„Natuurlijk, het is een hele eer. Het Stedelijk Museum van Amsterdam is niet de minste plek om te mogen exposeren als grafisch ontwerper. Tegelijk voelt het ongemakkelijk. Terugkijken kan een pijnlijke ervaring zijn. Er gaat veel door m’n handen waarvan ik nu denk: heb ík dat ooit gemaakt? En wanneer? Geen idee. Mijn geheugen slijt.
Na zo veel jaren werkervaring denk ik vaak ook wel: wat ik toen gemaakt heb was eigenlijk nog niet af, daar had meer in gezeten. Voor ware schoonheid moet je altijd moeite blijven doen.
Ik besef heus dat ik in mijn werk niet onsuccesvol ben. Maar ik vind het ongemakkelijk wanneer iemand zichzelf op een voetstuk plaatst. Zelf sta ik daar al helemaal niet graag. Onzekerheid is voor mij een belangrijke drijfveer. Ik hou van prutsen. Iets proberen. Twijfelen. Opnieuw beginnen. Creatief werk is nooit goed genoeg.
Bij toeval ben ik ontwerper geworden. Ik ben dyslectisch. Een diploma van een middelbare school heb ik nooit gehaald. Ik was alleen goed in wiskunde, en ik kon aardig tekenen. Dankzij mijn oudere zus, die de kunstacademie deed in Arnhem, ben ik daar ook aangenomen. Hieraan dank ik mijn fascinatie voor grafische vormgeving. Werken met letters, cijfers en kleuren vormt een eeuwige bron van studie.
Het blijft me inspireren dat je met drie primaire kleuren een eindeloze hoeveelheid andere kleuren kunt maken. Uit blauw en geel kun je ontelbaar veel groentinten laten ontstaan. Eén plus één is drie. Dat verbaast me nog steeds.
Het alfabet blijft voor mij een nog groter mysterie. Het westerse schrift telt 26 lettertekens, die zich laten combineren in een grenzeloos universum van woorden en talen. Met tien cijfers kun je de wonderlijkste berekeningen maken. Hieraan mag ik als vormgever een dimensie toevoegen: de verbeelding van al dit taal- en rekenwerk, op een manier die de aandacht vangt van lezers en kijkers. Herkenbaar en een beetje raadselachtig tegelijk. In een goed ontwerp zit zowel spanning als harmonie, een balans tussen functionaliteit en schoonheid.
Dit klinkt misschien verheven, maar tegelijk ben ik ook een nuchtere werker. Ik ben altijd een kleine zelfstandige geweest. Ik deed de vormgeving van boeken, waarvan er vaak niet meer dan vijfhonderd gedrukt werden. Het boekenvak is geen vetpot, in het kleine Nederlandse taalgebied. Gelukkig kon ik al jong ook als docent aan de slag, aan de kunstacademie in Arnhem en elders. Dat bood me zowel een financiële basis als geweldig veel inspiratie. Lesgeven is een goed betaalde vorm van studeren.

22 jaar ben ik gastdocent geweest aan Yale University. Telkens werkte ik er een maand met zo’n dertig studenten. Van het aantal studenten in Nederland zou ik geen schatting kunnen maken. Tientallen jaren heb ik met hen onder meer een tijdschrift voor architectuur gemaakt, OASE. Ik bewonder studenten vaak om hun moed en zelfvertrouwen. Ze kunnen met heel gewaagde voorstellen komen, waarvan ik denk: zover was ik nog lang niet toen ik zo jong was als jij. Tegelijk zie ik ook wel werk dat nogal makkelijk met modes meegaat. Digitalisering heeft onze cultuur niet wezenlijk verrijkt. De hoeveelheid afgekeken en gekopieerd werk neemt hand over hand toe. Mensen willen graag op iemand anders lijken. Prima – wanneer je daarmee je brood kunt verdienen. Boeiend vind ik het niet.
Als vormgever heb ik nooit haast gehad om me te ontwikkelen en te profileren. Integendeel. Geleidelijkheid is een krachtig proces. De opdrachten kwamen en gingen, de ene was boeiender dan de andere.
