Sjeik Al-Amin Omar herinnert zich haar glimlach nog levendig. Een klein meisje, drie, hooguit vier jaar oud, dat vrolijk tegen hem opsprong. Hij tilde haar op, gaf haar een speeltje. Zij drukte een nauwelijks voelbare kus op zijn wang. Slechts momenten later zag hij haar opnieuw. Dit keer roerloos, haar bebloede lijfje ineengedoken in de schoot van haar rouwende vader.
„De alledaagsheid van zo’n kind dat voor je ogen sterft: het roept reddeloosheid op”, zegt Al-Amin, een prominente soefistische leider uit Soedan. De scène op de stoffige straten van Omdurman, slechts door de Nijl gescheiden van de Soedanese hoofdstad Khartoem, is slechts een flard van de rauwe werkelijkheid die zijn thuisland ontwricht, vertelt hij. „Steden die ooit vol leven waren, zijn veranderd in slagvelden. Talloze Soedanezen zijn gestorven, lichamen zijn verscheurd, luchtaanvallen en geweervuur vliegen ons om de oren. Maar op een bepaald punt raak je zo gewend aan dat leed, kan de geest het niet langer dragen, dat je de pijn niet meer voelt. Ik moet door, de mensen rekenen op mij.”
Sinds april 2023 woedt een brute en schijnbaar uitzichtloze oorlog in Soedan. Terwijl het regeringsleger van Abdel-Fattah Burhan en de Rapid Support Forces (RSF) van Mohamed ‘Hemedti’ Hamdan Dagalo vechten om de militaire macht, voert Al-Amin (1966) een andere strijd. Niet voor een regeringsleger of een rebellenbeweging, maar voor de „menselijkheid die zo vaak verloren lijkt in deze oorlog”.
Zijn masid – een religieus complex in het hart van Omdurman – is nu een centrum voor humanitaire actie, een schuilplaats voor duizenden ontheemde Soedanezen. De moskee, een ruimte waar generaties lang de stiltes werden gevuld met ingetogen gebeden, is een triagecentrum geworden. Op beelden die Al-Amin dagelijks op sociale media deelt, is te zien hoe gehavende lichamen, soms nog bedekt met het stof van raketinslagen, liggen naast ziekenhuisbedden. Verderop voorzien geïmproviseerde soepkeukens hulpbehoevenden van warme maaltijden. Toegewijde vrijwilligers behandelen wonden en dienen schaarse medicijnen toe.
Behalve spiritueel leider is Al-Amin ook zakenman. Hij studeerde in Saoedi-Arabië en bouwde een aanzienlijk vermogen op in onder meer de goud-, vlees-, en bouwindustrie. Het grootste deel van zijn inkomsten haalt hij uit de handel in Arabische gom, een van de belangrijkste exportproducten van Soedan. Hoewel hij ook kan rekenen op donaties, dekt Al-Amin naar eigen zeggen het merendeel van de kosten van de hulpverlening zelf.
Veel volgelingen
Sinds zijn onafhankelijkheid in 1956 heeft Soedan een eindeloze cyclus van militaire staatsgrepen – zeker 35 – en burgerconflicten moeten verteren. De huidige oorlog is het jongste hoofdstuk. De machtsstrijd die uitbrak na de mislukte integratie van het RSF in het regeringsleger is qua omvang inmiddels de grootste humanitaire crisis ter wereld. Naast duizenden doden raakten miljoenen Soedanezen ontheemd.
„Toen het allemaal begon, leek het iets kleins, iets wat snel zou overwaaien en hooguit een paar dagen of weken zou duren”, vertelt Al-Amin, een rijzige man met kalme stem. „Maar wat begon met kleinschalige vuurgevechten veranderde in systematische moordpartijen. Het geweld verspreidde zich razendsnel, alsof een vonk een heel land in vuur en vlam zette.”
„Wat Soedanezen het meest trof, was de willekeur en de wreedheid van dit alles. Het was onvoorstelbaar. Dit was niet het Soedan dat we kenden. Alsof onze wereld uit elkaar viel en we gedwongen werden om alles wat we kenden opnieuw te bevragen. Er was steeds de hoop dat het zou stoppen. Dat is wat je jezelf blijft vertellen. Dat houdt ons ook nu op de been.”
Dit najaar verbleef Al-Amin enkele weken in Europa. Hij was in Monte Carlo, Parijs, Brussel, Breda en Amsterdam. Want ook in diasporagemeenschappen buiten Soedan geniet hij aanzien. Al-Amin leidt sinds 1991 een van de grootste soefistische ordes in Soedan – het land telt er zo’n veertig.
Zijn El Gadiriya El Mukashfi-orde heeft vertakkingen in Dubai, New York en Londen. Zijn volgelingen beschouwen Al-Amin als een vaderfiguur. Op uitnodiging houdt hij gebedssessies, vaak boven een dampend bord mulah (stoofpot) of asida (pap van tarwemeel).
Ruim zeshonderd dagen oorlog hebben ook bij Al-Amin hun tol geëist. Zijn verblijf in Amsterdam, ver weg van het Soedanese slagveld, heeft iets in hem wakker geschud. „Toen ik midden in de oorlog zat, leek het einde nabij”, vertelt Al-Amin, die zich via een tolk uitdrukt in het Bedzja, een Soedanees dialect. „Maar nu ik me in een veiligere omgeving bevind, besef ik dat het leven doorgaat en dat er nog veel te doen is.”
