Gezocht: juristen die het Europees recht aan de burger willen teruggeven


In Europa Caroline de Gruyter

In Europa

Europa heeft meer mensen nodig als Wilma Viscardini. In de jaren vijftig was zij, de eerste vrouwelijke advocaat in het Italiaanse stadje Rovigo, een van de weinigen die zich specialiseerden in Europees recht. Later werkte ze bij de juridische dienst van de Europese Commissie en vertegenwoordigde ze de Commissie bij baanbrekende zaken als ‘Van Gend & Loos’ – in 1963, over douanerechten die lidstaten mogen heffen – voor het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. Maar in 1974 ging ze terug naar Italië.

Europees recht ontwikkelde zich in de ‘eurobubbel’, zag zij, maar in de lidstaten – op ministeries, bij lokale rechtbanken, burgers en kleine bedrijven – leefde het totaal niet. Advocaten hadden geen idee van nieuwe, liberale Europese wetten over vrij verkeer van arbeiders of consumentenrechten, die prevaleerden boven nationale wetten en burgers dus direct aangingen. Rechters waren ongeschoold in Europees recht en wisten niet hoe je zaken voor het Europese Hof moest brengen. Gevolg: iedereen bleef enkel het nationale recht toepassen.

Met een paar advocaten in Duitsland, Italië en Frankrijk besloot Viscardini daarom pionier te worden bij de juridische opbouw van Europa in de jaren zeventig en tachtig. Die ‘euro-advocaten’, vertelt zij in het fascinerende boek The Ghostwriters; Lawyers and the Politics behind the Judicial Construction of Europe van Tommaso Pavone (lector aan de universiteit van Arizona), hadden de oorlog meegemaakt en zagen de Europese eenwording als kans op een betere samenleving. Nu dit vastliep op onverschilligheid en onkunde vroegen deze advocaten burgers en bedrijfjes om zaken aan te spannen waarbij nationaal recht op Europees recht botste en verloor. Zo kon het nieuwe Europa eindelijk in de lidstaten ‘landen’.

Een van de zaken die zij en haar man voor een lokale rechter brachten, ging over voetbal – een populair onderwerp. Clubs hadden destijds grote moeite om buitenlandse spelers te contracteren. Sommige clubs wisten wel dat profvoetballers onder het Europese vrije verkeer van werknemers vielen, maar wilden de Italiaanse voetbalfederatie niet tegen de haren instrijken. De advocaten regelden een goedkope advertentie in een Belgisch krantje namens een club die buitenlandse spelers zocht, om een rechtszaak uit te lokken.

Het Europees Hof bepaalde dat voetballers onder vrij verkeer vielen

De lokale Italiaanse rechter wist niets van vrij verkeer in Europa, maar de advocaten gaven hem alle bepalingen van de Europese wet en stelden – als echte ghostwriters – een zogeheten prejudiciële verwijzing naar het Europese Hof voor hem op. Het Hof bepaalde dat profvoetballers onder het vrij verkeer vielen. Dat veranderde Europees voetbal, voor altijd.

Pavones interviews met euro-advocaten zijn leerzaam en zelfs olijk – ze vertellen hoe zij, jonge activisten, nationale elites te slim af waren en hielpen een beter Europa tot stand te brengen. Ze rekenen af met de mythe dat het nationale rechters waren die Europees recht in de lidstaten verspreidden: die rechters vertelden Pavone zelf dat ze te onkundig en druk waren om naar het Europese Hof te verwijzen – wat helaas nog vaak zo is. Bovendien werden verwijzingen naar het Hof door de nationale autoriteiten, zeker in Frankrijk, niet geapprecieerd. Wie promotie wilde, moest hogerhand niet ‘provoceren’ met dit soort verwijzingen.

Tegenwoordig is ‘euro-advocatuur’ big business. Grote advocatenkantoren die voor multinationals werken domineren de professie. Burgers komen er amper tussen, wat euroscepsis voedt. Erger, Polen en Hongarije zetten juristen in om Europese verworvenheden af te breken en nationale rechtbanken te knechten. Het juridische tegengas dat zij krijgen, komt vaak van academici als Daniel Kelemen en John Morijn. In Polen ontdekken rechters nu noodgedwongen dat je de afbraak van de rechtsstaat kunt stoppen met een gang naar Luxemburg.

Daarvoor heb je mensen nodig die dit gevecht niet politiek maar juridisch willen aangaan. Mensen die Europees recht in zekere zin kunnen teruggeven aan de burger. „Missing agents”, noemt Pavone hen. Hij heeft gelijk. Hoog tijd dat jonge rechtenstudenten weer zin krijgen om te procederen voor een beter Europa.