Ik heb veel te danken aan de samenwerking met de PTT, die ooit, als staatsbedrijf, een Esthetische Dienst had. Ik kreeg alle vrijheid voor het ontwerpen van postzegels en telefoonkaarten. Totdat, vanaf de jaren tachtig, de tijd van marktdenken aanbrak. Bij de PTT mocht een marketingmedewerker ineens meebeslissen over m’n ontwerpen. Ze zei: hiermee zullen vrouwen niet méér postzegels kopen. Wat bedoel je, wilde ik vragen, maar ze liep weg. Andere aanwezigen gaven futloze reacties. Ik wist genoeg en zei: ik laat deze klus aan me voorbijgaan. Het is zinloos te werken voor opdrachtgevers met wie je geen klik voelt. Dan kun je beter thuisblijven.
In 1996 werd me de Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst toegekend, wat m’n werk breder bekendmaakte en een flink geldbedrag opleverde om te investeren in een boek, een overzicht van m’n oeuvre, Printed Matter. Op de Buchmesse in Leipzig, twee jaar later, won het de prijs voor best ontworpen boek van dat jaar. Dat zijn de jaren van m’n doorbraak geweest, zou je kunnen zeggen. Maar daar was dus wel ruim dertig jaar van ploeteren aan voorafgegaan. En nog steeds werk ik zo. Zwicht niet voor automatismen. Maak het je zo moeilijk mogelijk. Dat blijf ik van mezelf eisen.

Een jaar of zes geleden heb ik met mijn zoon Diederik en dochter Klaartje bureau Martens & Martens opgericht. Diederik doet de zakelijke dingen en neemt ingewikkeld digitaal werk voor z’n rekening, voor grafische animaties die we maken. Met Klaartje verken ik de mogelijkheden van grafisch werk op stoffen en weefsels. We maken ontwerpen voor Liberty en voor skatekleding van het merk Pop Trading Company. Voor Suite702 hebben wij een collectie handdoeken gemaakt. Dat kwam voort uit een kunstproject met strandhuisjes in Le Havre. In 2017, toen de stad 500 jaar bestond, heb ik 714 witte strandhuisjes een streepdessin laten geven. Dat was gebaseerd op een algoritme dat studenten van de universiteit daar hadden gemaakt van de oprichtingstekst van Le Havre. Uniciteit in design, die onbeperkt is in de toepassing – het verbinden van die twee uitersten houdt het ontwerpvak spannend.
Via m’n kinderen kom ik in contact met nieuwe generaties, die ik anders nooit ontmoet zou hebben. Jonge mensen weten ongelofelijk veel. Dat merk ik wanneer ik bij gesprekken zit die m’n kinderen voeren met opdrachtgevers. Volop associëren ze over films, muziek en boeken waarover ik niet eerder hoorde. Het houdt me bij de tijd.
En zo gaan we maar door. We besteden nu veel tijd aan het maken van keuzes voor de tentoonstelling in het Stedelijk Museum deze zomer. Ik zie ernaar uit, maar ik vind het ook verdrietig. Ik had dit graag samen met mijn vrouw Lous beleefd. Zij is een jaar geleden overleden. Des te belangrijker is het voor mij dat ik zoveel te doen heb en nog steeds kan doen. Werken helpt bij rouwverwerking. Dat stemt me ook wel weer gelukkig.”
CV
Karel Martens
- 1939
- Geboren in Middelaar
- 1961
- Examen kunstacademie Arnhem, eerste boekontwerpen, o.a. voor Van Loghum Slaterus
- 1974
- Vormgever voor SUN (Socialistiese Uitgeverij Nijmegen)
- 1977
- Docent grafisch vormgeving aan de kunstacademie in Arnhem
- 1990
- Vormgever OASE, tijdschrift over architectuur, tot heden
- 1996
- Hoofd design aan Jan van Eyck Academie, Maastricht
- 1996
- Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst
- 1997
- Oprichter Werkplaats Typografie, opleiding aan de kunstacademie in Arnhem (nu ArtEZ)
- 2009
- Gastdocent Yale, tot 2021
- 2012
- Gerrit Noordzij-prijs voor letterontwerpers
- 2019
- Martens & Martens
- 2021
- Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
- 2023
- BNO Piet Zwart-prijs, oeuvreprijs voor design; eerste editie jaarlijkse Karel Martens-scheurkalender
- 2025
- Expositie Stedelijk Museum Amsterdam (12 juli t/m 25 oktober)
- Karel Martens heeft een zoon en twee dochters, en woont op zichzelf in Amsterdam.
