Groot, gespreid of wanhopig ten hemel geheven: handen zijn overal in het werk van Zadkine

Het bekendste werk van de Russisch-Franse beeldhouwer Ossip Zadkine is ongetwijfeld De verwoeste stad. Het zes meter hoge, bronzen beeld van een menselijke figuur met een gat op de plaats van het hart, is een beroemd oorlogsmonument. Het staat op Plein 1940 in Rotterdam en refereert aan het bombardement van 14 mei 1940. Het beeld is aangrijpend, ook door de in wanhoop ten hemel geheven armen. In de volksmond kreeg De verwoeste stad (1947-1951) oneerbiedige bijnamen als ‘Jan Gat’ en ‘Jan met de handjes’.

Beelden met opgestoken armen maakte Ossip Zadkine (1888-1967) vaker, zie je als je de tentoonstelling Ossip Zadkine – Mens, Mythe en Metamorfose in Museum JAN in Amstelveen binnenloopt. Ook Orpheus (1948), het eerste beeld dat je tegenkomt, heeft een arm omhoog. Daarachter ontwaar je het schaalmodel van De verwoeste stad dat toebehoort aan De Bijenkorf, indertijd de opdrachtgever van het beeld. Schuin daarachter heeft De terugkeer van de verloren zoon (1952) ook al opgeheven armen en opvallende handen. En sowieso: als er geen armen en handen uit de beelden steken, dan heeft de beeldhouwer ze wel getekend of gesneden in het platte vlak van steen, hout of brons.

„Als je erop let, zie je overal handen”, zegt Feico Hoekstra. Als curator is hij verantwoordelijk voor het doorkijkje als je binnenkomt – en waaruit je meteen het thema van de tentoonstelling kan afleiden. Ossip Zadkine – Mens, Mythe en Metamorfose vertelt het verhaal van zijn kunstenaarschap zoals Zadkine het zelf beschreef in zijn (postuum verschenen) autobiografie Le maillet et le ciseau. Kunstenaar zijn was voor hem: met je handen materie bezielen. De kunstenaar, schreef hij, stelt zich voor dat hij „zichzelf tot instrument metamorfoseert”.

Ossip Zadkine, ‘De Drie Gratiën’, 1950

Het is precies wat je ziet bij het beeld Orpheus, de mythische musicus uit de klassieke oudheid die met zijn lier stenen en bomen wist te ontroeren. In het beeld zijn mens en instrument een geheel, de snaren van de lier groeien uit het binnenste van de kunstenaar, zijn handen moeten wel mysterieuze, magische krachten bezitten. „Zadkine herkende zich in de figuur van Orpheus”, zegt Feico Hoekstra. „Daar identificeerde hij zich mee.”

Uitbundig

Orpheus, De verwoeste stad en De terugkeer van de verloren zoon maakte Zadkine na zijn terugkeer uit de VS, waar hij verbleef van 1941 tot 1945. De beelden zijn uitbundig en doen in hun uitwerking denken aan kubisme en surrealisme. Zijn vroegste beelden zijn anders, ingetogener. Die maakte hij van hout of steen en taille directe: direct gesneden of gehakt uit het materiaal. De tentoonstelling toont er een aantal, waaronder het ontroerende Knielend naakt uit 1920. Een vrouw-figuur heeft de armen om zichzelf heen geslagen, het is een en al rondingen. Tegelijk zie je in het beeld de compacte vorm terug van het oorspronkelijke blok graniet (het museum heeft een bronzen afgietsel).

Ossip Zadkine werd in Wit-Rusland geboren als de zoon van een leraar klassieke talen; in 1910 vestigde hij zich in Parijs. Zijn oeuvre telt mythologische figuren als Orpheus – daarvan maakte hij een stuk of tien – Narcissus en Diana. Ook van Narcissus en Diana zijn beelden te zien op de expositie. En dan is er nog het beeld van De drie gratiën (1950), ook uit de klassieke oudheid. Dat beeld werd gekocht door de naamgever van Museum JAN, Jan van der Togt.

Industrieel en kunstverzamelaar Van der Togt was eigenaar van Tomado, een bedrijf voor huishoudelijke producten van met name geplastificeerd draadstaal (de naam is een samenstelling van Van der Togt Massa-artikelen Dordrecht). Omdat hij een monumentaal reliëf wilde voor boven de ingang van een nieuwe fabriek in Etten-Leur, bezocht hij in 1954 Zadkine in Parijs. Daar bestelde hij het reliëf en kocht alvast voor zichzelf De drie gratiën.

De onthulling van dat reliëf, nu zeventig jaar geleden, is de aanleiding voor de expositie. Museum JAN begon in 1991 als Museum Jan van der Togt en herbergt diens kunstverzameling. De Tomado-fabriek in Etten-Leur is inmiddels afgebroken, Zadkines reliëf bevindt zich in een museum in Tokio.

Grotten van Lascaux

Van Zadkine bezit Museum JAN alleen De drie gratiën. In de expositie staat het beeld naast een zich spiegelende Narcissus (1950) en tegenover, aan de andere wand, een stuk of vijf muzikanten. Curator Hoekstra: „Zadkine maakte beelden die door hun titel te herkennen zijn als Orpheus, maar ook tientallen naamloze muzikanten die indirect naar hem verwijzen.”

Gouachetekening van Ossip Zadkine.

Opnieuw: overal grote, bezige of gespreide handen. Waarbij het interessant is om te weten dat zich niet ver van Zadkines buitenhuis in Les Arques de grotten van Lascaux bevonden. In die grotten zie je op de wanden handafdrukken van tienduizenden jaren oud, de allereerste kunstuitingen van de mens. Feico Hoekstra: „En die grotten zijn ook een onderwereld. Zoals de onderwereld waarin Orpheus afdaalde om zijn geliefde Eurydice terug te brengen naar de levenden.”

Het zou kunnen, denkt hij, dat Zadkine bij het maken van de Orpheus uit 1948 dacht aan het achterlaten in de VS van zijn maîtresse Carol Janeway. „We weten het niet. Maar hij heeft voor het beeld wél het moment gekozen waarop Orpheus omkeek naar Eurydice. En zodoende zijn belofte aan de god van de onderwereld verbrak, waardoor zij alsnog bij de doden moest blijven.”

De tentoonstelling is bescheiden: vijfentwintig beelden en twintig etsen en gouaches verdeeld over twee zalen. Maar je brengt er met gemak anderhalf uur door, want hoe meer je kijkt hoe meer je ziet aan de soms ingetogen, dan weer complexe sculpturen. Ook de vrij onbekende gouaches zijn prachtig. Al met al is het een kennismaking met werk waarvan je dacht dat je het kende, maar dat bleek niet het geval.

‘Ossip Zadkine – Mens, Mythe en Metamorfose’ in Museum JAN in Amstelveen. T/m 9 nov. Inl.: museumjan.nl