Graficus Eline Brontsema: ‘Je probeert een wereld te scheppen waarin je zelf graag wilt zijn’

Op een kunstacademie leerde je vroeger tekenen, schilderen, beeldhouwen en prenten maken. Tegenwoordig verlaten de meeste studenten de academie als fotograaf, schrijver, illustrator, filmer of maker van installaties of conceptuele kunst. Hoeveel jonge kunstenaars kiezen nog voor de prentkunst? Voor de ets, de litho of de oudste van alle grafische technieken, de houtsnede?

In Nederland doet Eline Brontsema (35) de laatste jaren onder liefhebbers van zich spreken als maker van knappe, tot de verbeelding sprekende kleurenhoutsneden. De grafica is een laatbloeier in haar vak. „Als middelbare scholier ging ik naar de vooropleiding van de Academie Minerva, ik wilde leren schilderen”, vertelt ze in haar atelier in Het Paleis, een voormalig universiteitsgebouw in Groningen. „De Minerva stond vroeger bekend als de meest klassieke academie van Nederland, waar veel figuratieve schilders lesgaven. Maar toen ik die vooropleiding deed, werd er eigenlijk niets uitgelegd over compositie of kleuren mengen. Je kreeg wel van alles aangereikt, maar toch een beetje van: maak maar wat, zoek het maar uit. Dat was niks voor mij.”

Graficus Eline Brontsema, Groningen.

Ze ging filosofie studeren en werkte daarna op de universiteit, maar dat beviel niet zo. „Om er iets naast te doen waar ik wél plezier in had, ben ik op maandagmiddagen gaan modeltekenen bij de Klassieke Academie. Dat is een particuliere opleiding die in het gat is gesprongen dat ontstond toen het figuratieve schilderen op de Minerva uit de gratie raakte. Dat modeltekenen was eigenlijk wat ik als scholier al had willen leren. Toen ben ik die hele opleiding gaan doen. In het eerste jaar kregen we van Siemen Dijkstra een introductiecursus in de kleurenhoutsnede. Hij was zo enthousiast over die techniek dat iedereen het een leuk vak vond. Maar niemand ging er echt mee door. Siemen zei weleens: kleurenhoutsneden maken is echt buffelen. Dat is ook zo. Het is bewerkelijk, het moet je liggen. Maar ik werd er helemaal door gegrepen.”


Lees ook
Gekko’s betoverende houtsnedes ogen als kunstige strips

Ogata Gekko, ‘Herfstbladeren in Takinogawa’ (1896).

Eline Brontsema, Douche, 2024.
Eline Brontsema, Stadtbad Mitte ‘James Simon’, 2023

Beeld: Art Revisited

Reductietechniek

In het midden van Brontsema’s atelier staat een grote drukpers en aan een droogrek hangen zo’n dertig afdrukken van een houtsnede in wording: het interieur van een Berlijns zwembad.

Zes kleuren zitten daar inmiddels in. Brontsema werkt net als haar leraar Dijkstra in de reductietechniek. De kleuren in haar prenten worden niet van verschillende ingeïnkte houtblokken gestempeld, maar van één en dezelfde plaat waaruit ze steeds meer vormen wegsnijdt. De laatste drukgang, dus de laatste kleur die er in de prent bij komt, bestaat uit de minste lijnen en vlakken: tegen die tijd is de rest van het blok leeggesneden. De Engelsen noemen het de suicide technique, er is geen weg terug. Je kunt niet bij nader inzien nog iets nieuws aan de voorstelling toevoegen op het deel van de plaat dat al met de guts is bewerkt.

Het is een indirecte techniek met veel beperkingen, en dat vind ik er nou net aantrekkelijk aan

„Het is een indirecte techniek met veel beperkingen, en dat vind ik er nou net het aantrekkelijke aan. Het is ambachtelijker dan schilderen. Je bent in hout aan het snijden en kleuren aan het mengen, dat kost veel energie en concentratie, maar daarna ben je altijd een tijdje bezig de oplage er doorheen te drukken. Dat uitvoerende deel is ook wel fijn. Je hebt niet alles helemaal in de hand, het pakt niet altijd uit zoals je wilt, maar dat houdt de spanning erin. Je zit in een soort verhaal waar telkens een laag bij komt, en je bent steeds benieuwd hoe het in de volgende laag verder gaat. Je ziet eigenlijk pas wat je aan het doen bent als je het hebt gedaan.”

Brontsema studeerde in 2020 af met een serie prenten van het interieur van de Euvelgunnerheem, een boerderij die, als een tijdcapsule, op een Gronings industrieterrein was blijven staan. De oude boer die er woonde had er nooit afstand van willen doen en de inrichting van zijn ouders helemaal intact gelaten.

Door de ramen schijnt fel zonlicht op paneeldeuren en raamkozijnen in jaren vijftig-kleuren. Er staan meubels van zes decennia geleden, die drie decennia geleden oubollig werden gevonden en nu vintage zijn.

Na haar afstuderen is Brontsema naar eigen zeggen „een beetje blijven hangen in dat boerderij-onderwerp”. Ze bracht de gangen en kamers van vervallen Oost-Groningse herenboerenvilla’s in beeld met haar prenten, met grote aandacht voor de kleuren en het invallende zonlicht. Het zijn druksels waar de kijker zich aan kan warmen.


Lees ook
In tien jaar in stilte verzameld: onbekende set van de 36 Fuji-prenten van Hokusai geveild

Katsushika Hokusai, De grote golf bij Kanagawa, 1829 - 1833. Deze houtdruk is deel van de 36 Fuji-prenten, waarvan Christie’s een onbekende set veilde.

Niet pittoresk of nostalgisch

„Je probeert als kunstenaar een wereld te scheppen”, zegt Brontsema. „Het is niet echt een fantasiewereld, dat klinkt alsof je wilt wegvluchten, maar gewoon een wereld waarin je zelf graag wilt zijn.” Ze benadrukt dat die wereld niet pittoresk of nostalgisch hoeft te zijn. „Ik vind het belangrijk dat mijn werk hedendaags is. Volgens mij kijk ik naar die oude interieurs met een enthousiaste, frisse blik. En ik zie ook steeds meer schoonheid in dingen die voor lelijk doorgaan, zoals afvalbakken.”

In een recente kleurenhoutsnede staat er inderdaad een kliko geparkeerd voor een paar schuurdeuren. En in de nieuwe Berlijnse zwembadenserie overweegt Brontsema een keer „gewoon die lelijke lampen die erboven hangen aan te zetten.”

Maar in de eerste zwembadprent regeert het daglicht nog. Zoals zeventiende-eeuwse schilders kerkinterieurs schilderden, zo drukte Brontsema in achttien lagen het Stadtbad Mitte van de plaat, een zwembad uit 1929 met ramen in alle wanden én in het dak. De tweede houtsnede in de serie, waarvan de zesde drukgang nu in haar atelier hangt te drogen, stelt de Schwimmhalle Finckensteinallee voor. Hoe groot de uiteindelijke reeks wordt weet ze nog niet. „Ik moet de rest nog maken, dus het is een beetje stompzinnig om er al over te praten. Eerst maar eens kijken wat het wordt.”

Eline Brontsema, Euvelgunnerheem, kamer met tapijt, 2020.
Beeld: Art Revisited