Ga lekker zelf divers doen

Diversiteit is in het bezit van zeven vinkjes. Maar hij groeide ook op in een multiculturele wijk, met multiculturele vrienden. Nu hij solliciteert is zijn achtergrond ineens niet divers genoeg.


Illustratie Sophie van de Mars

Afwijzing: „Je hebt potentie om een goede journalist te worden, maar je brengt helaas te weinig diversiteit qua achtergrond met je mee.” Tja. Inderdaad, ik heb ‘zeven vinkjes’: man, wit, hetero, hoogopgeleid en hoogopgeleide (Nederlandse) ouders. Een man als Joris Luyendijk – maar dan jonger.

Maar als geboren en getogen Rotterdammer uit Overschie, een van de meest etnisch diverse wijken van Nederland, was diversiteit voor mij altijd een vanzelfsprekendheid. Mijn basisschoolklas in de jaren nul was gemengd, mijn beste vrienden hebben een Antilliaanse, Kaapverdiaanse, Marokkaanse, Hindoestaanse en Molukse achtergrond. We hadden het er als kinderen nooit over. We waren (en zijn) gewoon bevriend, zoals kinderen dat zijn. Dat de loungebanken bij Marouanes ouders typisch Marokkaans waren kwam ik pas achter toen ik het huis van Dunya (van Dunya en Desie) op televisie zag. Omdat mijn Kaapverdiaanse vrienden hun schoenen thuis uitdeden ging ik dat ook doen, en omdat mijn Antilliaanse vrienden ‘U’ tegen hun ouders zeiden begon ik daar ook mee – tot ontzetting van mijn eigen ouders. Kinderen zijn kinderen en nemen de zaken zoals die zijn.

Vanzelfsprekend was het voor mij om scripties te schrijven over het werk van Gloria Wekker en Achille Mbembe, over W.E.B. Du Bois, Frantz Fanon en James Baldwin. Het waren denkers die ik logischerwijs las als vervolg op de gesprekken met mijn beste vrienden. Vanzelfsprekend was het ook om me af te zetten tegen de generatie boven mij. Dat doen kinderen nu eenmaal.

De zeven vinkjes van mijn ouders

Nu ik echter op de arbeidsmarkt in de mediawereld en de cultuursector aan het solliciteren ben, heeft ‘diversiteit’ een andere betekenis gekregen in mijn leven. En dat komt door de welgestelde, zes- en zevenvinkjesgeneratie van mijn ouders.

Toen ik vijf was, schreef Paul Scheffer zijn roemruchte essay ‘Het multiculturele drama’. Mijn generatie is opgegroeid in een maatschappij die multicultureel ís. Waarin diversiteit geen vraagstuk maar een gegeven is. Het voelt dus op z’n zachtst gezegd vreemd om te horen dat je te weinig diversiteit ‘meebrengt’ van een Peter of een Annefleur van boven de veertig.

Natuurlijk weet ik dat hier mijn eigen Randstedelijke, Overschiese bubbel spreekt. Ik weet dat er buiten de Randstad veel leeftijdsgenoten zijn voor wie diversiteit helemaal niet vanzelfsprekend is, en dat het probleem van de segregatie tussen ‘witte’ en ‘zwarte’ (basis)scholen groeit, juist in de Randstad. Ook is het logischerwijs zo dat voor mijn vrienden racisme en discriminatie aan de orde van de dag zijn en ik daar niets over kan zeggen, omdat ik het niet kan meemaken. En ook hoeft niet gezegd te worden dat ‘zevenvinkjes’ over het algemeen veel eerder worden aangenomen dan zij met minder vinkjes – bij het gemiddelde commerciële bedrijf.

Maar in de traditioneel gezien meer vooruitstrevende sectoren (de media-, cultuur- en academische sector) is het tij aan het keren. Gelukkig maar. Mijn vraag is echter: voor wie? Niet voor de mensen aan de top. Zij selecteren aan de onderkant van een bedrijf, bij de stagiaires en de trainees, op diversiteit. Maar hoe makkelijk is dat? En hoe fijn moet het zijn voor stagiaires en trainees met een migratieachtergrond of een niet-heteroseksuele oriëntatie, om in een bedrijf te werken waar niemand met macht op hen lijkt? Hoeveel druk komt er dan wel niet op hun schouders?


