N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Necrologie
Margriet Heymans (1932-2023) | schrijver en illustrator Kinderboeken moesten volgens Margriet Heymans niet alleen maar lief zijn. Tegenover de onconventionele stijl en wonderlijke wendingen die haar verhalen een absurdistische rafeligheid gaven, stond warmte en een verlangen naar geborgenheid.
‘Lieveling, boterbloem, dikke vette avondzoen”, luidde het zachtaardige begin van het bekendste kinderboek van schrijver en illustrator Margriet Heymans, die donderdag op 90-jarige leeftijd overleed. Snel erna nam Lieveling, boterbloem een grimmige wending: het meisje Berthe, dat haar pop goedenacht wenst, ontpopt zich tot een boze fee, die de pop mishandelt, pijn doet, waarna alter ego Berthe terugkeert, vol liefde.
Het boek ging over „slaan en liefkozen”, zei de maakster ooit in een interview, geïnspireerd op een verhaal van haar eigen kind: „Mijn dochter zei dat ze dat zelf deed, de pop ergens neergooien om haar te kunnen troosten. Alles stond in dienst van de troost, dus hoe erger het was, des te dieper de troost.”
Kinderboeken moesten volgens Margriet Heymans niet alleen maar lief zijn. Ze schimpte over de alomtegenwoordige „alles begrijpende, goede ouders. En zo is het leven natuurlijk niet.” Zelf groeide ze op in een groot Brabants gezin met zeven kinderen, waar ze haar draai niet vond, maar wel altijd met pen en papier in de weer kon zijn. De kunstnijverheidsschool lag na het gymnasium voor de hand.
Vanaf eind jaren vijftig werkte ze van illustratieopdrachten, terwijl ze vijf kinderen grootbracht uit twee onfortuinlijke huwelijken. In 1971 begon haar carrière als prentenboekenmaker, met Het poppenfeest, gemaakt samen met haar drie jaar jongere, even kunstzinnige zus Annemie. Haar tweede prentenboek Hollidee de circuspony was in 1973 de eerste winnaar van een nieuwe prijs voor kinderboekillustraties, het Gouden Penseel. Ook gaf ze decennialang les aan een nieuwe generatie illustratoren, aan haar oude kunstopleiding in Den Bosch.
De zussen Heymans, die even vaak zonder als met elkaar werkten, floreerden in de tijd dat het artistieke kinderboek de ruimte kreeg. In haar tekeningen streefde Margriet Heymans naar „een laag erbij, iets vertellen wat er niet al staat”, zei ze eens. Dat ging niet zonder botsingen: ze brak met haar eerste uitgeverij toen die haar werk „te wreed” noemde. Haar figuren hadden „schonkige lijven, knobbelneuzen, krenteoogjes en houterige pruikjes”, schreef NRC eens. Maar tegenover de onconventionele stijl en wonderlijke wendingen die haar verhalen een absurdistische rafeligheid gaven, stond warmte en een innemend verlangen naar geborgenheid. Maar geborgenheid gaat niet zonder griezeligheid, zoals in haar stripachtige Jipsloop (1984): „Ze tilde hem op. Gaf hem honderd kusjes en… liet hem in de afgrond vallen.”
De Woutertje Pieterse Prijs, die werd ingesteld voor het eigenzinnig literaire kinderboek, ging bij de eerste editie naar Imme Dros’ gelaagde en diepzinnige Annetje Lie in het holst van de nacht (1987), dat Heymans illustreerde. Een jaar later kreeg Heymans die prijs zelf, voor Lieveling, boterbloem, waarvoor ze ook de tekst had geschreven. In 2007 kreeg ze voor haar voorlaatste boek Diep in het bos van Nergena, de Nienke van Hichtum-prijs. Ook dat was een gelaagd en geladen verhaal: er zat een oorlog in verstopt. Die lading, zei Heymans eens, lag ten grondslag aan haar drang om verhalen te vertellen, omdat die de werkelijkheid verdiepten en verrijkten: „Ik wist dat ik de behoefte had en ertoe in staat was om dingen op te laden.”