederik Hermans en Gerard Reve, een podium.
Wandelingen door Amsterdam
Luijters was vanaf zijn vroegste jeugd een gretig lezer. Op zijn elfde las hij in een Prisma-pocket de verhalen van Edgar Allan Poe, waarvan hij naar eigen zeggen „geheel in de war raakte”. Later volgden als beslissende boeken Schuld en boete van Dostojevski, Lolita van Nabokov en Pride en Prejudice van Jane Austen. Tot op het laatste moment van zijn leven is hij blijven lezen en schrijven. Luijters was getrouwd met cineast Olga Madsen en, na hun scheiding, met Ruth Visser; dochter Sara Luijters is eveneens journalist. Met haar schreef Luijters Ode aan het ei (2021).
Lees ook
Jeroen Brouwers schreef zijn collega’s finaal de grond in. Waarom eigenlijk, en gebeurt zoiets nu nog?
Eind 1979 werd Luijters fel, en ook onheus, aangevallen door polemist Jeroen Brouwers met het pamflet De Nieuwe Revisor. Brouwers verweet Luijters en enkele van zijn mede-columnisten meegewerkt te hebben aan de toen heersende „jongensliteratuur van aardige jongens” en de „kindse kinderachtige verkindsing” van de letteren. Luijters was zo wijselijk distantie te behouden tot Brouwers’ aantijgingen.
Als prozaschrijver debuteerde Luijters officieel met Circus Melancholia (1972), in 1992 gevolgd door de poëziebundel Canigou. Jeugdherinneringen spelen een belangrijke rol in zijn oeuvre, evenals de wandelingen door het geliefde Amsterdam. De onttakelde woningen in de binnenstad van zijn jeugd inspireerden hem tot drie publicaties over de Tweede Wereldoorlog en vooral het lot dat de Joden trof. Luijters kende elke plek en elke tramhalte in Amsterdam waarvandaan Joden gedeporteerd werden.
Kritisch beeld
In Verdwenen stad (2023), geschreven met documentairemaker Willy Lindwer, geeft hij een kritisch beeld van het Amsterdamse Gemeentevervoerbedrijf (GVB) dat zichzelf verrijkte met de deportatie van Joden naar het Centraal Station of Amsterdam Muiderpoort. Luijters en Lindwer deden onthullend onderzoek naar de facturen die het bedrijf aan de bezetter stuurde. Maar het GVB toonde „nooit een spoor van berouw”, aldus Luijters in het boek. Met In Memoriam, in samenwerking met Aline Pennewaard, geeft hij van bijna 20.000 gedeporteerde en vermoorde kinderen een levensbeschrijving die hij putte uit zeven jaar durend archiefonderzoek. Hij wilde achterhalen waar de kinderen woonden voordat ze op transport werden gesteld, in welke concentratiekampen en in welk jaar ze werden omgebracht.
Een jaar na In Memoriam verscheen Kinderkroniek 1940-1945: brieven, getuigenissen en dagboeken uit de Shoah.
Tegelijkertijd met de verschijning van In Memoriam vond in het Stadsarchief Amsterdam een expositie plaats van drieduizend foto’s die Luijters op het spoor was gekomen bij zijn onderzoek naar de gedeporteerde kinderen. Zelfs voor tal van familieleden waren deze foto’s vaak onbekend. Over een lengte van 130 meter werden de foto’s vier rijen hoog tentoongesteld. Evenals het boek was dit eerbetoon aan de gedode Amsterdamse kinderen aangrijpend. Luijters berekende dat er 102 treintransporten waren geweest die de kinderen via Westerbork naar de concentratiekampen vervoerden.
Een van de allerlaatste transporten was die van Anne Frank en haar familie. Luijters vertelt in het boek dat ze vanuit de tram, die de route Rozengracht-Nieuwezijds Voorburgwal-Centraal Station volgde, „zo het Achterhuis konden zien”.