Al-Amin spreekt over de manier waarop de internationale gemeenschap naar Soedan kijkt, of beter gezegd, níet kijkt. Soedan voelt voor hem als de vergeten oorlog. De grootschalige invasie door Rusland in Oekraïne vult de voorpagina’s, Israëls oorlog in Gaza eist diplomatiek een hoofdrol op, maar de talloze Soedanese doden belanden in voetnoten. „Als de internationale gemeenschap op dezelfde manier aandacht zou schenken aan wat er in Soedan gebeurt, zouden ze er binnen een week vrede kunnen brengen. Maar zolang onze pijn wordt genegeerd, blijft de oorlog in stilte voortduren.”
Geen politiek
Al-Amin beschrijft de complexe chaos van zijn land, verscheurd door geweld en politieke vetes die ver teruggaan. Hij schetst de drieledige strijd: een leger dat zijn machtspositie koste wat het kost wil behouden, een RSF die hunkert naar dezelfde controle, en burgers die genadeloos tussen de militaire linies vallen. „Ik kies hún kant [de burgers]. Zíj hebben niets. Geen wapens, geen voedsel, geen bescherming. Zíj zijn degenen die worden gedood, verkracht, en alles verliezen. Mij gaat het om de mensen, niet om de macht. Ik doe niet aan politiek.”
Is het wel mogelijk om binnen een hypergepolitiseerde context, met partijen die medeplichtig zijn aan bruut geweld, een apolitieke positie in te nemen? „Elke samenleving kent extremisten, die de balans in gevaar brengen. Het is belangrijk om daar tegenwicht aan te bieden. Bovendien, politieke leiders in Soedan komen en gaan. Het is daarom onverstandig om je openlijk aan een leider of factie te verbinden. Elke politieke verschuiving kan je positie of zelfs je veiligheid in gevaar brengen.”
In vredestijd waren de tegenstanders van nu, Al-Burhan en Hemedti, regelmatig samen te gast in zijn moskee, zoals tijdens de ramadan. Hoewel dat nu ondenkbaar is, staat Al-Amin als gemeenschapsleider nog steeds in rechtstreeks contact met beide leiders van de strijdende partijen. „Ik herinner hen aan hun plicht om het volk te beschermen. We bespreken uitsluitend humanitaire zaken. Politiek is complex en iedere partij denkt het recht aan haar zijde te hebben. Dus ik spreek nooit over politiek.”
Politieke leiders in Soedan komen en gaan. Het is daarom onverstandig om je openlijk aan een leider of factie te verbinden
Tegelijkertijd wordt de invloed van Al-Amin gevreesd. Suliman Baldo, een prominente Soedanexpert, noemde hem de „populairste man” van het ogenblik onder de Soedanese bevolking. Toen de RSF haar territorium uitbreidde naar Omdurman, Al-Amins standplaats, groeiden de beschuldigingen dat hij partij zou kiezen. Begin dit jaar werd hij kort door Soedanese inlichtingendiensten gearresteerd. Maar omgekeerd werd hem ook verweten zich te hebben verenigd met het door Burhan geleide regeringsleger. „Mijn doel is nooit geweest om hun macht uit te dagen. Maar tegelijk vrezen de leiders vooral de loyaliteit die ik van mensen krijg.”
Basale benodigdheden
Leiderschap, stelt Al-Amin, gaat niet louter over autoriteit, maar vraagt om empathie. „Soms voel ik me gevangen tussen de woede en frustratie die ik onder Soedanezen zie. Maar in tijden van haat en wrok houd ik mijn hart open, net zoals een koning of een president die stabiliteit moet uitstralen. Het geeft anderen een broodnodig gevoel van veiligheid, zeker wanneer de wereld om ons heen instort.”
Sinds begin dit jaar is alle structurele internationale humanitaire hulp helemaal uit het gebied verdwenen. Basale benodigdheden zijn een onbetaalbare luxe geworden. Wanneer vrachtwagens met hulpgoederen nu wél de Egyptische grens over komen rollen, omschrijven Soedanezen het als „een dag van God”.
Lees ook
In de uitzichtloze oorlog in Soedan houden jongeren met soepkeukens de mensen in leven
Al-Amin vertelt hoe zíjn hulpkonvooien, die uit Caïro komen, „zonder al te veel problemen” het land in kunnen en met rust worden gelaten door de strijdende partijen. In iets verder gelegen gebieden, waar de prijzen van basisgoederen zoals rijst, brood, bonen en zelfs zeep onbetaalbaar zijn geworden voor de burgers, koopt Al-Amin ze van lokale handelaren en deelt ze uit. Eerder beschuldigde Al-Amin die handelaren ervan de oorlog aan te grijpen om de prijzen fors te verhogen.
Met zijn schijnbaar onuitputtelijke middelen had Al-Amin Omdurman gemakkelijk kunnen ontvluchten, maar hij koos ervoor te blijven. Hij ziet het jonge meisje voor zich dat voor zijn ogen stierf, maar denkt vooral aan de jongeren die achterbleven, die het risico lopen een „verloren generatie” te worden. „Ik wil hun angst wegnemen, hen laten voelen dat toch íemand om hen geeft. Eigenlijk zie ik alle Soedanezen als mijn kinderen.”