De tickets zijn geboekt, begin september vliegt George Wiegel naar Zuid-Korea, het land waar zijn vrouw vandaan komt. Ze hebben er een huis en daar gaat de zelfverklaarde workaholic iets doen wat hij nog nooit heeft gedaan: helemaal niets. Maandenlang. Telefoon weg, stilte. „Ik heb geen idee hoe het zal zijn”, zegt Wiegel (68) in zijn kantoor in de Rotterdamse concertzaal De Doelen. „Maar ik verheug me er wel op.”
Na een halve eeuw in de muziek, als trombonist, docent en directeur, gaat George (‘Sjors’) Wiegel met pensioen. De laatste negen jaar was hij directeur van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, dat bij zijn aantreden in 2015 in zwaar weer verkeerde. Wiegel had bij Het Gelders Orkest een harde, maar rechtvaardige sanering doorgevoerd en werd in Rotterdam binnengehaald als de man die orde op zaken moest stellen. Het voelde als thuiskomen: de geboren Schiedammer Wiegel studeerde en doceerde aan het conservatorium van Rotterdam en was vanaf 1987 elf jaar als solotrombonist aan het orkest verbonden.
Wiegel is een rijzige, gereserveerde man die een rustige indruk wekt. Hij deinst niet terug voor scherpe uitspraken (“De Doelen is een betere concertzaal dan het Concertgebouw”) en is wars van zowel dikdoenerij als valse bescheidenheid. Op 14 juni is hij met een groots afscheidsconcert uitgezwaaid – er klonk zelfs een gloednieuw tromboneconcert van Jimmy López Bellido, met Wiegels oud-leerling Jörgen van Rijen als solist. Dat Wiegel nog rondloopt in de zomers-uitgestorven kantoren van De Doelen is, „heel prozaïsch”, omdat er „iemand met tekenbevoegdheid” aanwezig moet zijn.
Zijn missie is geslaagd, beaamt Wiegel: onder zijn leiding is het tij gekeerd en inmiddels gaat het weer crescendo in Rotterdam, zowel op het podium als erachter. Geen misverstand: „Het orkest was altijd goed.” Tien jaar geleden, in de laatste jaren van sterdirigent Yannick Nézet-Séguin (chef van 2008-2018), speelden de Rotterdammers geregeld de sterren van de hemel. „Maar er waren wegzakmomenten. Er heerste ontevredenheid. Er waren veel lege plekken in het orkest en mensen maakten zich zorgen om hun baan.”
„Op een gegeven moment bleek dat ik wereldberoemd was als docent. Dat had ik me nooit gerealiseerd”
Excelleren
Toch was de interne onrust niet zo moeilijk op te lossen, zegt Wiegel, die veel musici nog kende uit zijn tijd in het orkest: „Ik weet wat musici nodig hebben. Vertrouwen, duidelijkheid. Als je bang bent om je baan kwijt te raken kun je niet excelleren.” Hij vulde de lege orkeststoelen met vaste contracten en minimaliseerde de ‘flexibele schil’ van wisselende remplaçanten. Want: je moet in een orkest blind op elkaar kunnen bouwen. „Bij de start van de Formule 1 gaan er tweeëntwintig auto’s achterlijk hard door een bocht. Nou, bij ons gaan er iedere minuut táchtig door de bocht. Maar: als het fout gaat, dan vangen de anderen je op.” Daarom is het cruciaal dat een orkest bemenst wordt met vaste krachten die weten wat ze aan elkaar hebben.
Maakte Wiegel het orkest zo in korte tijd weer „robuust”, het verhaal achter de schermen lag een stuk lastiger. Zijn voorganger, Hans Waege, was via de achterdeur vertrokken en had daarvoor lange tijd ziek thuisgezeten na een intern conflict. „Er heerste een angstcultuur op kantoor, mensen werden uitgescholden, durfden zich niet uit te spreken. Dat heeft langer geduurd. Het was echt een nare tijd”, zegt Wiegel.
Aan vingerwijzen doet hij niet: „Uiteindelijk heeft er bijna niemand gedwongen moeten vertrekken. Je verandert een organisatie niet door er andere mensen neer te zetten, maar door de mensen die er zijn het vertrouwen te geven om te veranderen.”
Twee werelden
Een organisatie als het Rotterdams Philharmonisch bestaat uit twee verschillende werelden. Op het podium heersen passie en gedrevenheid, er is geen tijd om na te denken, „alles is nú”. De kantoororganisatie is juist langzaam, gericht op de lange termijn. Dat leidt weleens tot onbegrip en Wiegel heeft ingezet op betere onderlinge communicatie en meer wederzijdse betrokkenheid: „Het is heel moeilijk om een musicus uit te leggen hoe een orkest echt werkt. Natuurlijk is de muziek het allerbelangrijkst. Maar zonder de mensen op kantoor is er geen concert. En worden er ook geen salarissen uitbetaald. Er is niet eens geld.”
„Oeverloos uitleggen”, dus. Aanvankelijk was er bijvoorbeeld „best veel weerstand” tegen de succesvolle filmconcerten, waarbij het orkest de filmscore van onder meer films over Harry Potter speelde. „Maar zulke projecten leveren wel inkomsten op én ze laten een nieuw publiek kennismaken met live symfonische muziek.”
Ooit wilde Wiegel zelf „wereldberoemd” worden als trombonist, maar dat plan is „keihard mislukt”: vanwege een lipblessure moest hij in 1998, na een kwarteeuw als solotrombonist in verschillende orkesten, stoppen met spelen op het hoogste niveau: „Ik viel in een zwart gat. Ik wist niet meer wie ik was.” Na zijn blessure legde hij zich toe op lesgeven en dankzij hem groeide Rotterdam uit tot „het trombonecentrum van de wereld”, zoals oud-leerling en solotrombonist van het KCO Jörgen van Rijen het onlangs noemde in deze krant. „Op een gegeven moment bleek dat ik wereldberoemd was als docent. Dat had ik me nooit gerealiseerd”, zegt Wiegel.
