De handen van Nana Adamou Isaka zijn het bewijs. Althans, volgens zijn oudste zoon. Vierentwintig jaar is hij, jonger dan sommige van de dik bebladerde bomen die Isaka met die handen plantte. Als ze weer eens in een discussie vervallen, pakt zijn zoon ze vast en draait de palmen omhoog. Een landschap van groeven en lijnen en ruwe stukken eelt. Kijk hoe kapot ze zijn, zegt zijn zoon dan. En waarvoor?
„Hij vergelijkt zijn leven weleens met dat van anderen”, zegt de cacaoboer. „Maar dat kan ik hem niet bieden.” Zittend op een houten krukje, in een broek vol scheuren en een shirt dat enkele maten te groot lijkt, ziet Isaka (48) het anders. Hij was 25 jaar geleden een van de eersten in dit stukje van centraal Ghana die cacao ging planten. Nu bestaat hun dorp Abofunuso uit een twintigtal huisjes van leem en golfplaten, elk omringd door één of enkele hectaren aan cacao.
Isaka kent niet anders dan een leven opgedeeld in twee seizoenen, twee oogsten. Snoeien, sprayen, plukken, drogen, fermenteren, verkopen. En zo zijn kinderen naar school sturen. Elf zijn het er, bij twee vrouwen. Zelf ging hij nooit naar school. Hij heeft het beste gemaakt van hun omstandigheden, zegt hij. „Maar ik zou mijn kinderen nooit aanraden dit werk te doen.”
De timing leek bijna zo bedacht, vlak voor Pasen. Terwijl de chocolade-eitjes en -hazen in westerse supermarkten schappen vulden, gingen op de wereldmarkt alarmbellen af. In New York schoot de prijs voor zogeheten cacao futures – op de beurs verhandelde contracten voor de aankoop van in de toekomst te leveren cacao, tegen een vooraf afgesproken prijs – naar een record van boven de 10.000 dollar. Een paar maanden eerder was dat nog 3.000 dollar.
Schreeuwerige nieuwskoppen over nu al duurdere paaseieren en straks onbetaalbare chocolade overschaduwden bijna het waarom: er is bijna geen cacao te krijgen. Ghana en Ivoorkust, samen goed voor zeker 60 procent van alle cacao in de wereld, kampen met een dramatische oogst. Gewezen wordt naar El Niño, het weerfenomeen dat in West-Afrika afwisselend zorgde voor extreme regenval en aanhoudende droogte. Maar kenners van de sector waarschuwen dat dit geen uitschieter is.
De gevolgen van El Niño voegen zich bij een storm die al langer woedt. Zeker in Ghana, waar cacao wordt geoogst door honderdduizenden veelal kleine, straatarme boeren met vaak verouderde bomen. Zij worden ook geplaagd door virale ziektes, schimmels en, recenter, illegale goudmijnen die waterbronnen leegzuigen en waarvan de graafmachines in met name west en centraal Ghana cacaoplantages opslokken.
Haalde het West-Afrikaanse land een paar jaar geleden nog een recordoogst met ruim een miljoen ton cacao, sindsdien is de lijn dalende. Dit seizoen, dat loopt van najaar 2023 tot zomer 2024, wordt mogelijk de 500.000 ton niet eens gehaald – veel minder dan vooraf verwacht. Ghana verkeert al in een diepe economische crisis en nu is ook één van ’s lands belangrijkste exportproducten, goed voor zo’n kwart van de exportinkomsten, in gevaar.
Daarmee zijn alle ogen ook gericht op de Ghana Cocoa Board, of Cocobod. Deze overheidsinstantie, die al Ghana’s cacao opkoopt en verhandelt en iedere centimeter van de sector controleert, had al enorme schulden. Nu dreigt Cocobod vooraf gesloten contracten niet (volledig) te kunnen naleven. Persbureau Reuters meldt op basis van interne bronnen dat Cocobod de levering van mogelijk 350.000 ton aan cacao mogelijk moet uitstellen naar de volgende oogst. Ondertussen morren ook de boeren. Want waar blijft die hoge prijs?
Het was altijd simpel, zegt Robert Aidoo, agrarisch econoom aan de Kwame Nkrumah University of Science and Technology in Kumasi, centraal Ghana. „Wie Ghana zei, zei cacao en wie cacao zei, zei Ghana.” Zo ook bij Aidoo thuis. Zijn vader was cacaoboer. Zijn broers ook. „Maar als je nu naar ons dorp gaat en aan jongeren vraagt of ze cacaoboer willen worden, dan zeggen ze nee. Ze zien wat er gebeurt. De toekomst ziet er niet goed uit.”
