Gniffelen om de sociale stuiptrekkingen van drie mateloos onzekere vrouwen

De horror die roddelen heet, daarover gaat deze vierde voorstelling van Buysse & Joosten. Voor de gelegenheid laten actrice Emma Buysse en regisseur Luna Joosten zich deze keer versterken door actrices Eva van der Gucht en Zenzi Alwart. We treffen Buysse, Van der Gucht en Alwart in het walhalla van de roddel: een kapperszaak.

In Spill the tea speelt Van der Gucht klant Marga, een goedlachse BN’er die ooit een zomerhitje scoorde en er, nu de faam is verbleekt, veel voor over heeft weer op de televisie te komen. Buysse is hondencoach Sanneke, die zich ongetwijfeld op haar gemak voelt tussen de honden, maar bijzonder veel ongemak uitstraalt in haar contact met de medemens. Zenzi zet heerlijk vet in als stagiaire Chelsea, die een wezenloze blik en een mond vol kauwgom cultiveerde in een poging chill en casual over te komen, en die tegen wil en dank in haar eentje de salon bestiert, nu Joke, de eigenaresse van de zaak, om nog onbekende redenen op zich laat wachten.

Zwartmaken

Uit het meanderende gesprek van het drietal komen enkele fascinerende vragen bovendrijven. Wat beweegt een mens ertoe anderen achter hun rug om zwart te maken? Hoe zuiver is degene die zich aan dergelijke praktijken zegt te onttrekken? Wat is de connectie tussen roddelen en empathie? Stuk voor stuk de moeite van het onderzoeken waard. En toch wringt er iets.

Dat zit hem in de vormgeving van de personages. Spill the tea wil laten zien hoe een gebrek aan eigenwaarde een mens ertoe kan brengen een ander voor de bus te gooien, en tapt daartoe uit het stereotype van de vrouw die vastloopt in haar eigen gevoelens van minderwaardigheid. Gevolg is dat we gedurende de hele voorstelling met z’n allen zitten te gniffelen om de sociale stuiptrekkingen van drie mateloos onzekere vrouwen. Vrouwen over wie we, los van die onzekerheid, eigenlijk weinig te weten komen. We zien hun gestotter en gestamel, hun verschrikte blikken, we zien hoe ze zichzelf overschreeuwen, zich oppervlakkiger voordoen dan ze zijn, we krijgen zelfs de innerlijke kritische stem te horen die ze hun onzekerheid opleverde – maar we zien niet welke kwetsbaarheid er met al dat geveins en gepoch buiten schot wordt gehouden. We zien ze nooit in hun kracht. Dat doet niet alleen af aan de tragiek van de personages, het maakt ook de humor wat zouteloos.

Horrorgenre

Tegen het einde neemt de voorstelling de afslag naar het horrorgenre. Er is bloed, er zijn blaffende honden, spiegels, blonde pruiken, het ziet er prachtig uit allemaal. Maar omdat je de vrouwen nergens echt serieus bent gaan nemen, beroeren ook hun angstvisioenen niet echt.

Onzekerheid, en hoe ver een mens bereid is te gaan in het schaden van een ander om er zelf maar bij te horen: het is reële, sociale horror. Maar om daarvan te kunnen sidderen, moeten we weten wat er op het spel staat. Welke ziel er, onder al die lagen van klunzigheid en borstklopperij en slinksheid en zelfverwijt, van calm en glowy en nonchy, simpelweg hunkert naar een flintertje waardering.