„Bij de start van de Formule 1 gaan er tweeëntwintig auto’s achterlijk hard door een bocht. Nou, bij ons gaan er iedere minuut táchtig door de bocht”
Bikkelhard
Als musicus was hij een perfectionist van het bikkelharde soort: „Ik kon helemaal niet met mezelf leven als trombonist. Ambitie is goed, maar je moet wel tevreden kunnen zijn met wat je nu, vandaag bereikt. Ik was altijd ontevreden. Op die manier maak je jezelf stuk. Later begreep ik pas hoe onaangenaam die ontevredenheid ook voor mijn omgeving en mijn collega’s moet zijn geweest.”
Als docent kon Wiegel dat inzicht overbrengen op zijn leerlingen – van iemand die zelf aan de top had gestaan wilden ze het wel aannemen. „Luister en kijk naar jezelf, respecteer wie je bent. De één wordt een steengoede trombonist, de ander blijkt een geboren organisator. Een opleiding moet studenten niet in een mal persen, maar ze laten ontdekken waarin ze uitblinken. Het talent in de mens zien en een bestemming ervoor vinden, dat was mijn motivatie bij het lesgeven.”
Onder Wiegels leiding zette het Rotterdamse conservatorium (tegenwoordig Codarts) ‘de student centraal’. „Maar écht”, benadrukt hij, niet als onderwijskundig modewoord. De methode-Wiegel was eenvoudig: „De eerste drie maanden moet je doen wat ik zeg. Daarna ben je fysiek klaar, dan ben je een volleerd trombonist. Vervolgens mag je vier jaar lang doen wat je wilt – maar ik vraag wel waaróm je het doet. Bij elke stap.”
Zo stimuleerden Wiegel en zijn collega’s studenten om hun eigen rol te ontdekken, of het nu solist, orkestmusicus of marketeer was. Lesgeven deden ze met een team, zodat studenten niet afhankelijk waren van de grillen en voorkeuren van één docent. De effectiviteit blijkt wel uit de lange lijst van succesvolle studenten, met Jörgen van Rijen voorop. „Het kunstvakonderwijs moet anders en ik denk dat ik dat bewezen heb”, zegt Wiegel.
Onbegrijpelijk vindt hij dan ook de subsidiebeoordelingen van het Fonds voor Cultuurparticipatie, die vlak voor het interview bekendgemaakt zijn. In één klap worden de zes opleidingsinstituten in de klassiekemuzieksector keihard en mogelijk fataal gekort, nadat eerder al vrijwel alle muziekscholen moesten sluiten. Het gaat om onder meer het Nederlands Vioolconcours en de Nationale Jeugdorkesten (NJO). „Dramatisch” noemt Wiegel de beoordelingen: “Zo creëer je een sterfhuisconstructie. De aanwas van talent stokt en de schade is onherstelbaar. Kunsten horen bij het ontdekkingsproces van jonge mensen, maar dat besef lijkt er niet meer te zijn.”
Hoogtepunt
Onder Wiegels leiding is er in Rotterdam juist een ‘academy’ opgezet, waarin jonge musici ervaring kunnen opdoen in het orkest. „Het was spannend, maar het is een succes. Musici die zeven jaar geleden sputterden bij het idee om Harry Potter te spelen leggen nu aan jonge mensen uit: dit is het vak, filmmuziek en educatieprojecten horen erbij. Dan denk ik, dat hebben we toch maar mooi voor elkaar.”
Het is een hoogtepunt in negen jaar directeurschap. Er zijn er meer: het ontstaan van „elan” in de wisselwerking tussen orkest en kantoor, het ontwikkelen van een data-gedreven marketingstrategie. De samenwerking met Erasmus Universiteit en UMC in het onderzoek Muziek als Medicijn, over positieve gezondheidseffecten van muziekbeleving. Bovendien is het orkest sterk uit de coronacrisis gekomen: in 2023 werden er meer kaarten verkocht dan ooit, aan meer verschillende mensen. De grootste groei zit aan de jongere kant van het leeftijdsspectrum, die tevens diverser is dan het ‘oude’ publiek.
Eén dieptepunt springt er ook uit: het verbreken van de relatie met Valery Gergiev, chef in Rotterdam tussen 1995-2008 en naamgever van het jaarlijkse Gergiev Festival. Gergiev, een persoonlijke vriend van Poetin, weigerde zich uit te spreken tegen de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 en werd persona non grata in de westerse klassieke wereld. „Het was onvermijdelijk en iedereen wist het. Dat was een heel pijnlijk telefoontje. We kenden elkaar al zo lang, we hadden een persoonlijke band, maar we spraken totaal langs elkaar heen. Er zijn nog steeds musici die vragen of ik denk dat het ooit goedkomt. Hij wordt gemist”, zegt Wiegel.
De huidige chef-dirigent, Lahav Shani, vertrekt in 2026. Anderhalf jaar geleden zei Wiegel in NRC dat het scouten naar een opvolger begonnen was. Nu draagt hij die zoektocht over aan zijn eigen opvolger, oud-directeur van het Nederlands Philharmonisch Orkest Rob Streevelaar, die per 19 augustus aantreedt. „De dirigentenmarkt is ingewikkelder dan toen ik Lahav in 2016 benoemde. Toen was er een enorme buzz, we gingen luisteren en beseften dat we snel moesten zijn. De chemie was er en na één concert boden we hem de baan aan.”