Zieke bomen
Op de plantage van Nana Adamou Isaka maakt die toekomst een piepend geluid. Hij hoort ze dagelijks, zegt de boer. De graafmachines die aan de andere kant van dit lage bos van cacao een maanlandschap hebben gecreëerd. Overal het geluid van de motoren. Plukjes jongemannen en een enkele vrouw graven gaten, hun lichamen wit van de opgespoten modder. Zo’n twintig minuten lopen scheidt Isaka’s plantage van deze goudmijnen, in Ghana galamsey genoemd.
Ze zijn nu nog ver weg, zegt de boer. Gelukkig. „Maar ze zuigen al het grondwater weg.” Hoeveel cacao Ghana al is verloren aan mijnpraktijken, is niet bekend. Op zijn minst gaat het om enkele tienduizenden hectaren. Dat is nog zonder de schade aan omliggende plantages mee te rekenen: daar zitten boeren niet alleen met minder, maar ook met vervuild water door de chemicaliën die de galamsay-jongens gebruiken om het goud los te weken.
Voor nu heeft Isaka andere zorgen. Twee jaar geleden verschenen twee Cocobod-medewerkers op zijn plantage. Volgens hen waren zijn bomen ziek. Wat voor ziekte precies, weet hij niet meer. Hoe dan ook: „Ze zouden mijn bomen kappen en nieuwe planten.” Zíjn bomen. En bovenal: zíjn brood. Een nieuwe boom geeft pas na vier jaar vruchten. Isaka gaf ze net geen halve hectare, zegt hij. Als test. Maar de zaden werden te laat geplant, zegt hij. Na de regens. Slechts een enkele boom groeit nu.
Toegegeven, Isaka’s oogst is niet meer wat die was. Vroeger haalde hij op zijn vier hectare nog zo’n veertig zakken à pakweg zestig kilo. Bij de laatste oogst waren dat vijf zakken. Het is dat hij ook vee is gaan houden, zegt Isaka. „Anders zou ik mijn familie nooit kunnen voeden.”
Dat blijft de realiteit: terwijl chocoladegiganten miljardenwinsten maken, komen Ghanese cacaoboeren van wie zij deels afhankelijk zijn niet of nauwelijks rond. Slechts zo’n 20 procent verdient een leefbaar inkomen, 40 procent zit onder de armoedegrens, stelden onderzoekers van de Wageningen Universiteit in 2021 vast.
Door de sindsdien opgelopen inflatie (nu 25 procent) en meerdere slechte oogsten is die eerste groep vrijwel zeker nog kleiner geworden, zegt Yuca Waarts, een van de onderzoekers. „De machtspositie van boeren is nul, zowel in Ghana als binnen de internationale handel.” Mede doordat de meesten nog veel kleinere plantages hebben dan Isaka, de cacaoprijzen tot nu toe juist laag waren en er weinig mogelijkheden zijn voor ander werk.
Realistisch
Het maakt de boeren volledig afhankelijk van Cocobod. Dat helpt met herplanten en voorziet hen van gesubsidieerde kunstmest en pesticiden. Althans, dat is de bedoeling. Maar, klagen boeren tegen NRC: als ze al iets krijgen, is het vaak bij lange na niet genoeg. Of het komt te laat, wanneer de regens al zijn geweest. Het voedt het wantrouwen over een organisatie die volgens velen te groot (9.000 werknemers), te politiek en te weinig transparant is.
In een kantoor met uitzicht over de hoofdstad Accra is Fiifi Boafo het daar niet mee eens. Cocobod doet wat het kan om cacaoboeren te helpen, stelt de woordvoerder. Zo verhoogde het in april tussentijds de prijs voor een zak cacao van omgerekend 80 naar 130 euro als reactie op de geëxplodeerde marktprijzen. Zelf verkocht het de cacao van dit seizoen 2023-2024 anderhalf jaar geleden al vooruit via diezelfde futuresmarkt – tegen toen geldende prijzen.
Foto’s: Francis Kokoroko
Die contracten zijn getekend, zegt Boafo. Dus de extra kosten zijn voor Cocobod, dat al worstelt met honderden miljoenen dollars aan schuld (volgens sommigen meer) en nu ook met een groot tekort aan cacao. Kunnen ze dat wel betalen? „We moeten wel”, antwoordt hij. „Anders hebben boeren geen geld om in hun boerderij te investeren en worden toekomstige oogsten nog slechter.”
