Uitgerekend de enige die de hele voorstelling op het podium staat, heeft geen woord tekst. In de seizoensafsluiter van Opera Zuid wordt de show niet gestolen door de zangers, maar door de kok die tweeënhalf uur lang in stilte Italiaanse gerechten staat klaar te maken. Zijn grote open keuken vormt het decor voor twee komische eenakters van Rossini: La scala di seta en Il signor Bruschino, waarin listige minnaars onder een gedwongen huwelijk proberen uit te komen.
In beide opera’s komt oorspronkelijk kok noch keuken voor, maar zo gek is het concept van regisseur Marcos Darbyshire nog niet bedacht. Componist Gioachino Rossini stond bekend als ware bourgondiër en was goed bevriend met de beroemde chef-kok Marie-Antoine Carême (naar verluidt de bedenker van, jawel, het gerecht ‘Tournedos Rossini’). Rossini componeerde eens speciaal voor hem een korte aria, in ruil voor een recept voor wildpaté.
La scala di seta (de zijden ladder) gaat over de jonge Giulia, die wordt uitgehuwelijkt aan de blaaskaak Blansac, maar in het grootste geheim al getrouwd is met haar minnaar Dorvil – die ze ’s nachts stiekem binnenlaat via een geknoopte zijden doek uit haar raam. Een reeks verstoppartijtjes en komische misverstanden is het gevolg.
Lees ook
Verfrissend: ‘Il trittico’ van De Nationale Opera wil niets meer of minder zijn dan gewoon heel mooi
Échte maaltijd
De functionele witte keuken van decorontwerper Agnes Hasun leent zich uitstekend als setting voor het verhaal. De personages kunnen zich verstoppen in de ijskast en onder het kookeiland, terwijl de kok (Roderik Povel) intussen onverstoorbaar een échte maaltijd bereidt. Hij snijdt een krop sla op de maat van de ouverture, giet zijn pasta af, zet een kippetje in de oven. Vooral het contrast tussen rust en chaos werkt geestig: terwijl de kok secuur in de weer is met een truffelschaafje, duikt Dorvil aan de andere kant van het aanrecht onder Giulia’s rok, met zijn broek op de enkels.
Toch wil het verhaal als lachtheater maar gedeeltelijk slagen. Tenor Manuel Nuñez Camelino (Dorvil) worstelt te veel met zijn vocale partij en mist daardoor natuurlijkheid in zijn spel. Michael Wilmering weet met zijn overtuigende portrettering van Blansac als slijmerige kakker wat gegrinnik los te maken, maar echte slapstick wordt het pas bij de onhandige opkomst in glitterjurk van Giulia’s knappe nichtje Lucilla (Chelsea Bonagura) – die ook met haar heldere, virtuoze sopraanstem het meest op haar gemak is in Rossini.
Het leukst zijn de momentjes waarop muziek en regie even samenvallen en de kok kortstondig de aandacht opeist – de rinkelende kookwekker, een bakblik dat van het aanrecht klettert, of het lawaai van de blender dat een gesprek verstoort. Dirigent Sander Teepen zet de muziek daar even handig stil, waardoor je als toeschouwer wakkerschrikt en het kluchtige verhaal weer met frisse ogen kunt bekijken.
Tintelfris
De orkestmusici van Philzuid doen hun best om Rossini tintelfris te laten klinken, al spelen ze hoorbaar een uitwedstrijd in de droge zaalakoestiek van Theater Heerlen. Dat de recitatieven worden begeleid op een digitale piano is uit financiële overwegingen wel begrijpelijk – Opera Zuid luidde vorig jaar de noodklok om hun nijpende situatie – maar het komt de muziek niet ten goede: in de zaal klinkt het als een vreemde kruising tussen fortepiano en klavecimbel.
Na de pauze zien we in Il signor Bruschino dezelfde kok, in dezelfde keuken met goeddeels dezelfde zangers. Met andere verhoudingen, maar ook kleine knipoogjes naar de eerste helft – de lanterfantende zoon van Bruschino hebben we eerder al even gezien als puber die in zijn boxershort in de keuken een pak melk komt leegdrinken. Dat Darbyshire het verhaal op die manier laat aanvoelen als een déjà vu is onderhuids grappig, én passend – want niet alleen vader Bruschino (krachtig gezongen en geacteerd door bariton Edwin Fardini), maar ook het publiek wordt steeds meer aan het twijfelen gebracht over zijn geheugen.