Tegenwoordig krijgen veel jonge dirigenten een kans, maar dat is vaak „op basis van potentie” en niet op basis van verdienste, zegt Wiegel: „Zulke raketcarrières vind ik gevaarlijk, evenals diversiteitsdrift. Ik ben vóór kansen geven, maar niet op verkeerde gronden. Je werkt wel met absolute topmusici – wat heb je hen te vertellen, wat is jouw basis, jouw ervaring? Natuurlijk zijn er uitzonderingen: Lahav zelf, onze vaste gastdirigent Tarmo Peltokoski. Maar dat zijn echt uitzonderingen.”
Wie Wiegel hoort praten, nog altijd bevlogen, begrijpt dat het afkicken wordt, de komende maanden: „De job van een directeur is werken aan de toekomst. Je moet op tijd kunnen loslaten, zodat de mensen na je de ruimte krijgen om hun werk goed te doen.” Maar makkelijk is het niet: „Ik weet eerlijk gezegd niet of ik het kan, gewoon publiek zijn.”
Grappige kappersrekening van minister Marjolein Faber. Ze heeft haar dooie punten laten snoeien voor het schamele bedrag van 571 euro en 74 cent. Die Haagse kapper heeft het inmiddels drukker dan ooit. Honderden kansloze koppies grijpen hun kans. Zo ook ik.
Donderdag zat ik er en het was gezellig. We namen de wereld door. Iedereen vroeg of ik afgelopen vrijdag de persconferentie van dappere Dickie had gezien. Onze premier was na zijn door de mand gevallen kabinet in bloedvorm. Vooral dat mantra over racisme was adembenemend. Hoe zei hij het ook alweer? Er was in Den Haag geen racisme. Hij kon het niet vaak genoeg zeggen. Niet in de regering en niet in de fracties. Ik dacht aan staatssecretaris Jansen. Dat is die van die Marokkanen. Inderdaad geen racisme rond het Binnenhof.
„Maar wel in de tram, de kroeg en de voetbalkantine”, lachte een klant die Dickie steevast ‘het schoofhondje van Geert’ noemde. Op dat moment belde een woedende Sywert. Omdat we met de hele zaak zin hadden om een beetje te lachen zette ik hem op de speaker. Sywert stak meteen van wal. Of ik nu mijn zin had?
„Ik niet alleen”, lachte ik, „het hele land vindt het leuk.” Hierop gaven alle klanten een spontaan applausje. Op datzelfde moment begonnen Bernd en Camille op de achtergrond keihard te schreeuwen.
„Zijn de heren overspannen of nog steeds gillend rijk?”, vroeg ik aan onze Melkmuil des Vaderlands. Nu begon Sywert zelf ook radeloos te foeteren. Hij was onschuldig en dat ging hij nu bewijzen. Het woord smaad viel. Laster uiteraard ook. Ik was nog niet van hem af.
Jij ook niet van mij, dacht ik zacht in mezelf, waarop de klanten vroegen of ik die gluipkop wilde ophangen. Op dat moment zwaaide de deur open. Een sterk vermagerde Frans Timmermans betrad de winkel. Glimmend van trots zei hij: „Ik ben afgevallen.” Een oude dame keek de limbo smalend aan en zei: „Maar dat was je toch al bij de verkiezingen schat!” Hierop draaide Fransje zich geïrriteerd om en beende de Van Loostraat in. Vroeger konden die zuiderlingen nog wel eens tegen een geintje.
Voor ik het wist kreeg ik weer telefoon. Netanyahu dit keer. Of Wilders in de zaak was? Nee, alle blondeerstoelen waren bezet met onzekere botoxdames. Dan wilde hij Casper.
„Bedoel je Veldkamp?”
Ja, die bedoelde hij en of ik tegen hem wilde zeggen dat hij niet hoefde te komen. Ze zouden hem daar meteen arresteren of gewoon laten omleggen door de harde kern van Maccabi. Of ik had gehoord dat hij gezocht werd door dat Strafhof?
Wat ik er van vond? Ik legde uit dat ik nog wel eens schrik van fotootjes van uitgemergelde kindertjes met hongerogen en dat die plaatjes me ergens aan doen denken. Net als de hulpgoederen die worden tegengehouden. Daarna fluisterde ik voorzichtig dat ik 40.000 doden ook wel wat aan de hoge kant vind.
„Antisemiet” brieste hij en hing op.
„Hij heeft zijn dag niet”, sprak mijn buurman die alleen zijn snor liet bijpunten.
De klanten vroegen me om het niet over politiek te hebben. Een oude dame lachte: „Voor je het weet heb je bonje met humorloze rechtse of linkse minkukels.”
We kregen het veilig over de tuinkabouter van MDMA die in Brabant is aangehouden. Daarna vroegen we ons af of in die roomse provincie een kerststalletje met het hele zootje van geperste cocaïne een leuk idee zou zijn. Dus Jozef, Maria, de herders, de os, de ezel en dat je na het kerstdiner met de hele familie de kleine Jezus uit zijn kribbe snuift.
Een keurige Haagse meneer begon over het Belgische bejaardenhuis waar ze strippers hadden ingehuurd en dat hij zich daar nu ging inschrijven.
„Of moet ik tot mijn urn sjoelen en scrabbelen?”, lachte hij.
Toen was ik aan de beurt. In tien minuten was ik geknipt. Kosten 10 euro.
Ik zei tegen de kapper dat ik dacht dat hij hartstikke duur was.
Sinds de overwinning van Donald Trump hangt de belofte van een spoedig staakt-het-vuren in Oekraïne in de lucht. Trump heeft beloofd dat hij dat binnen 24 uur na betreden van het Witte Huis wel even zal regelen. Niemand neemt die aankondiging letterlijk en het duurt ook nog twee maanden voordat Trump president is, maar een staakt-het-vuren beheerst inmiddels het gesprek over de oorlog.