Lees ook: Als je het systeem niet verandert, blijft alles bij het oude

Selecteren aan de onderkant

Het is makkelijk om te selecteren aan de onderkant. Onder jonge mensen. Natuurlijk zouden we hogerop in het bedrijf mensen niet durven wegsturen ten faveure van meer diversiteit.

Zolang zevenvinkjes de dienst uitmaken aan de top, verandert er niets fundamenteels. Niets wat diversiteit ook voor de oudere generatie een vanzelfsprekendheid kan maken. Het is een zoveelste voorbeeld van hoe jullie de door jullie veroorzaakte problemen door ons laten oplossen.

Jullie: de welgestelde zes- en zevenvinkjes, geboren tussen pak ’m beet 1960 en 1985. Hoe makkelijk is het om je bedrijf op te schonen door te zeggen dat je op zoek bent naar diversiteit en die op basis van uiterlijke kenmerken te vinden. En dat terwijl jij je daar nooit mee hebt beziggehouden, toen je voor je dertigste een vast contract kreeg, een koophuis voor niks kocht (dat nu verdrievoudigd is in waarde), twee auto’s hebt en al je collega’s dezelfde naam hebben. Nu ligt de verantwoordelijkheid voor de maakbaarheid van een inclusieve samenleving bij ons, bij de jongeren. De ‘nieuwe generatie’ moet het weer doen. Lekker dan. Want we hadden nog niets te doen.

We moeten alleen maar het klimaat dat jullie hebben verpest redden, de ongelijkheid op de woningmarkt die jullie hebben veroorzaakt rechttrekken, terwijl we zelf van anti-kraak naar tijdelijk huurcontract trekken. Oh ja, en we moesten binnenblijven tijdens de coronacrisis, uit solidariteit met jullie. Dat deden we ten koste van onze mentale gezondheid, maar daar hebben jullie het liever niet over. Want: ‘jongeren moeten zich niet zo aanstellen, wij hadden het ook zwaar.’ Toch?

Absurde vergrijzing

Tegelijkertijd neemt onze politieke macht sterk af door absurde vergrijzing. In jullie tijd was er voor elke jonge politieke stem één oude stem. Die verhouding is nu verdubbeld: voor iedere jonge stem zijn er twee oudere stemmen. Over twintig jaar is dat zelfs een tegen drie.

Eerlijk gezegd is het wachten tot jullie het veld ruimen. Maar jullie zullen niet zonder slag of stoot gaan. Nee, eerst worden jullie nog ouder en halsstarriger, zullen jullie de laatste snik uit onze leefwereld proberen te persen en jullie pensioenen veilig stellen door te blijven investeren in fossiele industrieën.

Maar ja, wij moeten gewoon naar het Malieveld gaan als we het ergens niet mee eens zijn – ‘want dat deden wij ook toen wij jong waren’. En vervolgens doen we dat, niet op het Malieveld maar op een tafel bij Jinek of aan een kunstwerk van Van Gogh, en dan blijkt het toch niet om het doel te zijn gegaan, maar om het middel. ‘Want op deze manier bereik je toch helemaal niks?’

Stop met die hypocriete verontwaardiging over racisme en discriminatie, over klimaatverandering en ongelijkheid. Het is niet oprecht, niet authentiek, en eerlijk gezegd moreel verwerpelijk.

Doe eens echt iets. Stop met vlees eten, schenk je jubelton aan Greenpeace, neem ontslag, maak waarachtig ruimte. Sla een ‘diversiteitsslag’ in de top. Zet zelf eens een stap richting een maatschappij die je voor de bühne zo overtuigd aanhangt. Alleen zo los je de door jullie veroorzaakte problemen duurzamer, evenwichtiger en eerlijker op. In plaats van je kinderen de prijs te laten betalen van je eigen comfortabele, zelfgekozen onwetendheid.