Een goede goochelaar biedt, als je er goed over nadenkt, zijn publiek vooral een fantasie over controle. Als je zomaar zaken tevoorschijn kan toveren en weer kan laten verdwijnen, en de natuurwetten ook op andere manieren kan tarten, ben je tot op zekere hoogte immuun voor de tragedies van het leven: de pijn van verlies bijvoorbeeld, of de sleur van de voorspelbaarheid.
De makers van De grootste goochelshow, de nieuwe jeugdtheatervoorstelling van De Toneelmakerij, hebben dat goed begrepen. In een typisch goochelaarsdecor – een soort ouderwetse kermisattractie met gele gordijnen en beschilderde wanden – verwelkomt de jonge Domingo (José Montoya) ons bij het spektakel dat hij en zijn kleine broertje Caspaar (Serge Hogenbirk) voor ons in petto hebben. Na de eerste trucs blijkt er al gauw een diepere tragedie onder de show schuil te gaan. De vader van het gezin is vertrokken, de moeder is vaak ‘verdrietig’ en het middelste broertje Thomas is vlak na de geboorte overleden – of, zoals het de broers is verteld: verdwenen.
Al snel bekruipt je het gevoel dat het fanatisme waarmee vooral Domingo het goochelaarschap benadert een manier is om grip op dat verdriet te krijgen. Zijn controledrift richt zich ook op zijn jongere broer, die hij strak regisseert en van wie hij geen vergissingen duldt. Montoya en Hogenbirk zetten scherp en trefzeker de dynamiek van bravoure en machtsstrijd én de onderliggende kwetsbaarheid van de kinderen neer, waardoor je al snel met ze meevoelt. Ook de goocheltrucs zelf dragen in de regie van Paul Knieriem bij aan het verhaal: ze zijn net goed genoeg uitgevoerd om je het beeld te geven dat de kinderen er ijverig op hebben geoefend.
Als Domingo Caspaar per ongeluk permanent wegtovert naar de plek waar alles wat verdwijnt terechtkomt, boort de voorstelling een magisch-realistische laag aan. Uiteraard loopt Caspaar er naast een verloren sok en spaghetti-opscheplepel ook Thomas tegen het lijf. Gelukkig presenteren de makers hier geen ongeloofwaardig happy end met een ontroerend weerzien tussen de drie broers, maar kiezen ze voor een bitterzoete plotwending die de weerbarstige relatie tussen Domingo en Caspaar intact laat. Het levert een schurende laatste scène op, die qua toonzetting eerder doet denken aan klassieke duistere jeugdfilms als Time Bandits en The Dark Crystal dan aan de geruststellende terugkeer van de veilige werkelijkheid die je in het jeugdtheater vaak tegenkomt.
Die oorspronkelijke wending stelt de makers echter wel voor een probleem: hoe brei je er een einde aan? Ze komen er niet helemaal uit, en lossen het op door plompverloren uit hun rol te vallen en het publiek rechtstreeks nog even wat filosofische gedachten mee te geven. Het mag de pret gelukkig niet al te veel drukken: na het applaus grijpen de kinderen in het publiek de kans om even goed in het decor rond te neuzen, en zo te kunnen bevatten hoe al dat getover in elkaar steekt. De behoefte om grip op de werkelijkheid te krijgen is ook op zesjarige leeftijd al universeel.