Het vooruitzicht op een wending ten goede in Poetins oorlog is na ruim 1.000 dagen een perspectief waar velen zich graag aan vastklampen. Wie gunt Oekraïners niet een leven in vrede en veiligheid?
Maar met de belofte ligt ook wensdenken op de loer. Om tot een staakt-het-vuren te komen, moeten nog vele hordes worden genomen. En als het al lukt, betekent dat geenszins dat Europa zal terugkeren naar een onbekommerd tijdperk van vredesdividend en goedkoop gas uit Rusland.
Ook met een staakt-het-vuren zit in het Kremlin een onberekenbare autocraat die gezocht wordt voor oorlogsmisdaden. Europa zal daarop nog jaren moeten antwoorden met een stevige én kostbare militaire afschrikking én met vergaande militaire en economisch steun voor Oekraïne.
Vooruitlopend op eventuele onderhandelingen is de oorlog in de afgelopen week geëscaleerd. Mocht het tot gesprekken komen, dan willen beide partijen zo sterk mogelijk staan. De VS gaven, eindelijk, de inzet van langeafstandsraketten op Russisch grondgebied vrij en leverden omstreden antipersoonsmijnen. Oekraïne nam doelen in de regio Bryansk onder vuur. Rusland wees weer eens uitdrukkelijk op zijn kernwapens.
De twee hoofdrolspelers hebben alvast hun posities gemarkeerd. Het Kremlin liet doorschemeren dat het wel wil praten, maar dat het niet van plan is bezet gebied op te geven en het niet zal accepteren dat Oekraïne lid wordt van de NAVO.
Onduidelijk is of president Poetin daadwerkelijk bereid is te onderhandelen, of dat hij alleen maar aan de onderhandelingstafel gaat kijken of er iets te halen valt. En er is altijd het risico dat hij een gevechtspauze aangrijpt om te hergroeperen. In de entourage van Trump is geopperd dat de VS nog genoeg economische machtsmiddelen hebben om druk op Poetin uit te oefenen. Ook de inzet van langeafstandsraketten op Russisch grondgebied zou een drukmiddel kunnen zijn.
De Oekraïense president Zelensky heeft Trump onthaald op een charme-offensief. Zo zei hij deze week dat de kans op vrede met de komst van Trump is gestegen. Eerder uitte hij zich positief over zijn ontmoeting met Trump in september in New York. Zijn overwinningsplan bevat suggesties die duidelijk bedoeld zijn om Trump te paaien. Zo oppert Zelensky de mogelijkheid om gezamenlijk met bondgenoten de delfstoffenrijkdom van Oekraïne te ontginnen. Ook spiegelt hij de VS voor dat het goedgetrainde en ervaren Oekraïense leger straks de taken van Amerikaanse militairen in Europa kan overnemen.
Zelensky wil met steun van de VS het gesprek aangaan, maar zal formeel nooit accepteren dat bezet gebied Russisch wordt en hamert op snelle toetreding tot de NAVO, de beste veiligheidsgarantie die hij zich kan wensen. In de VS is geopperd dat een bestandslijn bewaakt moet worden door een internationale of Europese troepenmacht.
Het is aan Zelensky om te bepalen wanneer hij gesprekken aangaat en wat hij over heeft voor een staakt-het-vuren. Maar wat daar straks op tafel komt is ook van groot belang voor de veiligheid van Europa.
Zo zou het uit moreel én strategisch oogpunt moeilijk verteerbaar zijn als Poetin een overwinning zou kunnen claimen. Rusland houdt nu ongeveer een vijfde van Oekraïne bezet. Het zou onacceptabel zijn als Rusland dat als oorlogsbuit zou kunnen houden. Het zou een signaal zijn dat agressie loont. Het zou een aanmoediging zijn voor Poetin én voor andere autocraten met ambitie om basale omgangsregels tussen staten te schenden.
De gedachtevorming over onderhandelingen is nog pril, maar dit is wel het moment om vooruit te denken over randvoorwaarden. Een Oekraïense vrede is ook een Europese vrede. Het zou een geschenk zijn voor Oekraïne als het in 2025 langs diplomatieke weg tot een staak-het-vuren komt, zoals Zelensky hoopt. Maar het is ook van het grootste belang dat Poetin en geestverwanten niet tot nog meer agressie worden aangemoedigd. Europa moet intussen beseffen dat een staakt-het-vuren iets anders is dan langdurige vrede en zich voorbereiden op een lange fase van afschrikking met hoge defensie-uitgaven.
Ze wist meteen dat er iets mis was. Op donderdag 15 augustus, zo rond de klok van half vier, lag Demi Vollering ineens op het asfalt. Iets ten noorden van Metz, zes kilometer te gaan tot de finish van etappe vijf van de Tour de France Femmes. Een renster achter haar stuurde niet goed een bocht in en kon nog nèt op haar fiets blijven. Vollering niet.
„Ik had eerst helemaal geen gevoel aan mijn linkerbeen. Mijn fiets lag naast me op de grond maar het duurde gewoon een minuut voordat ik voorover kon buigen om hem op te pakken. Ik dacht eerst: ik heb mijn heup gebroken. Mijn broek was ook nat dus ik dacht dat ik bloedde.”
Ze stapte uiteindelijk weer op de fiets. De gele trui, die ze dag ervoor veroverd had, was ze kwijt – en zou ze ook niet meer terugkrijgen. Drie dagen later eindigde Vollering als tweede in de Tour de France, na een zenuwslopende slotklim naar Alpe d’Huez waarin ze verging van de pijn. Het verschil met winnaar Kasia Niewiadoma in het eindklassement: vier seconden.
Na de Tour bleek in een Zwitsers ziekenhuis waarom Vollering met zoveel pijn had rondgereden: ze had haar stuitje gebroken. „Toen begreep ik ook waarom ik die natte broek had. Als je een fractuur in je staartbeen hebt, vertelde de arts, moet je vaak spontaan plassen.”
