Geen pijn maar vreugde in een eeuw van zwarte zelfrepresentatie

Before the barbarians barged through the doors // for we are a people too // a universe of multiple dreams written into history.

Het gedicht Let our voices ring van de Nigeriaanse schrijver en dichter Efe Paul Azino (1979) gaat over het zelfbeschikkingsrecht van bevolkingen op het Afrikaanse continent. Niet voor niks is de tekst onderdeel van de tentoonstelling When We See Us: A Century of Black Figuration in Painting in het Brusselse museum Bozar. De titel van de tentoonstelling is geïnspireerd op de Netflix-serie When They See Us (2019) over het waargebeurde verhaal van vijf minderjarige jongens van kleur die onterecht ruim twintig jaar vastzaten voor de verkrachting van een witte vrouw. De boodschap: door het ‘witte oog’ is een zwarte huidskleur genoeg om als gewelddadig of gevaarlijk gezien te worden.

Maar de Kameroense hoofdcurator Koyo Kouoh, die volgend jaar de Biënnale van Venetië cureert, vervangt in haar titel ‘they’ met ‘we’. Wat verandert er wanneer zwarte mensen zichzelf representeren? In tegenstelling tot de gebruikelijke witte dominantie in westerse musea, hangen er enkel werken van zwarte kunstenaars. Dan staat niet zwarte pijn, maar zwarte vreugde centraal.

Dat pakt Kouoh groots aan met 155 werken van 118 kunstenaars, van zowel het Afrikaanse continent als de diaspora; de oorspronkelijke tentoonstelling (2022) in het vooraanstaande Zeitz MOCAA in Kaapstad was met 208 werken en 161 kunstenaars nóg groter.

Sungi Mlengeya, Constant III, 2019.
Foto Afriart Gallery

Dansen

Wat meteen opvalt zijn de thema’s. Geen slavernij, trauma en racisme, maar spiritualiteit, emancipatie en ‘het alledaagse’ komen in opeenvolgende zalen aan bod. Zo hangen er drie – qua stijl totaal verschillende – schilderijen naast elkaar waar op elk een vrouw ontspannen op een bank hangt, afkomstig uit Kenia, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Op een ander werk dansen vrienden bij een muziekbandje en op weer een ander zitten vier mensen gezellig te kaarten. Zwarte mensen zijn ook gewoon mensen, wil de tentoonstelling maar laten zien.

Strakke (hyper)realistische schilderijen wisselen af met lossere expressionistische figuren. De bedoeling van de expositie is het tonen van de historische lijn aan zwarte kunstenaars en stromingen die elkaar hebben geïnspireerd, overigens zonder expliciet te maken wat die invloed precies is – dit loopt van de Tingatinga uit Tanzania, gekenmerkt door karikaturale en eenvoudige tekeningen, tot aan de Harlem Renaissance die zwarte Amerikanen centraal stelt op het moment dat zij in de Verenigde Staten nog een tweederangs bestaan leiden. „We zijn nieuwsgierig om de mogelijkheden van de dialoog te verkennen tussen kunstenaars die tot nu toe nooit samen zijn tentoongesteld, maar wier werk consequent het zwarte alledaagse vertegenwoordigt”, aldus curator Kouoh. Het oudste werk dateert uit de jaren dertig, het meest recente uit 2023. De oudste kunstenaar, Clementine Hunter, werd geboren in 1886. En de jongste, Zandile Tshabalala, in 1999.

In tegenstelling tot de gebruikelijke witte
dominantie in westerse musea, hangen er enkel
werken van zwarte kunstenaars

Veelal zijn die uitingen gebaseerd op de politieke en maatschappelijke stromingen van de verschillende momenten in de tijd, zoals de Black Consiousness Movement, de anti-apartheidsbeweging in Zuid-Afrika uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Zoals het schilderij The Birthday Party (2021) van de Brits-Nigeriaanse Esiri Erheriene-Essi, waarop de burgerrechtenactivist Steve Biko informeel en vrolijk staat afgebeeld op de verjaardag van zijn nichtje.

