Als er één auteur van het herbewerken van klassiek repertoire zijn levenswerk heeft gemaakt, is het Tom Lanoye wel. De romanschrijver brak eind jaren negentig ook als toneelauteur door met zijn reeks bewerkingen van shakespeareaanse koningsdrama’s, die later onder de naam Ten oorlog! gebundeld zouden worden. De taal was een rauw-poëtische mix van Vlaams en Engels – de personages van Lanoye verheffen krachttermen en verwensingen tot kunst, net als bij Shakespeare zelf maar dan in de woordenschat en de pop culture-verwijzingen van de laat-twintigste eeuw.
De populariteit van Lanoye’s bewerkingen blijft onverminderd: naast een remake van Atropa door Theater Utrecht in 2022 haalde Theatergroep Suburbia in datzelfde jaar zijn Medea-bewerking uit 2001 nog eens uit de kast. De resulterende samenwerking tussen de toneelschrijver en regisseur Olivier Diepenhorst smaakte naar meer: samen vatten ze het plan op om een nieuwe versie van Shakespeares Macbeth naar de planken te brengen.
Daarbij voegt Lanoye een intrigerend thematisch element toe: Lord en Lady MacBeth zijn in zijn versie ongewenst kinderloos, en worstelen onderhuids met het verdriet dat dat oproept. In geestig-pijnlijke scènes met het bevriende stel Banquo, die wél net ouders zijn geworden, contrasteren de makers het opzichtige geluk van de kersverse vader en moeder met de verzwegen pijn van de MacBeths.
Lees ook
Tom Lanoye herschreef ‘Macbeth’: Italiaanse chansons in plaats van hekserij
Inhoudelijk gat
Er gaapt echter een diep inhoudelijk gat in het midden van het stuk. Net als in het origineel vatten Lord en Lady MacBeth het plan op om de koning om te brengen opdat Lord MacBeth zelf op de Schotse troon zal kunnen plaatsnemen. Maar geen moment wordt duidelijk waar deze Wille zur Macht van de personages eigenlijk vandaan komt. Shakespeares personages zijn mythische creaties die naar hun instincten handelen en niets van doen hebben met moderne psychologie. Maar voor de hedendaagse mensen van vlees en bloed die Lanoye van ze maakt, is er een inzicht in het waarom van hun gruwelijke handelen nodig, die de auteur volledig nalaat te schetsen.
Dat ondermijnt niet alleen je emotionele verbondenheid met wat er op de speelvloer gebeurt, maar ook de mogelijkheid voor de hoofdrolspelers om een interessante ontwikkeling vorm te geven. Joy Wielkens en Alwin Pulinckx maken een sterke eerste indruk omdat het begin van het stuk vooral om hun onderlinge relatie en hun gefnuikte kinderwens draait, maar blijven vanaf de moord op de koning met lege handen staan, en worden gedwongen eenvoudigweg de archetypische shakespeareaanse plotlijn af te draaien.
Dat is bijzonder jammer vanwege de veelvoud aan geïnspireerde vondsten die het stuk vooral in de eerste helft kent. Het spelplezier is alomtegenwoordig: het is een verademing om een acteur als Aus Greidanus jr., die door andere regisseurs vaak in ernstigheid wordt vastgezet, hier eens in verschillende komische bijrollen uit te zien pakken. En de betrokkenheid van muziekensemble Black Pencil is de sterkste troef: met dreigende percussie, snerpende snaren en de mysterieuze tonen van de panfluit schetsen ze perfect de onderstroom van iedere scène. Bovendien maken de muzikanten in de regie van Diepenhorst volwaardig deel uit van het ensemble, wat tot een aantal uitermate geestige interventies leidt – zoals een scène waarin Jorge Isaac als overenthousiaste blokfluitspeler steeds opnieuw de koning onderbreekt als die met een speech probeert te beginnen.
De verwevenheid van de muzikaliteit betaalt zich ook uit in enkele liederen die Wielkens ten gehore brengt. Vooral een scène waarin ze de liefde voor haar man bezingt terwijl je achter de schermen het gekerm van zijn laatste dodelijke slachtoffer hoort, is ijzingwekkend. Het handjevol songs smaakt naar meer: de actrice is zo’n begenadigd zangeres dat ze in de gezongen passages de emotionele complexiteit weet te leggen die in de rest van het stuk zo ontbreekt.