Vollering staat thuis aan het aanrecht en maakt koffie. Het is de eerste keer dat ze dit verhaal deelt met de buitenwereld – als ze er tijdens het seizoen over had verteld, zegt ze, was iedereen er maar de hele tijd naar blijven vragen. „En je gaat de concurrentie niet wijzer maken.”
Ze woont in Zwitserland, iets buiten Luzern, samen met haar vriend en manager Jan de Voogd. Het uitzicht op de omliggende bergen is fenomenaal: recht voor ons ligt de Pilatus, op links de Titlis, achter ons de Rigi. Een heerlijke plek voor een wielerprof om te trainen – en ’s winters sta je met twintig minuten rijden bij de eerste skilift. „De bergen is waar ik het allerliefst ben”, zegt ze. „Als kind trokken ze me al heel erg.”
Het hele seizoen heeft Vollering gezwegen over wat er speelde achter de schermen. Nu wil ze één keer terugblikken op hoe ze dit jaar heeft beleefd
Demi Vollering (28), ’s lands beste wielrenster, heeft een turbulent seizoen achter de rug. Ze vertrok bij haar ploeg SD Worx – een proces dat zich rommelig en half in de openbaarheid voltrok. Ze haalde geen medaille op de Olympische Spelen, bij de tijdrit noch op de weg. Ze slaagde er als topfavoriet niet in om het WK op de weg te winnen, waarna een storm van kritiek volgde op hoe ze had gekoerst. En dan was er die Tour de France, met het gebroken stuitje en die vier seconden op Alpe d’Huez.
Het hele seizoen heeft Vollering gezwegen over wat er speelde achter de schermen. Nu wil ze één keer terugblikken op hoe ze dit jaar heeft beleefd. Ze wil graag ook iets meer vertellen over zichzelf als persoon – over hoe ze in het leven staat en hoe ze naar het wielrennen kijkt. In de hoop dat mensen beter snappen waarom ze „bepaalde keuzes” gemaakt heeft. En om enkele – in haar ogen onjuiste – beelden recht te zetten.
Ze gelooft dat dit een goed moment is. Het wielerseizoen is afgelopen. Ze heeft een verkwikkende vakantie achter de rug aan de Turkse kust. En eind oktober werd eindelijk officieel bekend wat al sinds april dit jaar rondzong: vanaf volgend seizoen rijdt Vollering voor de Franse ploeg FDJ – iets waar ze „ontzettend veel zin in” heeft.
Van nature verlegen
Vollering groeide op in het Zuid-Hollandse Pijnacker, als oudste dochter van een bloemenkweker. School was niet haar ding: ze was dyslectisch en bracht haar tijd het liefst buiten door, in het weiland achter de hortensiakassen van haar ouders.Haar eerste liefde was de fiets, maar aan het eind van haar tienerjaren wilde ze professioneel schaatser worden. Totdat haar vriend Jan haar overhaalde om voor het wielrennen te kiezen.
Op haar twintigste zegde ze haar twee banen op als bloemenschikster, met tweeëntwintig jaar tekende ze een profcontract, op haar vierentwintigste boekte ze haar eerste grote zege: Luik-Bastenaken-Luik.
Vorig jaar beleefde Vollering het beste seizoen van haar carrière. In het voorjaar won ze Strade Bianche, alle drie de Ardennenklassiekers voor vrouwen (Luik, Waalse Pijl, Amstel Gold Race) en – in een rechtstreeks duel met de afzwaaiende kampioene Annemiek van Vleuten – voor het eerst de Tour de France. Daarmee kroonde ze zichzelf tot nieuwe vaandeldrager van het Nederlandse vrouwenwielrennen.
Je komt over als iemand die van nature nogal verlegen is.
„Heel erg zelfs. Maar ik heb daar een grote ontwikkeling in doorgemaakt. Dat was toen ik stage ging lopen bij een bloemenwinkel. De eigenaresse liet me al snel alleen, ging ze even naar de veiling. Vond ik verschrikkelijk. Als er klanten kwamen, hoopte ik dat ze zo snel mogelijk weer de winkel zouden verlaten zonder me aan te kijken. Maar hoe beter ik werd in het vak, hoe makkelijker het werd om klanten te helpen.”
„Toen ik profrenster werd, vond ik zo’n groep journalisten na een etappe ook heel lastig. In het begin was ik na een wedstrijd vaak heel emotioneel. Ik denk ook dat die tranen kwamen omdat ik zo verlegen was. Ik had geen woorden paraat, de emoties waren een manier om me te uiten.”
Tijdens de Tour de France van deze zomer vertelde je dat je die emoties op een gegeven moment „omarmd” hebt. Hoe is dat gegaan?
„Toen ik vier jaar geleden voor SD Worx ging rijden, begon ik er echt een beetje mee te worstelen. Danny [Stam, ploegleider, red.] is van: niet zeuren. Dus kreeg ik het idee: emoties zijn niet gewenst. Maar elke keer als ik na een koers dacht: ik mag niet huilen, dan gebeurde het juist wél. En kwam er geen woord meer uit m’n mond.”
Ze vertelt over de mental coach die ze twee seizoenen geleden in de arm nam, toen ze het gevoel had steeds te „blokkeren” in haar duels met Annemiek van Vleuten. „Die coach vroeg me: waarom vecht je zo hard tegen die emoties? Tja, zei ik, omdat mensen het niet willen zien. Maar zelf vind ik het eigenlijk wel mooi om die gevoelens zo krachtig te beleven. Toen zei hij: als je het accepteert, wordt het misschien wel minder. Dat bleek te kloppen.”
Wat leer je nog meer van die coach?
