Ze waren „wreder dan wreed” en stamden af van Gotische heksen die zich hadden laten bezwangeren door „onreine geesten”. Hun addergebroed leefde in moerassen en vormde daar „een onvolgroeide, smerige en nietige stam, nauwelijks menselijk”.
Aldus beschreef de Romeinse historicus Jordanes in de zesde eeuw na Christus het ontstaan van de Hunnen, de gevreesde steppe-ruiters die vanaf 370 hun opwachting maakten in Europa en daar de bewoners van het Romeinse rijk de stuipen op het lijf joegen. Jordanes’ etnogenese is allang naar het rijk de fabelen verwezen, maar waar kwamen de Hunnen dan wel vandaan?
Een internationale groep onderzoekers verbonden aan het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig geeft nu antwoord op die vraag . Zij publiceerden maandag een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift PNAS waarin ze met behulp van archeologische vondsten en dna-onderzoek aan botten uit Hunnengraven de wortels van deze veroveraars blootleggen. Hun afkomst blijkt opvallend divers.
Inhoud van 370 graven
In de achttiende eeuw opperen historici voor het eerst dat de Hunnen afstamden van de Xiongnu, een nomadisch volk dat tussen 200 voor en 100 na Christus een rijk bestierde dat zich uitstrekte over het huidige Mongolië en een deel van China. De belangrijkste reden voor die aanname was de taalkundige verwantschap tussen de namen van beide volken. Tussen het uiteenvallen van het Xiongnu-rijk en de komst van de Hunnen in Europa zit echter een periode van bijna drie eeuwen. Wat gebeurde er in die tijd?
Om die vraag te beantwoorden analyseerden de onderzoekers het dna van mensen in 370 graven – verspreid van China tot Hongarije – uit de periode van de tweede eeuw voor tot de zesde eeuw na Christus. Een aantal van de Europese graven was vanwege vorm en inhoud al door archeologen geïdentificeerd als onderdeel van de cultuur van de Hunnen. Dat gebeurde onder meer aan de hand van oriëntatie van het graf – noord-zuid – en de aanwezigheid van vervormde schedels. De Hunnen wikkelden het hoofd van kinderen in lappen om het langwerpiger te maken.
Genetische voetafdruk
In enkele van deze ‘steppe-graven’ troffen de onderzoekers lichamelijke resten aan waarvan het dna een directe band liet zien met skeletten van mensen die duizenden kilometers oostelijker een honderden jaren eerder behoorden tot de elite van Xiongnu. Zij vormden echter een uitzondering op de rest van de Hunnen die in Europa begraven liggen. Hun dna bevat nauwelijks sporen uit Oost-Azië, maar laat een diverse mix zien van dna van de Euraziatische steppe en vooral uit Europa.
Lees ook
Zo los-vast waren ze niet, die woestelingen aan de grens van het Romeinse Rijk
De Hunnen kwamen dus niet als één volk naar Europa, concluderen de onderzoekers. Ze vormden een heterogene groep die gedurende en periode van eeuwen van samenstelling veranderde. In een toelichting zegt co-auteur Zuzana Hofmanová: „Hoewel de Hunnen het politieke landschap dramatisch hebben veranderd, is hun genetische voetafdruk – afgezien van bepaalde elite-graven – klein.”
De Hunnen zouden na hun verschijning in 370 de Romeinen nog ruim een eeuw bezig houden, onder meer aangevoerd door de beruchte Attila. Hun optreden zette in Europa een periode van volskverhuizingen in gang. Het maandag gepubliceerde onderzoek in PNAS is onderdeel van het meerjarige project HistoGenes, dat deze roerige periode in kaart brengt.
