Funkmessias Sly Stone beïnvloedde artiesten als Prince en Janet Jackson, maar voor hemzelf was de druk van het succes te groot

Inventief en onverschrokken, een pionier in funk, soul en psychedelica. Arrangeur, componist, liedjesschrijver, een wonderkind dat op zijn zesde piano kon spelen en op zijn elfde drum en gitaar. Sylvester Stewart alias Sly Stone heeft de muziekwereld in de jaren zestig en zeventig opgeschud en verrijkt. Maandag overleed hij op 82-jarige leeftijd in Los Angeles, hij was al enkele decennia uit beeld wegens zijn drugsverslaving.

Na een door kerkbezoek gekleurde jeugd in een religieus gezin in Noord-Californië werd Sly Stone in 1966 voorman van zijn band Sly & The Stoners, later omgedoopt tot Sly and the Family Stone. Het was een van de eerste ‘gemengde’ popgroepen waarin mannen én vrouwen speelden, onder wie zijn zuster Rose op keyboard en zijn broer Freddie op gitaar.

In 1969 was ‘Everyday People’ hun eerste Amerikaanse nummer-één hit. Het liedje had de typische Sly Stone-elementen: een zware groove en transparant arrangement als fundament voor een deken van zangstemmen: de in de kerkbanken getrainde harmonieën van de familie Stone. Het zowel weemoedige als uitbundige lied betekende ook hun entree in de popwereld. Andere hits waren ‘Dance To The Music’ (1967) en ‘Stand!’ (1968).

Sly Stone bedacht de structuur van een nieuw nummer, en liet zijn vaardige muzikanten in de studio met eindeloos veel ‘takes’ (opnamen) tot een instrumentatie komen. Een van de groepsleden was bassist Larry Graham, die met zijn originele spel (slapping, een soort slaan op de snaren, bedoeld om op een felle drumklap te lijken) veel navolging zou krijgen. De zorgvuldig gedoseerde funk – met delen psychedelica, rock en soul – zou het publiek ook live in vervoering brengen.

Paarssatijnen pak

In deze roerige Amerikaanse late jaren zestig (Vietnamoorlog, burgerrechtenbeweging) sprak ‘hippie’ Sly Stone zich uit over politieke en sociale onderwerpen, en was daarbij voorstander van vreedzame oplossingen. Hun optreden op hippie-festival Woodstock in 1969 werd in meerdere opzichten een keerpunt. Om half vier in de ochtend begon het optreden waarbij zijn leuze ‘I want to take you higher’ voor een groot deel van het 100.000-koppige publiek inderdaad werd waargemaakt. Sly, in paarssatijnen pak vol franje, was de funkmessias.

Sly Stone in 1971 bij een tv-optreden. Foto Richard Creamer/Michael Ochs Archives/Getty Images

Na Woodstock groeide de populariteit van zijn band zozeer, dat de druk volgens hemzelf „te groot” werd. Ze traden op in steeds grotere stadions, tijdens steeds langere tournees. De politieke beweging Black Panthers wilde dat hij zich radicaler zou uitspreken, en 100.000 dollar zou doneren. Maar Stone was geen black nationalist, hij was voor iedereen.

Ondertussen gebruikte hij meer drugs. Bij optredens verscheen hij uren te laat of helemaal niet en droeg hij een vioolkist vol cocaïne bij zich.

Hij schreef nog het geweldige ‘Thank You (Falettinme Be Mice Elf Agin)’ – ‘Thank you for letting me be myself again’ – en musiceerde urenlang met vrienden Ike Turner en Bobby Womack, terwijl zijn eigen bandleden er genoeg van kregen.

Zelfs uit tegenslag wist Stone nog voordeel te peuren. Toen drummer Greg Errico ontslag nam, kocht hij een primitieve drumcomputer. Hij gebruikte hem op eigenwijze manier – door de tel te verleggen – wat uiteindelijk de basis vormde van de tijdloos mooie soulfunk-ballade ‘Family Affair’.

Uit elkaar

‘There’s A Riot Goin’ On’ (1971) werd een duister maar dansbaar meesterwerk. Het album, met teksten over persoonlijk en maatschappelijk onbehagen, werd slecht ontvangen. De boodschap zou te negatief zijn. Het ‘witte’ publiek haakte grotendeels af. In 1974 ging de originele versie van de Family Stone definitief uit elkaar.

In de film Sly Lives! (aka The Burden of Black Genius), dit jaar gemaakt door bewonderaar Ahmir ‘Questlove’ Thompson (drummer van The Roots), vertelt funkvriend George Clinton dat ze de jaren zeventig en tachtig goeddeels besteedden aan het scoren van drugs. Ze werden tientallen keren gearresteerd.

In de jaren negentig zou een hele hiphopgeneratie hem eer betuigen: Outkast, LL Cool J, Beastie Boys, A Tribe Called Quest, allen sampleden ze zijn werk

De film documenteert ook Stones invloed op andere muzikanten. Zo liet jazztrompettist Miles Davis zich door hem inspireren voor zijn funky On The Corner (1972). Stone inspireerde de stijl van funkartiesten als George Clinton en Bootsy Collins. Jimmy Jam en Terry Lewis, de producers van Janet Jackson, sampleden enkele seconden van zijn ‘Thank You (Falettinme Be Mice Elf Agin)’ voor haar doorbraakhit ‘Rhythm Nation’, net als later Lenny Kravitz, Snoop Dogg met Dr. Dre, Michael Jackson en Vanilla Ice zouden doen.

In de jaren negentig zou een hele hiphopgeneratie hem eer betuigen: Outkast, LL Cool J, Beastie Boys, A Tribe Called Quest, allen sampleden ze zijn werk. Prince was sinds begin jaren tachtig al Stone-adept. Ook hij koos een ‘diverse’ begeleidingsband met mannen en vrouwen; hij deelde met Stone een liefde voor grappige songtitels (‘Anotherloverholenyohead’, 1986) en de grote muzikale toewijding om cocktails te brouwen uit soul, funk en door de gospelkerk geïnspireerde koorzang.

Intussen was Sly Stone, ondanks alle lof, een kluizenaar geworden. Dat maakte de introductie van zijn band in de Rock and Roll Hall of Fame in 1993 bijzonder. Zijn vriend George Clinton kondigde de plechtigheid aan met de woorden: „Veel mensen willen de reünie van The Beatles, ik wil de muzikanten van Sly and the Family Stone samen in een ruimte zien.” En terwijl de bandleden zeiden „Helaas zijn sommigen van ons er nu niet bij”, kwam Stone tevoorschijn en sprak enkele zinnen met als afsluiting de woorden: „Ik zie jullie snel”. Uiteindelijk zou dat bijna vijftien jaar duren, bij onder andere een optreden op het North Sea Jazz in 2007.