Diepgaande muziek die zonder veel betrokkenheid wordt uitgevoerd, zo klonk de Australische funk-soulband Hiatus Kaiyote maandagavond in TivoliVredenburg, in Utrecht. Niet dat de melodieën niet kronkelden en de ritmes niet varieerden. Het was de presentatie die vlak overkwam.
Hiatus Kaiyote is een experimenteel en onvervaard stel muzikanten. Het kwartet dat live met drie extra zangers speelt, heeft zich, zo lijkt het, ten doel gesteld de jazz-, funk- en soulgenres te doorgronden, te deconstrueren en de bouwstenen vervolgens weer naar eigen inzicht te combineren.
Alles klotst, golft en botst in bijna onnavolgbare melodieën en ritmes. Alsof de vier muzikanten een eigen muzikale taal hebben bedacht.
Die werkwijze heeft de groep uit Melbourne het afgelopen decennium een grote en aandachtige aanhang opgeleverd, bleek in de uitverkochte Ronda-zaal. Ze zijn ook populair bij collega-muzikanten. Zo werden hun nummers al gesampled door bijvoorbeeld Kendrick Lamar en Beyoncé en deed zangeres Nai Palm mee op een liedje van Drake. Sinds 2011 maakten ze vier albums, het nieuwste, Love Heart Cheat Code, verscheen afgelopen zomer.
Blikvanger
In de liedjes speelt drummer Perrin Moss zijn ritmes zonder bombast, maar met indringende tikjes en trillers die niet per se swingen maar tegendraads vibreren. Live zat hij achter een breed uitgesteld arsenaal aan slagwerk, en was hij de blikvanger van het met fluorkleuren versierde podium. De waterval aan klanken werd verder slechts voortgebracht door Simon Mavins elektrische piano en door bassist Paul Bender.
Zangeres Naomi Saalfield, alias Nai Palm, zingt hoog, licht en smekend. Ze laat haar stem golven en flakkeren, neemt dwarse afslagen en klimt tegen de toonladders op. Haar nummers gaan over verbondenheid met de natuur en haar spirituele levenswijze. Na een ingewikkelde jeugd (al vroeg wees, dakloosheid) had Nai Palm, nu 35, voor ze begon te zingen een carrière als vuurdanser en vuurvreter; mijlpalen uit haar leven heeft ze laten vastleggen op haar huid. Zo is er een litteken van haar favoriete kraai getatoeëerd, en een verwijzing naar de borstkanker die ze enkele jaren geleden doorstond.
De zwaardere ervaringen waren geen onderdeel van haar performance. Nai Palm houdt het luchtig. Er was een mooi moment in ‘Make Friends’, toen een van de zangers een klarinetsolo gaf en de andere muzikanten spontaan ronddansten. Ook het nieuwe ‘Love Heart Cheat Code’ kreeg de lyrische cadans, die in de andere, veelal overvolle nummers te vaak ontbrak.
De Gieskes-Strijbis Podiumprijs 2024 gaat naar danser-choreograaf Cherish Menzo en muzikant Vernon Chatlein (componist, percussionist en jazzmuzikant). De prijs is vanavond uitgereikt in het Rotterdamse Theater Walhalla.
De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan twee makers die bijdragen aan de kwaliteit en de diversiteit van de podiumkunsten in Nederland en richt zich op mid-career makers. De winnaars mogen het prijzengeld van 60.000 euro per persoon naar eigen inzicht aanwenden ten behoeve van hun artistieke ontwikkeling.
Podiumkunstenaars Meral Polat, Saman Amini en Maya Fridman ontvangen een eervolle vermelding en krijgen ieder een geldbedrag van 10.000 euro.