Wangari Mathenge, Sundials and Sonnets, 2019.
Foto Robert Wedemeyer

Maar sommige kunstenaars hebben zich (ook) duidelijk laten inspireren door westerse kunstscholen, zoals de Oegandese Ian Mwesiga (1988) met een Hockneyachtig schilderij van een man in zwembroek en zijn weerspiegeling in een zwembad.

Hoewel de werken qua tijd, stroming en locatie beduidend van elkaar verschillen, voelen ze door de opdeling in thema’s als één geheel. Ook de ruimtelijke vertaling van het Zuid-Afrikaanse Wolff Architects zorgt daarvoor: de muren zijn niet rechthoekig, maar hebben ronde vormen. Ze zijn donkergroen en terracotta geverfd; kleuren die veel terugkomen op de schilderijen. In het midden van de zalen staan banken op een kleed om een knusse en huiselijke sfeer te creëren. Daarbij is in elke zaal bijpassende muziek te horen, een soundscape samengesteld door de Zuid-Afrikaanse componist en geluidskunstenaar Neo Myanga.

Aanstormend

Er hangen gevestigde namen, zoals de Cubaanse surrealist en vriend van Pablo Picasso Wilfredo Lam (1902-1982). Of William H. Johnson (1901-1970), een van de belangrijkste Afro-Amerikaanse kunstenaars van zijn tijd, wiens werk door zijn vele reizen varieert tussen realisme, expressionisme en folk art.

Maar de bezoeker ziet ook aanstormende talenten als de Nigeriaanse Eniwaye Oluwaseyi (1994), die resident is aan de Rijksakademie van beeldende kunst in Amsterdam en eind januari de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst ontving. Hij leerde zichzelf schilderen met behulp van video’s op YouTube en maakt nu impressionistische portretten die vaak een politiek of sociaal probleem representeren.

Zéh Palito, Que Se Chama Amor, 2022.

Verder valt op dat veel werken glitter bevatten en een mix van geplakte materialen en verf zijn. En naast figuren staan er ook vaak teksten op het doek. Die doeken kunnen trouwens van alles zijn, naast canvas bijvoorbeeld ook een zak bloem of een tafelkleed. Wie kunst maakt, hoeft daarvoor niet altijd de ‘juiste’ middelen te hebben.

Curator Kouoh heeft over de hele wereld – van Rusland, Senegal tot Duitsland – gewerkt en zo een opmerkelijk cv opgebouwd binnen de pan-Afrikaanse kunstwereld. Ze staat bekend om haar extensieve onderzoek, zo ook in deze tentoonstelling. Een muurgrote tijdlijn van 1800 tot nu brengt belangrijke Afrikaanse scholen, collectieven, tentoonstellingen, festivals, wetenschappelijke publicaties en politieke sleutelgebeurtenissen in kaart. Er is een leeszaal, en buiten de tentoonstelling om zijn er de komende maanden lezingen, concerten, filmvertoningen en webinars.

De enige kritiek is wellicht dat in al die veelheid de verhalen en stromingen van de specifieke werken verloren gaan. Elk thema wordt in een nieuwe ruimte geïntroduceerd met een begeleidende, maar vrij algemene tekst. Dit stelt de thema’s en niet de schilderijen centraal. Wie meer wil weten over de schilderijen kan dat doen via een app, maar daarin wordt slechts een handjevol afzonderlijke werken uitgelicht.

Maar diepgang is ook niet de bedoeling van deze tentoonstelling, dat is het aantonen van de reikwijdte en de invloed van deze schilders. Het is een voorrecht om door de ervaren en bereisde Kouoh geleid te worden door een eeuw aan wat Afrikaanse figuratieve kunst te bieden heeft. Een must see.