Dit systeem – het grootste deel van de cacao ver voor de oogst uit verkopen – ligt nu onder vuur. Maar volgens Boafo is het nodig om boeren te beschermen tegen prijsdalingen die de cacaomarkt jarenlang tekende. Hopelijk is dit een keerpunt, zegt de woordvoerder. „Toegegeven, 10.000 dollar per ton is aan de hoge kant, maar hopelijk realiseert de industrie zich nu dat prijzen van rond de 2.000 dollar, zoals we die niet lang geleden zagen, óók niet realistisch zijn.”
Om sterker te staan in die prijsonderhandelingen vormen Ghana en Ivoorkust sinds 2019 een alliantie, bedoeld als een soort OPEC, maar dan voor cacao. Maar echt een vuist maken lukt niet. „Onze landen zijn daar te zwak voor”, zegt agrarisch econoom Robert Aidoo. „Saoedi-Arabië betaalt olie met eigen middelen en kan besluiten die een half jaar niet op de markt te brengen. Wij zijn afhankelijk van internationale leningen en boeren die niet zolang kunnen wachten.”
Verleiding
In Sefwi Bekwai, een dorpje uitgestrekt langs een weg in het hart van Ghana’s cacaoregio Western North, voelen boeren zich nog steeds bekocht. Prima, die hogere prijs, maar het is een fractie van wat ze op televisie horen. En met de hoge inflatie verdampt alles meteen weer.
Het zijn moeilijke tijden, peinst Kwaku Adu Ashiam. De horizon waar de 65-jarige gewend is op uit te kijken, is de laatste jaren flink veranderd. Langs de rode zandweg die leidt naar zijn plantage maakten groene cacaobomen plaats voor barre vlaktes waar hier en daar nog stompen van bomen uitsteken. Vier jaar eerder waren Ashiams bomen aan de beurt. Ze waren ziek, zegt de boer.
Een boom die ziek is, gaat dood. Er is geen remedie
Hier heeft die ziekte, die ook in Ivoorkust rondraast, wel een naam: swollen shoot viral disease, of gezwollen scheut, naar één van de symptomen. Heeft een boom het, dan gaat-ie dood – een remedie is er niet. Ashiams hele plantage, vier hectare, raakte geïnfecteerd en moest tegen de grond. Met een zonnehoedje op en een kapmes in de hand gaat hij voor door wat nu zijn plantage is: bomen die tot net boven zijn kruin reiken en waar de eerste, kleine cacaovruchten aan groeien. Het begint te komen, zegt hij.
Ashiams plantage is één van de zeventig die lokale medewerkers van Cocobod tot nu toe in deze omgeving tegen swollen shoot behandelden, door te kappen en nieuwe bomen te planten. Hun wachtlijst is lang. „Heel lang”, zegt een medewerkster, haar ogen groot, terwijl ze samen met een collega een nabijgelegen veld inspecteert dat net opnieuw is geplant. Op de lijst staat ook Ashiams broer, die twee hectaren heeft. Hun zus, met één hectare, was vorig jaar aan de beurt.
In totaal heeft het virus in Ghana zo’n 590.000 hectare aan cacaoplantages verwoest, zegt Boafo in Accra; bijna een derde van alle cacao.
Daar komen de goudmijnen bij. Die pakken niet alleen land af, maar ook de arbeiders die erop werken: een dagje mijnen levert meer op dan bij boeren. Die laatsten laten zich ook verleiden, zucht Boafo. „Vanwege hun financiële situatie vinden sommigen het lastig nee te zeggen als mijnwerkers geld bieden voor hun plantages.”
Er is weleens zo’n kerel naar hem toe gekomen, zegt Nana Adamou Isaka. Nog voor die een bedrag kon noemen, had de boer hem weggestuurd. Hij wilde het niet horen, zegt Isaka, een veegbeweging makend met zijn hand. „Ik houd van mijn bomen.” Zijn zoon Adamu niet. Die is naar Greater Accra getrokken, waar hij wordt opgeleid tot vrachtwagenchauffeur in de haven. „Cacao is stervende”, stuurt Adamu de verslaggever per WhatsApp.
Isaka neemt het hem niet kwalijk. Hij lacht zijn ogen tot spleetjes. „Ik bid dat mijn zoon mij naar Accra haalt en daar een huis voor mij bouwt.”