De winnaars worden gekozen door een zogeheten ‘adviescommissie’, onder leiding van Jeannette Smit, voorheen algemeen directeur van het Amsterdamse Theater Bellevue. Over Menzo schrijft de commissie: „De afgelopen jaren maakte Cherish Menzo, naast haar bijzonder sterke aanwezigheid en prestatie in werk van anderen, diepe indruk met haar eigen performances JEZEBEL en DARKMATTER. In haar voorstellingen neemt ze het zwarte lichaam als uitgangspunt en snijdt ze onderwerpen aan die ook in het maatschappelijke debat een grote rol spelen. Menzo weet dit te vertalen naar een nieuwe dans- en bewegingstaal.”
Verbindende kracht
Over Chatlein schrijft de commissie: „Met zijn project Voices from letters richt Vernon Chatlein zich door middel van diepgravend onderzoek op de geschiedenis van de Tambú, een dans- en muziekstroming uit het Caribisch gebied, geworteld in verschillende Afrikaanse muziektradities. Samen met choreograaf Remses Rafaela onderzoekt Chatlein nieuwe vormen van de Tambú, met gebruik van oude en nieuwe instrumenten en met choreografieën die een mix tonen van oude en nieuwe invloeden. De verbindende kracht van Vernon Chatlein spat van het podium.”
Cherish Menzo (Amsterdam, 1988) ontving in 2022 al de Cultuurfonds Talentprijs Charlotte Köhler (20.000 euro). Voor DARKMATTER kreeg ze vorig jaar de BNG Bank Theaterprijs en de VSCD Mime/Performance Prijs. In een reactie via de organisatie laat Menzo weten dat de prijs voor haar „een duw in de rug is om samen met anderen te blijven dromen, bevragen en creëren en onze realiteit in dialoog te brengen met het theater”.
Het album Imershón van Vernon Chatlein (Curaçao, 1984) werd door MixedWorldMedia uitgeroepen tot beste Nederlandse release van 2023. In 2023 stelde hij, naast zijn eigen performance, als curator een programma samen bij North Sea Jazz Festival vanuit het thema Sounds of Diversity. Over de prijs zegt Chatlein dat hij „overweldigd en vereerd is”, maar dat de toekenning „ook wat ongemakkelijk” voelt. „Ik ben ontzettend dankbaar met deze fantastische ondersteuning die me in staat stelt om artistiek werk te kunnen creëren. Tegelijkertijd realiseer ik me ook heel goed dat dit niet voor iedereen geldt.”
Diepgaande muziek die zonder veel betrokkenheid wordt uitgevoerd, zo klonk de Australische funk-soulband Hiatus Kaiyote maandagavond in TivoliVredenburg, in Utrecht. Niet dat de melodieën niet kronkelden en de ritmes niet varieerden. Het was de presentatie die vlak overkwam.
Hiatus Kaiyote is een experimenteel en onvervaard stel muzikanten. Het kwartet dat live met drie extra zangers speelt, heeft zich, zo lijkt het, ten doel gesteld de jazz-, funk- en soulgenres te doorgronden, te deconstrueren en de bouwstenen vervolgens weer naar eigen inzicht te combineren.
Alles klotst, golft en botst in bijna onnavolgbare melodieën en ritmes. Alsof de vier muzikanten een eigen muzikale taal hebben bedacht.
Die werkwijze heeft de groep uit Melbourne het afgelopen decennium een grote en aandachtige aanhang opgeleverd, bleek in de uitverkochte Ronda-zaal. Ze zijn ook populair bij collega-muzikanten. Zo werden hun nummers al gesampled door bijvoorbeeld Kendrick Lamar en Beyoncé en deed zangeres Nai Palm mee op een liedje van Drake. Sinds 2011 maakten ze vier albums, het nieuwste, Love Heart Cheat Code, verscheen afgelopen zomer.
Blikvanger
In de liedjes speelt drummer Perrin Moss zijn ritmes zonder bombast, maar met indringende tikjes en trillers die niet per se swingen maar tegendraads vibreren. Live zat hij achter een breed uitgesteld arsenaal aan slagwerk, en was hij de blikvanger van het met fluorkleuren versierde podium. De waterval aan klanken werd verder slechts voortgebracht door Simon Mavins elektrische piano en door bassist Paul Bender.
