Opwaarts de harten, prediken Bach en Bergwerff
Musicus en schrijver Martin Kaaij vat de moeilijkheidsgraad van Johann Sebastian Bachs Zes triosonates voor orgel (BWV. 525-530) samen in een mooie gelijkenis: „Probeer eens tegelijkertijd met één hand je tanden te poetsen, met de andere een tekening in te kleuren en met de voeten broodkruimels onder je stoel te vegen.” Het staat te lezen in de tekst bij het prachtige Bach-album waarvoor organist Aart Bergwerff twee maanden geleden beloond werd met de Preis der Deutschen Schallplattenkritik. „Een spectaculaire ruimtelijke geluidservaring”, noemde de jury het.
En dat is het. Maar niet alleen dat. Al blijft de ruimte – kerk of zaal – waar het orgel staat verankerd, ook een instrument dat moet worden bespeeld en onmiskenbaar meeklinkt. In dit geval gaat het om de St. Gumbertus-hofkerk in het Noord-Beierse Ansbach, ruim veertig kilometer ten westen van Nürnberg. De plaatselijke vorst liet het orgel rond 1736 bouwen door Johann Christoph Wiegleb, nog gedurende het leven van Bach.
In de eeuwen daarna raakte het instrument in verval, werd twee keer min of meer onbevredigend opgelapt (met behoud van onder meer de façade), totdat zo’n twintig jaar geleden Orgelmakerij Reil uit het Gelderse Heerde het kundig en definitief herstelde. Al zo’n zeven decennia vormt de St. Gumbertus-kerk een van de plekken waar het bescheiden Ansbach – veertigduizend inwoners – in augustus zijn jaarlijkse Bachweek viert.
Bergwerff brengt niet alleen instrument en kerk, maar ook de muziek zelf geweldig tot leven. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat orgel-albums niet hoog staan op de luisterlijsten van recensenten, dus ook niet – speak for yourself – op de mijne. En daarom ontsnapten deze Bach-vertolkingen eind vorig jaar vrijwel volledig aan de aandacht. Onterecht. Want nu ze eenmaal klinken, kan ik me er nauwelijks meer van losrukken.
Musicologen vermoeden dat Bach deze zes triosonates schreef, ergens tussen 1723 en 1729, als oefenmateriaal voor zijn oudste zoon Wilhelm Friedemann, toen een tiener. De componist was net neergestreken in Leipzig, waar hij de laatste bijna dertig jaar van zijn leven werkte als cantor van de Thomaskirche. Hij maakte daar zijn beroemde passies – de Matthäus en Johannes – en het merendeel van zijn geestelijke cantates.
Die godsvrucht is niet wat er in de eerste plaats uitspringt in zijn triosonates. Bach omarmde weliswaar het mantra Soli Deo Gloria, alles ter ere van God, maar voegde hieraan toe „en ter verfrissing van de ziel”. Deze orgelstukken doen vooral dat laatste. Gemoedstoestanden komen langs, van levenslust tot bedachtzaamheid, en allemaal met een speels karakter. Bijna lenteachtig laat Bergwerff de noten naar het licht groeien. Het leven wil bloeien en zingen. Dat is wat dit album uitstraalt. Opwaarts de harten, prediken Bach en de organist.
Op DJ Koze’s ‘Music Can Hear Us’ is de knipoog nooit ver weg
De eerste muzikale herinnering van Stefan Kozalla is de Duits nagesynchroniseerde versie van ‘Mah Na Mah Na’, vertelde hij laatst in een interview. Natuurlijk. De beroemde Muppetssketch is raar, grappig, aanstekelijk poppy, dansbaar, licht verteerbaar psychedelisch. Precies als zijn muziek als DJ Koze.
Er doen een stuk of tien verschillende zangers en zangeressen mee op album nummer vier van de Duitse dj en producer. En dan zingen ze ook nog eens Engels, Japans, Spaans, vaak Duits. Over losjes tokkelende Spaanse gitaren, venijnige hiphop-drums, warrige synthesizers, cirkelende housebeats, hopeloos romantische strijkers, in een spookachtige cover van 80’s kauwgomhit ‘Vamos a la playa’: het is veel, en gaat alle kanten op. In theorie zou alles moeten klappen en mislukken. En toch klinkt Music Can Hear Us gewoon als het nieuwe album van de Hamburger die al meer dan twintig jaar een eigen subgenre in elektronische muziek bemant.
Natuurlijk, de muziek van DJ Koze is ook heel serieus. Hij begint zijn album zelfs met een gewichtige dichtregel van de Perzische filosoof Rumi. Serieus mooi is het. Hoor alleen al het middelpunt van het album. The Notwist-frontman Markus Archer zingt met breekbare stem over een matte cassetteproductie vol wegschietende tikjes en kraakjes. Een nummer later klinkt vaste samenwerkingspartner Ada alsof ze rechtstreeks uit een dromerige jaren vijftig Hollywoodmusical gelopen komt, terwijl donkere bassen als zoeklichten opduiken. Zeventig jaar popgeschiedenis in een paar minuten, en toch ook ongrijpbaar.
Maar de knipoog is nooit ver weg. Misschien begon dat ooit al met zijn artiestennaam. Engelstaligen spreken het, jawel, op zijn Engels uit. DJ Cozy, gezellig. Hij spreekt het zelf liever op zijn Duits uit. DJ Kotzen, deejay kots. Minder gezellig. Tijdens een dj-set kan hij rustig in zijn eentje verstoppertje gaan spelen achter zijn draaitafels, en elke keer als er gemixt moet worden weer opduiken met een nieuw kledingstuk aan. Terwijl verlopen festivalgangers zich verliezen in elkaar, de muziek of met grote ogen naar de zonsopkomst kijken. Inside jokes, eigenlijk vooral voor hemzelf bedoeld.
Eenzelfde binnenpret duikt ook hier weer op. Blur en Gorillaz-frontman Damon Albarn zingt vervormd door autotune een lieflijk afrobeatliedje, waar hij ergens halverwege in de lach schiet. Een gniffeltje die je op speakers mist, maar op koptelefoon mee laat grijnzen. ‘Wie schön du bist’ is een stiekem eerbetoon aan Holger Biege, een Oost-Duitse zanger die zijn roem verloor na een vlucht richting het Westen. Zo zit de plaat vol met dubbele bodems en details, die met geluk pas na meerdere luisterbeurten opvallen.
En net als het lijkt alsof album-Koze mijlenver verwijderd is van de DJ Koze die talloze housetracks en remixes uitbracht die dansvloeren maandenlang konden domineren, gooit hij ‘Busschtaxi’ erin. Een hypnotiserende clubtrack, die komende zomer ongetwijfeld in nogal wat platentassen van collega dj’s meegaat richting festivals. Het nummer bouwt geduldig minutenlang op, met als belachelijke climax een stem die vol overtuiging een stel vogel- en dierengeluiden nadoet. Nu al een goed beeld dat duizenden festivalgangers daar hun zomerhoogtepunt op gaan beleven.

