Gepaste schaamte als begin van een oplossing voor de wegwerpmaatschappij

Tegenwoordige tijd Misschien kan het fenomeen swishing de kledingindustrie minder vervuilend maken, hoopt
Foto Getty Images

‘Wat is dat?” Ik hou een paarse trui met gaten omhoog terwijl mijn tienerdochter haar schouders ophaalt. „Die is nieuw.” Ik snap niet hoe ze een nieuwe trui gekocht kan hebben met het weinige zakgeld dat nog op haar rekening staat. „Nee, mam”, zucht ze geïrriteerd. „Die heb ik gewoon geswished.” Eh… in een paniekerige nanoseconde flitsen dubieuze bijverdienmodellen voor dertienjarigen door mijn hoofd. „Weet je wel”, zegt ze. „Voor dat leren jasje.”

Het woord swishing, niet switching, is een klanknabootsing, naar het geluid van ritselende kledingstukken. ‘Swishen’, legt mijn dochter uit, gebeurt op feestjes waar onder jongeren kleding wordt geruild. Wanneer ik opmerk dat het leren jasje heel wat duurder was dan die gatentrui ooit geweest kan zijn, krijg ik de wind van voren. „Dat is ouderwets gedacht”, aldus mijn dochter. „Het punt is dat we minder kleding weggooien, mam. De wereld gaat kapot!” Ze ritst de trui uit mijn handen en trekt haar kamerdeur dicht.

Ongemakkelijke cijfers

Natuurlijk heeft ze gelijk. Als je de moeite neemt (of de moed) om stil te staan bij de huidige kledingindustrie, word je overstelpt met ongemakkelijke cijfers. Alleen de oliesector stoot wereldwijd meer CO2 uit. Volgens de Ellen MacArthur Foundation wordt elke seconde een vuilniswagen vol textiel vernietigd. Een kledingstuk wordt gemiddeld zeven keer gedragen en minder dan één procent van alle kleding wordt opnieuw gebruikt. Eén procent.

Nu het aantal retours bij online kledingaankopen stijgt, raakt het milieu nog meer belast en kopen we massaal nog impulsiever, want het kan toch gratis terug. Kledingbedrijven verzwijgen dat die geretourneerde kleding vaak niet terugkeert, maar vernietigd wordt omdat de verwerkingskosten van een retour hoger zijn dan de waarde van het geretourneerde item.

Niks geen circulaire economie, gewoon keiharde berekeningen. En miljoenen kledingstukken die zinloos worden verbrand. Bij de consument groeit het besef dat mode niet alleen garant staat voor stijl en creativiteit, maar ook voor onrecht, verspilling en vervuiling. De industrie moet wel reageren, dus verschijnen kekke duurzaamheidsslogans op kledinglabels (greenwashing, anyone?) en duiken prille alternatieven op: upcycling, swishen, kleding lenen.

Bij mij om de hoek zit één van de dun gezaaide modebibliotheken van Nederland. ‘LENA’ maakt zich hard voor een duurzamer model in de mode-industrie waarbij de klant in elke kledingzaak de optie krijgt om te kopen óf te lenen. Een geweldige strategie, maar zowel labels als klanten lopen er (nog) niet warm voor omdat een leenmentaliteit nu eenmaal lastig te promoten valt in een heb-economie.

Zal de swish-generatie van mijn dochter verandering brengen in de heb-economie? Zij winkelen ook bij H&M, bepaald geen hoogtepunt van duurzaamheid

Zal de swish-generatie van mijn dochter daar verandering in brengen? Ook zij winkelen bij H&M, bepaald geen orgelpunt van duurzaamheid. En vorige week kocht ik, in het volle besef van bovenstaande cijfers, een nieuw overhemd. Niet eens vintage. Voor het eerst schaamde ik me. Klinkt triviaal, maar wie weet schuilt in die schaamte wel het enige realistische begin van een oplossing. In een wereld met weinig idealisme, is gêne wellicht de sterkste troef om een sector te bewegen naar een duurzamer beleid. Blijven kopen zullen we, maar een vleugje constructieve schaamte zou ons niet ‘misstaan’.

Schrijver Sarah Meuleman duidt in deze reeks grote culturele verschuivingen aan de hand van kleine, markante verschijnselen. Dit was de laatste aflevering.