Zangeres Naomi Saalfield, alias Nai Palm, zingt hoog, licht en smekend. Ze laat haar stem golven en flakkeren, neemt dwarse afslagen en klimt tegen de toonladders op. Haar nummers gaan over verbondenheid met de natuur en haar spirituele levenswijze. Na een ingewikkelde jeugd (al vroeg wees, dakloosheid) had Nai Palm, nu 35, voor ze begon te zingen een carrière als vuurdanser en vuurvreter; mijlpalen uit haar leven heeft ze laten vastleggen op haar huid. Zo is er een litteken van haar favoriete kraai getatoeëerd, en een verwijzing naar de borstkanker die ze enkele jaren geleden doorstond.
De zwaardere ervaringen waren geen onderdeel van haar performance. Nai Palm houdt het luchtig. Er was een mooi moment in ‘Make Friends’, toen een van de zangers een klarinetsolo gaf en de andere muzikanten spontaan ronddansten. Ook het nieuwe ‘Love Heart Cheat Code’ kreeg de lyrische cadans, die in de andere, veelal overvolle nummers te vaak ontbrak.
Voor een kunstenaarsgroep van anderhalve eeuw geleden is ‘etsclub’ een verrassend hedendaagse naam. Het woord doet denken aan een gezelligheidsvereniging voor kinderen of amateurs, elke woensdagmiddag in een buurthuis. Maar het was voorzitter Antoon Derkinderen, secretaris Jan Veth en penningmeester Willem Witsen volkomen ernst toen zij – jonge kunstenaars, geschoold aan de Amsterdamse Rijksakademie – in 1885 de Nederlandsche Etsclub oprichtten. „Ons hoofddoel zou zijn niet om bijeenkomsten te houden”, schreef Veth, „maar om op de grootere Hollandsche exposities ‘en club’ te expozeeren.”
Samen stond men sterker, was het idee. Oudere kunstenaars als Jozef Israëls, Anton Mauve en Jacob Maris en jongeren van de generatie van de oprichters zouden gezamenlijk hun etswerk tonen om het publiek „iets te leren verstaan van een kunst, die zozeer in betrekking staat tot onze grootste meesters van de zeventiende eeuw”. Want waar Rembrandt, Hercules Segers en Jacob van Ruisdael de etskunst twee eeuwen eerder tot grote hoogte hadden gebracht, daar werd de ets rond 1885 vooral nog ingezet om schilderijen te reproduceren – en zelfs als reproductietechniek was ze op haar retour door de uitvinding van de fotografie.
Tussen 1885 en 1896 nam de Etsclub deel aan grote tentoonstellingen van hedendaagse kunst én organiseerde ze zelf acht tentoonstellingen in Amsterdam en Den Haag. Die eigen tentoonstellingen moesten duidelijk maken dat er op etsgebied nog steeds interessante dingen gebeurden, zowel in Nederland als daarbuiten. Voor de internationale context werden uit Engeland etsen betrokken van bijvoorbeeld James Abbott -McNeill Whistler en Francis Seymour Haden; uit Frankrijk kwam werk van onder anderen Charles-François Daubigny, Theodore Rousseau en Mary Cassatt.
En de Etsclub deed nog iets anders: ze gaf jaarlijks een map uit met minstens tien etsen van de kunstenaarsleden. Wie donateur werd, ontving een exemplaar van die portefeuille. In tien jaar tijd verschenen er negen mappen met in totaal honderd prenten van 28 verschillende kunstenaars.
