N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Woningcrisis In de tweede helft van vorig jaar kenden Nederlandse gemeenten meer woningen toe aan statushouders dan afgesproken met het Rijk. Maar het aantal mensen in azc’s met een verblijfsvergunning blijft hoog.
Nederlandse gemeenten hebben het afgelopen halfjaar een inhaalslag gemaakt in de huisvesting van statushouders. De 344 gemeenten hebben gezamenlijk aan ruim 17.000 statushouders een woning toegekend. Dat zijn bijna 1.800 plekken meer dan was afgesproken met het Rijk, blijkt uit cijfers van het ministerie van Justitie en Veiligheid die deze week verschenen.
Statushouders hebben een verblijfsvergunning en daardoor recht op een woning. Maar de doorstroom van deze groep vanuit asielzoekerscentra (azc’s) naar woningen stokte de afgelopen jaren. Gemeenten zijn verplicht hen een woning toe te wijzen en krijgen een halfjaarlijkse opdracht – ‘taakstelling’ – mee van het Rijk over het aantal te huisvesten statushouders. De provincies moeten erop toezien dat gemeenten dat aantal ook halen. Maar dat gebeurde de afgelopen jaren te weinig.
Sinds 2019 groeit het aantal statushouders in opvangcentra. Hoewel het de bedoeling is dat een statushouder binnen tien weken na het verkrijgen van een vergunning uit een azc verhuist, is het steeds moeilijker gebleken om deze groep van een woning te voorzien door de krapte op de woningmarkt.
Een week in Ter Apel: Wachten in de stank van poep en plas
De gevolgen daarvan werden afgelopen zomer pijnlijk zichtbaar toen er wekenlang dagelijks honderden asielzoekers in Ter Apel buiten moesten slapen op het gras. Voor hen was te weinig plek in de reguliere azc’s, omdat ruim een derde van de 50.000 bedden bezet werd door statushouders. Het aantal statushouders in de azc’s is de afgelopen maanden licht gedaald: in oktober zaten nog ruim 17.500 statushouders in de azc’s, nu zijn dat er zo’n 750 minder.
Ondanks de inhaalslag van gemeenten zitten de asielzoekerscentra dus nog steeds bomvol. Daardoor verblijven nu bijna 15.000 asielzoekers buiten de reguliere azc’s in zogenaamde (crisis-)noodopvangplekken, zoals leegstaande hotels en oude kantoorgebouwen, door het hele land.
Verschillen tussen gemeenten
Tussen gemeenten zijn er wel verschillen in de huisvesting van het aantal statushouders. Niet alle gemeenten halen hun taakstelling, maar dat zijn er wel veel minder dan een halfjaar geleden toen twee derde van de gemeenten achterliep. Dat is nu nog een derde van de gemeenten.
Sommige gemeenten, zoals Utrecht en Amersfoort, namen drastische maatregelen om hun achterstand in te halen. Zij besloten om statushouders voor een aantal weken voorrang te geven in de toewijzing van woningen. In die periode ging het merendeel van de vrijgekomen sociale huurwoningen naar statushouders. Daarmee haalden Utrecht en Amersfoort hun achterstand in en lopen ze nu zelfs voor. Andere gemeenten besloten versneld flexwoningen te bouwen voor statushouders.
Dit jaar beginnen de gemeenten dus met een voorsprong aan hun opdracht om statushouders te huisvesten. Maar die voorsprong betekent niet dat gemeenten achterover kunnen leunen. Het komende halfjaar moeten zij namelijk 21.200 woonplekken realiseren voor statushouders. Die taakstelling is veel hoger dan die van het afgelopen halfjaar, toen het ging om 13.500 plekken. Dat wordt voor gemeenten een grote uitdaging op de toch al krappe woningmarkt.