N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Infectie De Gezondheidsraad adviseert werkgevers om personeel dat regelmatig tekenbeten oploopt vaccinatie aan te bieden tegen tekenencefalitis. Het adviesorgaan doelt voornamelijk op arbeid verricht in bosgebieden, duinen, heide, parken en tuinen.
Op jaarbasis zouden in Nederland zo’n 1,5 miljoen gevallen van tekenbeten geregistreerd worden. Foto Getty Images
Wie tijdens werk regelmatig aan teken wordt blootgesteld, zou van de werkgever vaccinatie tegen tekenencefalitis (TBE) aangeboden moeten krijgen. Dat schrijft de Gezondheidsraad donderdag in een advies aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Nederland biedt op dit ogenblik geen TBE-vaccinatieprogramma aan omdat het risico op de infectie vanwege een tekenbeet, in tegenstelling tot besmetting met de ziekte van Lyme, heel laag is in het land.
Anders dan voor de ziekte van Lyme is voor tekenencefalitis een efficiënt vaccin beschikbaar. Voor goede bescherming zijn drie verschillende prikken noodzakelijk, die afzonderlijk 69 euro kosten. De Gezondheidsraad wil dat werkgevers hun verantwoordelijkheid nemen door personeel dat regelmatig tekenbeten oploopt — het spreekt van vijf keer of vaker per jaar — de TBE-vaccinatie aan te bieden. Het adviesorgaan doelt voornamelijk op arbeid verricht in bosgebieden, duinen, heide, parken en tuinen. Die zouden extra risico op een tekenbeet lopen en dus ook op infectie met het TBE-virus. Hetzelfde geldt voor werknemers die in aanraking kunnen komen met het TBE-virus, zoals in bijvoorbeeld laboratoria.
Zestien patiënten
Besmette teken dragen de infectieziekte veroorzaakt door het TBE-virus (tick-borne encephalitis), via tekenbeten over van dier naar dier en soms naar de mens. Volgens het RIVM kwam het virus tot voor kort alleen in het buitenland voor. Dat veranderde toen in het voorjaar van 2016 aanwijzingen kwamen dat in Nederland reeën besmet zijn geweest en het virus ook bij Nederlandse teken was aangetoond, onder meer op de Sallandse Heuvelrug en de Utrechtse Heuvelrug. Tussen 2016 en 2022 registreerden medische laboratoria en de GGD zestien patiënten die tekenencefalitis opliepen in Nederland.
Bij infectie krijgen mensen doorgaans geen klachten of slechts lichte griepachtige klachten. Soms krijgen veroorzaakt het virus een hersenvliesontsteking (meningitis) of een hersenontsteking (encefalitis). Daarbij houden klachten lang aan en in zeldzame gevallen is het virus dodelijk.
Afgelopen jaar werden volgens het RIVM en de Wageningen University & Research (WUR) een derde minder tekenbeten gemeld dan in de voorgaande jaren. Op jaarbasis zouden in Nederland zo’n 1,5 miljoen gevallen van tekenbeten geregistreerd worden. De meeste meldingen kwamen uit Gelderland, gevolgd door Noord Brabant en Noord-Holland.
De Nederlandse tennisser Tallon Griekspoor (28) heeft zaterdag het grastoernooi van Mallorca gewonnen. De 28-jarige Haarlemmer versloeg zijn tegenstander, de Franse Corentin Moutet, in twee sets, waarmee hij zijn derde ATP-titel binnenhaalde. Twee jaar eerder won hij al op het hardcourt in Pune (India) en op het gras van Rosmalen.
Eerder deze maand moest Griekspoor nog uitstappen tijdens de achtste finale van Roland Garros, vanwege een buikspierblessure. Hij speelde toen met pleisters op zijn buik en had een zichtbaar zwakkere service dan gebruikelijk. Maar met zijn winst op Mallorca toont Griekspoor zich in topvorm voor het grandslamtoernooi Wimbledon dat maandag begint. Zijn eerste wedstrijd zal hij daar spelen tegen de Amerikaan Jenson Brooksby, 149ste op de ATP-ranglijst. Griekspoor kwam nooit verder dan de tweede ronde van het toernooi, maar gezien zijn vorm in Mallorca is er een aanzienlijke kans dat hij dat dit jaar overtreft.
Met zijn derde ATP-zege, de tweede op gras, heeft Griekspoor slechts vijf Nederlandse tennissers boven zich die meer titels wonnen. Zaterdag steeg hij van plek 34 naar plek 29 op de wereldranglijst.
Lees ook
Tennisser Tallon Griekspoor: ‘Ik kan nu wel de slingers gaan ophangen, maar ik ben net begonnen’
Vraag Wouter, een bonkige veteraan met kaal hoofd en rood baardje die in onder meer Afghanistan diende, waarom er meer geld moet naar defensie, en hij kijkt je strak aan. Kijk om je heen, zegt hij, „naar wat er in de wereld gebeurt”. Vraag het Isaac, een vijftiger die naar Bosnië werd uitgezonden en nu nieuwe militairen opleidt, en hij zegt: „Dit is geen serieuze vraag, toch?” Begin tegen Carina Nobel, twee keer Bosnië en één keer Kosovo, over de 5 procent die NAVO-lidstaten gaan uitgeven aan defensie, en ze begint te stralen.