„Om me niet te veel aan te trekken van wat anderen van me denken. Ik ben een pleaser, heb van huis uit meegekregen dat je mensen altijd met respect moet behandelen. Ik heb nooit echt geleerd om van me af te bijten. Op een gegeven moment kreeg ik vaak te horen: je bent te lief. Ik vind het gewoon lastig om bitchy te zijn, maar dat heb je wel af en toe nodig in topsport.”
Speelde dat dit seizoen ook, dat idee van: ik ben te lief?
„Ja, ik vind het moeilijk om bij anderen kansen weg te nemen. Om tijdens een voorbespreking heel duidelijk te zeggen: ‘Nee, vandaag gaan wij even alleen voor mij rijden.’ Dit seizoen bijvoorbeeld liep het contract af van mijn ploeggenoten Niamh Fisher-Black en Marlen Reusser. Dan snap ik dat zij ook voor mooie resultaten willen gaan, ik gunde ze etappeoverwinningen. Dat kan nog wel eens botsen met de winnaar die ik óók ben, want zelf wil ik altijd zó graag winnen.”
Wat zijn de gevolgen daarvan?
„Dat anderen met je aan de haal gaan, stiekem toch voor hun eigen kansen proberen te rijden. En dan wordt de ploeg los zand, heb je niet één duidelijk plan meer. In koers lukt het me wel beter om hard te zijn, dan heb je die adrenaline, durf je wat sneller streng te zijn. Het is vooral vóór de wedstrijd.”
Afgelopen winter, zegt Vollering, was ze in principe van plan om haar contract bij SD Worx na dit seizoen te verlengen. Maar de onderhandelingen daarvoor liepen al vroeg in het jaar spaak. Over de details van die gesprekken wil ze niet al te veel kwijt, maar duidelijk is dat het ergens niet goed is gegaan in de onderhandelingen.
Ze voelde vorige winter ook wel enige twijfel. Vollering had het gevoel dat de ploeg na het ongekende succesjaar 2023 „zoekende” was. „Ik had het idee dat er niet echt een plan bestond om een stap verder te zetten. Ze wilden het gewoon weer doen zoals het jaar ervoor. Maar toen ik daar met de ploegleiding over wilde praten, stonden ze daar niet voor open. Ik kreeg letterlijk te horen: ‘Hoezo, is het hier niet goed genoeg dan?’”
Eind maart zei ploegleider Danny Stam tegen journalisten dat Vollering na dit seizoen bij SD Worx zou vertrekken. Meteen daarna publiceerde de ploegleiding een officieel statement, waaruit ergernis sprak over de manier waarop Vollering en haar vriend/manager Jan de Voogd onderhandelden.
Die opmerking van Stam, zegt ze, voelde „als een klap in mijn gezicht.” Het was een volslagen verrassing. „Ik had nog geen keuze gemaakt en hoopte nog steeds dat de ploeg wél aanpassingen zou doen.”
Was het niet moeilijk om daarna nog een heel seizoen met de ploeg te werken?
„Nee, want als we onderweg waren voelde het nog steeds als familie. Natuurlijk wist ik wel dat de relatie met de ploegleiding anders was geworden, maar we hebben altijd geprobeerd het zakelijke en het sportieve gescheiden te houden.”
Eind juni maakte een andere ploegleider, Anna van der Breggen, plotseling bekend dat ze vanaf volgend seizoen weer gaat koersen. Hoe hoorde je dat?
„Ik zag het op sociale media. Later bleek dat de ploegleiding twee uur van tevoren een intern mailtje had gestuurd, dat had ik even gemist.”
Hoe vond je dat?
„Toch wel kenmerkend voor het team, communicatie is niet altijd het sterkste punt. Niemand wist dat dit eraan zat te komen, ook de soigneurs en mecaniciens niet. Maar goed, met de andere meiden konden we ook wel weer om lachen om die manier van communiceren.”
Van der Breggen was je persoonlijke trainer, ze wist alles van je terwijl ze volgend jaar je concurrent wordt. Dacht je niet: hé, had je me dat niet even eerder kunnen vertellen?
„Ja, ik was daar ook wel een beetje gefrustreerd en boos over. Aan de andere kant, ik weet hoe Anna is, ze heeft daar denk ik helemaal nooit over nagedacht. Bij het NK hebben we het er even over gehad. Ik zei: je weet álles van mij. Toen zei ze: jij weet in principe ook alles van mij. Hoe ik jou train is ook hoe ik mezelf ga trainen. En dat is natuurlijk ook zo.”
Het kopvrouwschap moest Vollering de afgelopen seizoenen delen met de Belgische Lotte Kopecky, tweevoudig wereldkampioen
Ik begreep dat je wel meteen bent gestopt met het delen van je trainingsdata.
„Na de Tour de France ben ik begonnen met mijn nieuwe coaches bij FDJ en heb ik Anna uit mijn Trainings-Peaks [programma voor het uploaden van trainingswaardes, red.] gezet. Maar verder ben ik gewoon alles blijven doen met de ploeg, heb ik contact gehouden met mijn teamgenoten.”
Het kopvrouwschap moest Vollering de afgelopen seizoenen delen met de Belgische Lotte Kopecky, tweevoudig wereldkampioen. In de koers waren Vollering en Kopecky even zo vaak ploeggenoten als rivalen – wat regelmatig tot spanning leidde.
Hoe was dit jaar je relatie dit jaar met Kopecky?
„Heel anders dan vorig jaar. Naar mijn idee probeerde ze mij een beetje te vermijden, ze was meer op zichzelf gericht. Op zich snap ik dat ook wel, met al die verwachtingen die ze van haar hebben in België. Maar ze was wel erg gefocused op volgend jaar, wanneer ik er niet meer ben.”