Latin pop
Queralt Lahoz 9:30 PM
De in Barcelona geboren Queralt Lahoz groeide op met zowel La Niña de los Peines en Chavela Vargas, als Missy Elliott en Wu-Tang Clan. Dat hoor je terug in de sound op haar tweede album, die surft op de golf die Rosalia’s ‘El Mal Querer’ in 2018 veroorzaakte. Ook Lahoz betrekt er nu reggaeton bij, maar de hiphop en r&b is sterker en het resultaat minder revolutionair, maar aanstekelijk is het zeker. Een van haar weinige shows buiten Spanje is dit jaar op North Sea Jazz. (Peter van der Ploeg)

Elektronisch
DJ Python I was put on this earth
De Amerikaanse producer DJ Python (Brain Pyñero) muntte het genre ‘deep reggaeton’ op zijn ep ¡Estereo Bomba! Vol. 1 uit 2016 – een esoterische mix van ambient, downtempo kicks en de illusie van ritme. Nu is er I was put on this earth, een meditatief, escapistisch tripje. Vooral openingstrack ‘Marry me Maia’, waarop Python voor het eerst zelf zingt, heel klein, heel breekbaar, heeft transcendentiepotentie. (Jonasz Dekkers)

rock
MICH Chair
Vijftien liedjes. Een uitschieter van ruim tweeënhalve minuut, de rest een stuk korter. Niets nieuws onder de zon, en toch loopt het vierde album van de Amsterdamse newwaveband MICH over van de goede ideeën en melodieën. Of het nou een juist helder of klierend gitaartje is, een bas die zich overal omheen wikkelt of de drummer die altijd haast lijkt te hebben: het gebeurt overal. (RhH)

klassiek
Brackman Trio Discovering Roslavets
Silver Night is het eerste album van een drieluik rondom de goeddeels vergeten Russische componist Nikolaj Roslavets (1881-1944). Het Brackman Trio speelt drie pianotrio’s van muzikale vernieuwers: naast Roslavets vroeg werk van zijn landgenoot Dmitri Sjostakovitsj en een mooie bewerking van Verklärte Nacht van de Oostenrijker Arnold Schönberg. Muziek en spel zijn hartverscheurend doorleefd. Warmbloediger krijg je het niet. (JG)

klassiek
Julien Libeer (piano), Pierre Colombet (viool), Máté Szucs (altviool) & Eckart Runge (cello)
Mozart 1-2-3-4
Lichtvoetigheid en spelplezier zijn de ingrediënten van Mozart 1-2-3-4 rond de Belgische pianist Julien Libeer. De cijfers in de titel verwijzen naar de bezetting van de vier stukken: Pianosonate (1), Vioolsonate (2), Pianotrio (3) en Pianokwartet (4). De uitvoering is zo speels als de titel suggereert: muziek die een brede glimlach op je gezicht brengt. (JG)