Drie dagen nadat het in Den Haag draaide om de toekomst van defensie, ging het zaterdag op het Haagse Malieveld vooral over het verleden. Tijdens de jaarlijkse veteranendag, wegens de NAVO-top dit jaar zonder het defilé, wemelt het er van de mannen en vrouwen die weten dat de prijs van oorlog en vrede zich niet alleen in procentpunten van het bbp laat vangen.
Foto Merlin Daleman
Veteranen slaan elkaar kameraadschappelijk op de schouders, proosten met een bekertje bier. Aan een tafel vlakbij de lange rij voor een nasi-maaltijd zitten fragiele veteranen die nog in Nieuw-Guinea dienden (1950-1962). Verderop staat een groep mannen in shirts van het regiment genietroepen, de oudste eenheid van de landmacht. Sommige veteranen hebben hun onderscheidingen op hun borst gespeld, anderen dragen een baret, of een T-shirt dat met afkortingen herinnert aan hun uitzendingen. ISAF (Afghanistan). UNIFIL (Libanon). KFOR (Kosovo).
De ‘marine experience’.
Foto Merlin Daleman
Er zijn ook kraampjes waar geworven wordt voor defensie: met professionele recruiters, of standjes die jongeren warm moeten maken. Een duiker in een bak water speelt boter-kaas-en-eieren met kinderen. En er is een ‘marine experience’. Kinderen zitten met een VR-bril op en draaien wat rond. „Het was…heftig”, zegt een jochie van een jaar of acht als hij de bril heeft afgezet. Hij kijkt beduusd. Wat hij zag? „Mensen die schieten.”
Elk jaar schraler
Wat vinden veteranen van de tientallen miljarden euro’s die de komende jaren éxtra naar defensie zullen gaan? Waar moet het geld volgens hen heen? En waar moet het geld vandaan komen?
Moet het van de politie komen? Van de zorg? Van het onderwijs? Nee, natuurlijk niet. Maar ergens zal het pijn gaan doen
Defensie is volgens Peter als een brandverzekering voor je huis. „Je hebt er geen reet aan. Totdat er brand is.” Wouter: „Net als de zorg of politie levert het helemaal geen geld op. Maar je mist het pas als je het nodig hebt.” En nodig is het, denken ze. Al die conflicten op de wereld, zelfs in Europa. Maar moet het per se 5 procent zijn? Ze twijfelen. Peter: „Dat is misschien niet voor elk land nodig. De lonen liggen hier bijvoorbeeld hoger dan in Spanje. Misschien moet er meer gekeken worden naar slagkracht: wat is er nodig om het op orde te krijgen?”
Wouter en Peter.
Foto Merlin Daleman
Ze weten wel waar het geld heen moet. Het personeel is onderbetaald. „Defensie zet nu de voordeur open voor jongeren”, zegt Wouter, „maar door de achterdeur vertrekt er heel veel personeel.” Zijzelf trouwens ook: Wouter heeft nu een bedrijf in de jeugdzorg.
Zwarte schoenen in de woestijn
Maar defensie is wel aantrekkelijk, zegt Carina Nobel. „Het salaris is er natuurlijk minder dan in het bedrijfsleven. Maar je kunt doorgroeien. Ik heb er mijn rijbewijs voor vrachtwagens gehaald.” Daardoor kon ze, ooit begonnen als foerier die eten rondbracht, doorgroeien naar chauffeur van grote militaire vrachtwagens.
Defensie zet nu de voordeur open voor jongeren. Maar door de achterdeur verdwijnt er heel veel personeel.
Andere veteranen zeggen: het begint met materieel. Ed Bovenschen (67) ging op zijn vijftiende bij de marine en zwaaide 42 jaar later af bij de luchtmacht. „In Afghanistan hadden sommige collega’s een volledige woestijnuitrusting. Maar andere liepen op hun zwarte schoenen, omdat er te weinig was.” En tijdens oefeningen maakte hij mee dat ze een briefje kregen: „Je hebt tien patronen.” Alles, zegt hij, „werd verkocht en opgedoekt.”
Een gebrek aan materieel werkt demotiverend, denken veteranen. Isaac, die nu weer voor defensie werkt, zag bijvoorbeeld dat het „pijn doet” bij verpleegkundigen als ze „met oud of niet deugend materiaal op pad moeten”. Ook daarom vertrekt personeel, denkt hij.