Peintre-graveurs
Het Dordrechts Museum heeft nu een mooi verzorgde, leerzame tentoonstelling aan de Nederlandsche Etsclub gewijd. Er is een ruime keuze uit de Nederlandse portefeuilleprenten te zien en een twintigtal etsen van Franse en Engelse tijdgenoten, geleend uit de prentenkabinetten van het Rijksmuseum en het Van Gogh Museum. De mensen achter het werk worden naar voren gehaald door brieven in vitrines en blow-ups van foto’s: we zien Jan Toorop draaiend aan een etspers, Willem Witsen over een zinkplaat gebogen en Philippe Zilcken, Marius Bauer en Jan Veth die verse afdrukken beoordelen bij de Haagse drukkerij Mouton. Sjekkie tussen de lippen, bolhoed tussen de prenten op tafel. Bij de tentoonstelling verscheen een welkom boek met een volledig geïllustreerd overzicht van alle door de Etsclub uitgegeven prenten.
De Etsclubleden waren geen grafici pur sang, maar peintre-graveurs: schilders die daarnaast ook etsen maakten. Sommigen van hen – Witsen, Zilcken, Bauer – hebben een substantieel prentenoeuvre bij elkaar geëtst, maar er werden ook kunstenaars uitgenodigd omdat ze goede schilders waren, niet omdat ze zich nu speciaal als etser hadden bewezen. Zij namen voor de gelegenheid de etsnaald ter hand, en dat zie je. Hun bijdragen aan de portefeuilles behoren tot hun eerste, onwennige etsen, waarin de mogelijkheden van de techniek bij lange na niet worden uitgebuit.
Een voordeel van de peintre-graveur-combinatie is dan weer dat er in Dordrecht vijf keer zowel een geschilderde als een geëtste variant van een compositie kan worden getoond. Dat nodigt uit tot kijken en vergelijken: in welke techniek komt het beeld het beste tot zijn recht? Witsens kleine ets van een duinwegje met een oplichtend karrenspoor bevat eigenlijk alle elementen van het grotere schilderij ernaast, maar dan ingedikter, contrastrijker, sterker. Van zijn gezicht op de Waterloo Bridge in Londen in de schemering is nu juist de geschilderde versie imposanter dan de ets.
Leuk vettig
Jan Veth maakte een leuke vettige olieverfstudie van twee wrakke, half gezonken schuiten in een plas. Vochtig hout in vele tinten bruin onder een grijze lucht. Maar echt spannend wordt het pas in de ets. Nu de vormen het zonder kleur moeten stellen, worden ze vreemder en harder, een ruimtelijke maar moeilijk te lezen wirwar van zwarte planken in een winters landschap. Dit is een ets als een droom, zo intens en tegelijkertijd met zo veel vraagtekens. Wat zijn dat voor wrakken, kun je erop of zak je erdoor? Waar ben ik eigenlijk, en wat is hier nog omheen? Goed kijken, met toegeknepen ogen.
Na de wrakken van Veth is Barbara van Houtens ets van twee oude schepen met rafelige zeilen ook spookachtig. In licht van boven liggen de schepen op een vloer – de zeebodem? Maar er lijken nog mensen aan dek te zitten! Even denk je nog aan de geesten van piraten en dan lees je op het bordje dat de boten scheepsmodellen zijn en de mensen poppetjes. Van Houten tekende het stilleven in het atelier van haar oom, de zeeschilder Hendrik Willem Mesdag.
In de loop van de jaren negentig wordt het impressionisme van de Tachtigers steeds meer door symbolisme en oriëntalisme verdrongen. Grafici als Jan Toorop en Richard Roland Holst bedienen zich bovendien liever van de lithografie dan van de etstechniek. De laatste Portefeuille der Nederlandsche Etsclub, verschenen in 1894, bestaat nog maar voor de helft uit etsen. De Etsclub is, in de woorden van Jan Veth, „van lieverlede een zwart-en-witvereeniging geworden”. In het tijdschrift De Kroniek maakt hij begin 1896 de opheffing van de vereniging bekend. Zijn grafrede over de Etsclub is geïllustreerd door Marius Bauer, die de uitvaart heeft verbeeld. De dames en heren grafici lopen ernstig achter een met rouwkransen behangen lijkkoets. Bauers prent is de laatste op de tentoonstelling in Dordrecht. Het is, ironisch genoeg, geen ets maar een litho.