„Het hele seizoen werd er, als ik samen met Lotte een wedstrijd reed, gekoerst met twee plannen. Een plan voor met Lotte, een plan voor met Demi. Maar ik heb gewoon een strakke tactiek nodig.”
In de Ronde van Romandië, begin september, spraken jullie niet meer met elkaar.
„Ik heb dat het hele seizoen geprobeerd, maar ik merkte dat de communicatie maar van één kant kwam. In Romandië vermeden we elkaar een beetje. Toen dacht ik: nu is het gewoon klaar.”
Waarom bleef je het hele seizoen voor de camera’s zo netjes, terwijl er van alles speelde?
„Dat vond ik soms ook moeilijk, maar ik wilde mezelf en de ploeg beschermen. Ik wist dat we nog het hele seizoen samen moesten rijden, dus ik wilde dat de sfeer goed bleef. Commentaar van de buitenwereld kregen we al genoeg. Bovendien ben ik het team nog steeds dankbaar voor de enorme groei die ik heb meegemaakt.”
De Tour de France begon voor Vollering deze zomer feestelijk en zonder zorgen. Twee dagen lang trok het peloton door een zonnig Nederland, met massa’s mensen langs de kant. Vollering reed praktisch langs haar ouderlijk huis. Op dag twee, nadat ze de gele trui had gepakt bij de tijdrit in Rotterdam, maakte ze een opgewekte indruk. Niets leek een tweede opeenvolgende Tourzege in de weg de staan.
En toen kwam die val bij Metz.
Meteen na de etappe barstte de kritiek los op Vollerings teamgenoten. Waarom hadden ze niet gewacht op hun kopvrouw? Op tv was te zien hoe Vollering kilometers lang alleen naar de finish moest rijden. Sprintster Lorena Wiebes, haar ploeggenoot, zei naderhand dat ze „iets geels op de grond” had zien liggen. Ze reed toch verder.
Na de etappe zei Vollering dat ze haar teamgenoten niets kon verwijten – en dat vindt ze drie maanden later nog steeds. „Het was chaotisch en dit soort dingen gebeurt in het wielrennen.” Als er al een fout is gemaakt in die etappe, zegt Vollering, was dat al eerder gebeurd. „Lorena had nog geen etappe gewonnen die Tour, dit was haar laatste kans. Iedereen in het team voelde met haar mee, we waren enorm gemotiveerd om haar die dag aan de overwinning te helpen. Ik denk dat iedereen zich daar een beetje in verloren heeft.”
Maar jij was toch de kopvrouw? Wiebes zag je liggen en reed door.
„Lorena is een sprinter, het zit niet in haar systeem dan te denken: oh, ik moet wachten. Ze is zo’n koersbeest, ze ruikt de finale. En het is de mentaliteit van de ploeg om altijd voor de overwinning te gaan.”
Hadden de ploegleiders in de auto niet veel duidelijker moeten zeggen: hup, iedereen wachten op Demi?
„Voor hen was het ook ingewikkeld, ze hadden geen goed overzicht van de situatie. Ze hadden me volledig gemist. Pas toen ze de auto verderop langs de kant hadden geparkeerd, kwamen ze erachter dat ik er ook bij lag.”
De laatste drie dagen van de Tour, vertelt Vollering, waren voor haar verschrikkelijk. „Het enige wat ze in de ploeg tegen me zeiden, was: Demi, het komt wel goed. De bergen moeten nog komen, het gaat je lukken met de gele trui. Dat was natuurlijk een blijk van vertrouwen, maar het voelde ook als: je zegt dit alleen maar omdat het makkelijk is. Iedere keer als ik iemand dat hoorde zeggen, dacht ik: het gaat helemáál niet lukken. Ik voelde dat er iets niet goed zat.”
Op een gegeven moment was ik mezelf helemaal kwijt in het peloton, ik had geen idee meer op welke positie ik reed en wat er om me heen gebeurde.
In de voorlaatste etappe, naar bergsportdorp Le Grand Bornand, kreeg Vollering een paniekaanval. „Op een gegeven moment was ik mezelf helemaal kwijt in het peloton, ik had geen idee meer op welke positie ik reed en wat er om me heen gebeurde. Ik was zó zenuwachtig, voelde zoveel druk. Ik kon alleen nog maar denken: ik stap af, ik leg mijn fiets aan de kant en ga in het gras liggen.”
Ze weet niet meer hóe, maar tegen het einde van de etappe kwam Vollering er toch weer doorheen. „Ineens viel alles van me af, snapte ik het weer. Toen ik over de finish kwam, dacht ik: dit heb ik overleefd, nu kan ik alles aan.”
De volgende dag was de laatste, beslissende etappe. Een zware bergrit met finish bovenop Alpe d’Huez, de ‘Nederlandse berg’. Vollering ging al in de aanval op de voorlaatste beklimming, de Col du Glandon. Ze won snel tijd terug op geletruidraagster Kasia Niewiadoma, maar op het vlakke stuk naar Alpe d’Huez stokte haar voorsprong. Alles kwam nu aan op de slotklim.
„Op de Glandon begon mijn rug al op te spelen, want ik fietste natuurlijk op de max. Toen we aan de voet van Alpe d’Huez kwamen, dacht ik: oh, nu moeten we die hele klim nog op. Ik had zoveel pijn. De hele beklimming ben ik alleen maar bezig geweest met: ik moet hier überhaupt boven zien te komen. Het was zo’n verschrikkelijke struggle.”
Wist je op de finish meteen al: ik heb het niet gered?
„Vijf kilometer voor de top hoorde ik al in m’n oortje dat ik te weinig voorsprong had op Kasia om de Tour te winnen. Vanaf toen dacht ik: oké, ik mag nergens meer iets laten liggen, ook al ben ik mezelf helemaal aan het leegrijden. Op een gegeven moment stond ik voor mijn gevoel echt stil, maar ik ben blijven gaan. Toen ik over de finish kwam, wist ik al: óf ik win met één seconde verschil, of ik verlies met een paar seconden. Ik zat daar op het asfalt, zag de klok lopen. Toen verscheen Kasia in de verte om de hoek en wist ik: het is te weinig.”