Carina Nobel. Foto Merlin Daleman
Ed Bovenschen. Foto Merlin Daleman
Isaac. Foto Merlin Daleman
Foto’s Merlin Daleman
Zonder goed materieel, zegt Noppie Rouwhorst (55), „word je overlopen”. Het begint met „geweren en kogels”. Hij ging ooit bij defensie uit bewondering voor de Canadezen en Amerikanen die Europa hadden bevrijd. Dát wilde hij ook gaan doen, toen ze hem voor vier maanden naar Bosnië stuurde. Het zou er zijn zoals in oorlogsfilms, dacht hij: de ene partij is goed, de ander is slecht. „Maar ter plekke bleek dat er alleen maar verliezers waren. Iedereen was slecht.”
Angstporno
De missie „heeft alles beïnvloed in mijn leven”. Hoe hij naar mensen kijkt – niet zozeer negatiever, vooral „realistischer”. Maar hij leerde er ook over het belang van kameraadschap: „Daarom ben ik voor herinvoering van de dienstplicht. We leven in een geïndividualiseerde samenleving. Bij een dienstjaar, militair of maatschappelijk, leer je samenwerken en over het belang van normen en waarden.”
Foto Merlin Daleman
Waar moeten al die miljarden voor defensie vandaan komen? Veteraan Wouter noemt het „lastig”. De zorg heeft tekorten, zegt hij, „de politie ook. Om eerlijk te zijn weet ik het echt niet.” Ed Bovenschen weet het wel: volgens hem krijgen asielzoekers jaarlijks miljarden, als je dat niet meer doet, dan kan het geld zó naar defensie. „Zo simpel is het.” Isaac: „Moet het van de politie komen? Van de zorg? Van het onderwijs? Nee, natuurlijk niet. Maar ergens zal het pijn gaan doen.”
Veteranendag op het Malieveld.
Foto Merlin Daleman
Van Sijmen Mook (62), Libanon-veteraan, hoeft het allemaal sowieso niet. „Twaalf jaar lang is het land kapotbezuinigd. Nu worden we bang gemaakt voor een Russische dreiging. Ik zie die niet. Het is angstporno. De Amerikanen mogen overal binnenvallen, maar als de Russen het doen is het ineens fout.”
Veteraan Nobel ziet dat anders. Ze is, zegt ze, „blij dat iedereen wakker geschud is.” Nee, „niemand wil oorlog. Maar je moet er wel op voorbereid zijn.”
Estland en Litouwen stappen definitief uit het internationale Verdrag van Ottawa dat het gebruik van landmijnen verbiedt. Daarover hebben ze de Verenigde Naties vrijdag geïnformeerd, schrijven internationale persbureaus. De twee Baltische staten willen landmijnen in kunnen zetten om zich te verdedigen tegen hun buurland Rusland – Litouwen grenst aan de Russische exclave Kaliningrad. Sinds de invasie van Oekraïne vrezen de staten een Russische inval in hun land.
Volgens de verklaring van het Estse ministerie van Buitenlandse Zaken „komt de terugtrekking uit het verdrag voort uit de veiligheidssituatie in de regio, die is verslechterd als gevolg van de Russische agressie tegen Oekraïne, en is gebaseerd op dwingende overwegingen van nationale veiligheid”. Litouwen schrijft in een verklaring dat Poetins Rusland „op de lange termijn de grootste existentiële bedreiging voor Europa is”. „In het licht van dergelijke bedreigingen zal Litouwen alle nodige maatregelen nemen om zijn staat, zijn bevolking en elke centimeter NAVO-grondgebied te verdedigen.”
De parlementen van Letland en Finland, eveneens buurlanden van Rusland, hebben ook toestemming gegeven voor terugtrekking uit het verdrag. Polen is ook van plan zich terug te trekken, maar wacht nog op instemming van de senaat. In maart maakten deze vijf landen al kenbaar uit het verdrag te willen stappen, maar toen was nog niet duidelijk of hun parlementen daarmee zouden instemmen.
Lees ook
Sinds de Russische inval in Oekraïne is de landmijn bezig aan een grote comeback
Verdrag van Ottawa
Het verbod op het gebruik van landmijnen werd in 1997 vastgelegd in het Verdrag van Ottawa dat werd ondertekend door veertig landen. Later sloten meer dan honderd andere landen zich daar nog bij aan. Het verdrag verbiedt landen ook landmijnen te produceren, over te dragen of voorraden aan te leggen. Landmijnen zijn namelijk lastig op te ruimen en maken daardoor in vredestijd vaak nog jarenlang (burger)slachtoffers.
Toch bleef de landmijn in gebruik: de Verenigde Staten, China en Rusland tekenden het verdrag niet en hebben het wapen veelvuldig ingezet. In een interview met NRC in april noemde het Rode Kruis de cijfers rondom landmijnen al „zorgwekkend”. Volgens de hulporganisatie werden in 2023 wereldwijd zeker 833 gedood door een landmijn, het hoogste aantal sinds 2011. 80 procent van de slachtoffers was burger.
Lees ook
Polen en Baltische staten willen anti-mijnverdrag opzeggen om Rusland af te schrikken