La Mamma, Big Mamma, Donna – de door Gaetano Pesce ontworpen Up Chair heeft tal van namen. De stoel, waarin gebruikers zich kunnen vleien in de schoot van een vrouw met XXL-borsten en -dijen, is vermoedelijk het bekendste ontwerp van de woensdag op 84-jarige leeftijd overleden Italiaanse architect en ontwerper.
Een designgeschiedenis is pas compleet met een Up Chair (1969), om twee redenen. Het was flatpacked furniture voordat die term gangbaar werd. De eerste versies werden gemaakt van vacuüm verpakt zacht polyurethaanschuim, eind jaren zestig een nieuw materiaal. Eenmaal bevrijd uit de verpakking rezen de Up-stoelen op.
Donna staat ook te boek als een feministisch icoon. Een verbeelding van moeder en kind. Of van een met een voetboei geketende vrouw – het bolvormige voetenbankje zit immers met een ketting vast aan de stoel. Een typisch Pesce-ontwerp: experimenteel, op het snijvlak van kunst en design, de vorm ontleend aan het menselijk lichaam, humoristisch én met oog voor maatschappelijk engagement.
Lees ook
Gaetano Pesce laat graag iets aan het toeval over
Geveltuinen
Pesce behoorde tot een generatie van briljante Italiaanse designvernieuwers. Net als Alessandro Mendini en Ettore Sottsass volgde hij een opleiding tot architect. In de jaren tachtig en negentig voltooide Pesce ook een reeks bijzondere architectuurprojecten. Het bekendst is het Organische gebouw (1993) in het Japanse Osaka. Lang voordat verticale tuinen gangbaar werden, bekleedde Pesce dit kantoorgebouw met gevelpanelen met grote bloembakken waarin tachtig soorten bomen en planten groeien.
Wereldwijd waren er de afgelopen jaren tentoonstellingen te zien van Pesce als visionair ontwerper. Voor die exposities, die hij vanuit zijn woonplaats New York orkestreerde, verstuurde hij altijd speelse, van hars gegoten uitnodigingen.
Bankstel als skyline
Veel van zijn productontwerpen zijn minstens zo opvallend als de Up Chair en nog minder functioneel. Bijvoorbeeld een bankstel als de skyline van New York; wiebelige tafels en stoelen van flexibel kunsthars; en de Moloch Lamp (1971), een bijna drie meter hoog ‘schemerlampje’. Hij wist met één ontwerp zijn stempel op een interieur te drukken.
Toch is Pesce beslist niet alleen de ontwerper van exclusieve conversation pieces. Zijn in mallen gegoten vazen, ringen en armbanden van hars zijn wereldwijd een hit. Bijzonder is dat geen twee exemplaren van deze deels handgemaakte producten identiek zijn. De kleuren en vormen variëren, en ze vertonen altijd kleine imperfecties – een kwaliteit waarnaar andere ontwerpers ook op zoek gingen.
Volgens Pesce maakte perfectie een voorwerp koud en neutraal. Kleine oneffenheden daarentegen geven een product iets menselijks. Het unieke karakter van zijn juwelen en vazen was voor Pesce een belangrijke eigenschap. „Als we steeds hetzelfde blijven doen, is het toch alsof we het leven ontkennen?”, zei hij in interviews.
Hars werd Pesces favoriete materiaal, waarmee hij tot op hoge leeftijd in zijn New Yorkse studio aan het werk was. Dat hij als kind al leerde koken, hielp hem later bij het gieten van vloeibaar materiaal, vertelde Pesce: „Omdat ik altijd in staat ben geweest sauzen en crèmes te maken, leerde ik heel snel hoe ik chemicaliën moest mengen en hoe ik hun geheimen en eigenschappen kon begrijpen.”
Menstruatiebloed
In het voorjaar van 2019 werd de vijftigste verjaardag van de Up Chair groots gevierd. Op het Domplein in Milaan, de stad waar het ontwerp ooit ten doop was gehouden, stond tijdens de jaarlijkse meubelbeurs een acht meter hoge versie van de stoel, vol-gestoken met naalden.
Bij de onthulling tekende een feministische actiegroep protest aan. De vrouwen besmeurden de stoel met rode verf (verwijzend naar menstruatiebloed) en ontrolden spandoeken. Zij wezen op het feit dat dagelijks drie Italiaanse vrouwen slachtoffer worden van macho-geweld. Waarom dan voor de zoveelste keer een vrouw voorstellen als een inert lichaam en niet de veroorzaker van het geweld, de man, ter discussie stellen, vroegen de actievoerders zich af.
In een vraaggesprek met NRC reageerde Pesce in 2021 op de commotie. Hij noemde het protest „provinciaals”: met de installatie wilde hij genderongelijkheid en het macho-geweld juist aan de kaak stellen. Als enige jongen had hij als kind twee jaar op een door nonnen geleide meisjesschool gezeten. Naar zijn overtuiging is de toekomst beslist feminien, zei hij. „Met hun starheid behoren mannen tot het verleden. Vrouwen kunnen de wereld verbeteren door deze met nieuwe, positieve energie te leiden.”