Hoe waren de eerste dagen na de Tour?
„Heel lastig. We zijn daar bij Alpe d’Huez gebleven, op de camping. Jan was er met de hond en onze vakantiebus. Mijn ouders waren er ook, en een groep vriendinnen. Maandagavond hebben we een superleuke barbecue gehad. Maar die eerste twee, drie nachten heb ik wel liggen malen over die vier seconden – waar ik die achteraf allemaal wel niet had kunnen terugpakken. Daarna kon ik het een plek geven. Dat het eigenlijk een heel mooi verhaal was, die vier seconden. En dat dit jaar gewoon niet bedoeld was voor mij.”
Angst om te verliezen
Wielrennen, zegt Vollering, is voor haar als „een wip”. Aan de linkerkant: de wil om te winnen. Aan de rechterkant: de angst om te verliezen. Vorig seizoen stond ze „perfect in het midden”. Dit jaar, zegt ze, „heb ik de hele tijd lopen dansen van links naar rechts. Tijdens de Tour viel ik er links vanaf, de angst om te verliezen was te groot. Bij het WK viel ik rechts. Daar was de wil om te winnen weer veel te sterk.”
Het WK vond plaats in Zürich, op veertig minuten van haar huis. Ze verscheen aan de start als de grote favoriet, met een ijzersterk team. Toch liep de koers uit op een deceptie. De Nederlandse rensters wisten hun sportieve en numerieke overwicht niet om te zetten in een zege, met name door de tactisch onbegrijpelijke manier van koersen van Vollering. Ze werd uiteindelijk vijfde – haar rivale Lotte Kopecky ging er in het kletsnatte en koude Zürich met de wereldtitel vandoor.
Op het WK, zegt Vollering, „deed ik precies alles fout wat ik fout kon doen. Ik wilde zó graag winnen. Het was in mijn eigen land. En de Tour was niet gelukt, dus alle ballen op het WK. Daardoor heb ik in de finale, toen het erom ging, de verkeerde beslissingen genomen.”
Heb je dat naderhand nog tegen de andere rensters gezegd?
„Een paar dagen na de wedstrijd hebben we een online meeting gehad om het erover te hebben. Ik denk dat ze wel begrepen waarom het zo gegaan is. Voor mijn gevoel hebben ze me het ook niet erg kwalijk genomen. Mischa Bredewold zei in die bijeenkomst: Demi, je neemt nu wel héél erg de schuld op je.”
„De fout was ook, denk ik, dat we zó duidelijk één kopvrouw hadden. Eigenlijk waren alle plannen vooraf gemaakt om zo snel mogelijk weer terug te keren bij plan A: we willen winnen met Demi. Mijn ideale tactiek was geweest om de hele wedstrijd kneiterhard te maken, zodat niemand kon ontsnappen en ik op een gegeven moment de perfecte aanval kon plaatsen. Eigenlijk wat Pogacar de volgende dag deed bij de mannen. Maar een paar andere meiden wilden liever eerst zelf in de aanval gaan, om de anderen uit de kast te lokken. Dus toen hebben we gezegd: we gaan in de aanval, maar als de koers daarachter stilvalt, gaan we druk zetten. Dat is precies wat we deden.”
Het zag eruit als: Vollering is haar eigen ploeggenoten aan het terughalen.
„Ja, dat zag er natuurlijk heel stom uit. We hadden kunnen weten dat we daar heel veel gedoe over zouden krijgen. Maar als ik had gewonnen, had je daar achteraf niemand meer over gehoord.”
Heb je ooit de gedachte toegelaten in je hoofd: misschien dat een andere Nederlandse renster kan winnen?
„Daar heb ik dus tijdens de wedstrijd nooit heel erg bij stil gestaan. Maar dat komt ook omdat we het van tevoren zo besproken hadden. We waren zó gefocust op het plan: Demi moet winnen.”
Op het WK volgde een hausse aan kritiek. Wat deed dat met je?
„Ik voelde me enorm schuldig en schaamde me voor hoe ik had gekoerst. Daarom viel die shitload aan negatieve reacties me extra zwaar. Dat wisten mensen natuurlijk niet, dus dachten ze nog even extra tegen me aan te moeten schoppen.”
Heb je al die reacties zitten lezen en kijken?
„Ik heb geprobeerd dat niet te doen.” Met een dun stemmetje: „Maar op een gegeven moment kreeg ik appjes van vrienden en ploeggenoten met: ‘Ik zou maar even van de sociale media afblijven als ik jou was.’ Ik zat in een soort waas. Het was alsof ik liep te slaapwandelen.”
„Een week na het WK was ik in Nederland, voor een wedstrijd in Dronten. Heel eventjes heb ik overwogen om niet te gaan. Ik was bang om terug te gaan naar Nederland, dacht dat mensen op straat tegen me zouden zeggen: ‘Hé imbeciel, wat heb jij dat slecht gedaan op het WK!’ Maar dat gebeurde niet. Integendeel, mensen kwamen naar me toe en zeiden: ik vind dat je het goed gedaan hebt, hoor. Je hebt zo gestreden.”
In de buitenwereld is een beeld ontstaan van: Vollering rijdt alleen voor zichzelf. Zit je dat dwars?
„Ja, dat frustreert me enorm. Het doet pijn om weggezet te worden als iemand die haar teamgenoten niets gunt. Dat is gewoon niet wie ik ben. Door die coach lukte het goed om met kritiek om te gaan. Maar dít onderwerp krijg ik nog steeds niet lekker van me afgezet.”