Als de regeringsleiders van de lidstaten van de NAVO woensdag bij de top in Den Haag poseren voor de groepsfoto, valt één persoon op: de Spaanse premier Pedro Sánchez staat helemaal rechts en staart ongemakkelijk voor zich uit. Zijn positie is puur toeval: de opstelling is op alfabetische volgorde. Maar Spaanse media pakken er groot mee uit: „De foto toont de eenzaamheid van Sánchez binnen de NAVO-familie” en „Sánchez geïsoleerd in een hoekje”, koppen de kranten.
Toch was Sánchez de afgelopen weken allesbehalve afwezig. Hij lag tot op het laatste moment dwars om de verhoging van de defensie-uitgaven naar 5 procent van het bbp (3,5 procent aan defensie en 1,5 procent aan infrastructuur en cyberveiligheid). Volgens de premier kan Spanje met een budget van 2,1 procent van het bbp ook aan de NAVO-doelstelling voldoen. Uiteindelijk ging hij akkoord met een lossere formulering die Spanje meer flexibiliteit geeft.
Lees ook
Deze analyse over de uitkomsten van de NAVO-top
Sánchez zegt dat hij met dit akkoord Spanje redt van een economische ondergang; een verhoging naar 5 procent zou betekenen dat de belastingen omhoog moeten en gekort moet worden op publieke diensten en sociale voorzieningen. De meerderheid van de Spanjaarden is blij dat Sánchez voet bij stuk houdt. „Wij gaan niet betalen voor Amerika’s oorlogen”, klinkt het op straat. „Trump doet alsof hij de baas is over Spanje. We zijn een soeverein land en bepalen zelf wel wat we met ons geld doen.”
Snel naar zijn stoel
Maar al was premier Sánchez zo zeker van zijn zaak, tijdens de top vermeed hij elke confrontatie met de Amerikaanse president. Hij ging in de zaal snel op zijn aangewezen stoel zitten, om Donald Trump niet de hand te hoeven schudden. „Porque no? Waarom kan ik niet gewoon gaan zitten?”, lachte Sánchez schouderophalend toen de Spaanse pers hem daarmee confronteerde.
De spanningen tussen beiden werd woensdagmiddag duidelijk tijdens de persconferentie van Trump. „Jullie zijn het enige land dat niet betaalt. Ik snap niet wat jullie probleem is”, haalde hij uit naar Spaanse journalisten. „We gaan Spanje twee keer zoveel laten betalen. En ik meen dit serieus.”
We gaan Spanje twee keer zoveel laten betalen. En ik meen dit serieus
Sánchez antwoordde onomwonden: „Spanje is altijd deel van de oplossing. Nooit het probleem.” De premier benadrukte dat het handelsbeleid een Europese bevoegdheid is en riep de VS op tot dialoog in plaats van dreiging. Tegelijkertijd kondigt hij een economisch beschermingsplan aan voor het geval Trump zijn woorden omzet in daden.
„Fuck Trump en Fuck de NAVO”, klonk het woensdag in het Spaanse parlement uit de mond van de uiterst-linkse oppositieleider Ione Belarra (Podemos). Zowel linkse als rechtse partijen reageerden fel op de bedreiging van president Trump.
Binnen zijn coalitie gebruikt Sánchez het conflict om zijn fragiele positie te versterken. Linkse coalitiepartners als Sumar staan pal achter hem in de strijd tegen Trump. Zelfs partijen die doorgaans kritisch zijn, zoals de onafhankelijkheidspartijen PNV en Junts, reageren positief op Sánchez’ opstelling.
Draai oppositiepartij
De oppositiepartij Partido Popular daarentegen moest een draai maken: eerst beschuldigden ze Sánchez van „leugens” over de NAVO-bijdrage, maar na Trumps dreigementen voelde ook de PP zich genoodzaakt om Spanje te verdedigen. „Wij accepteren geen bedreigingen van Donald Trump. We zullen nooit toestaan dat onze handel wordt gebruikt als wraakmiddel tegen het Spaanse regeringsbeleid”, zei PP-leider Alberto Nuñez Feijóo.
Toch blijft de binnenlandse druk groot. De corruptieschandalen waarin de socialistische partij (PSOE) van Sánchez verwikkeld is – waarbij meerdere kopstukken worden verdacht van het ontvangen van steekpenningen – hebben de politieke geloofwaardigheid van Sánchez aangetast. Zijn meerderheid in het parlement staat op losse schroeven. Om de schade te beperken bereidt Sánchez een pakket hervormingen voor: wijzigingen binnen de PSOE, een anti-corruptieplan en nieuwe afspraken met zijn coalitiepartners.
Lees ook
Regering van Spaanse premier Sánchez wankelt door corruptieschandaal binnen zijn partij
Volgens critici gebruikte Sánchez de NAVO-top als afleiding van het corruptieschandaal. Een tactiek die volgens politieke analisten goed heeft gewerkt. Sánchez wordt nu gezien als een ‘moedige’ en ‘eigenzinnige’ leider die niet afweek van Spanjes geopolitieke belangen, zoals migratie en veiligheid aan de zuidgrens.
Of zijn optreden op de NAVO-top uiteindelijk ook tastbare resultaten heeft opgeleverd, moet de komende tijd blijken. Maar terwijl Trump America First blijft roepen, heeft Sánchez duidelijk gemaakt dat voor hem Spanje het belangrijkst is, ongeacht de prijs die hij daarvoor moet betalen.
En weer stonden deze week de treinen stil. Dinsdag was er eerst een storing rondom Schiphol door een brand in kabels langs de rails, waarbij de politie rekening zei te houden met een misdrijf, mogelijk in verband met de NAVO-top. Woensdag konden van en naar de luchthaven opnieuw fors minder treinen rijden, ditmaal door een seinstoring. Elders in de Randstad waren er trajecten onbegaanbaar door een wisselstoring, een beschadigde spoorbrug en een defecte bovenleiding. Intussen werd ook het wegverkeer ernstig gehinderd, omdat wegen rondom Den Haag afgesloten waren vanwege de NAVO-top.
Een slechte week dus voor forenzen. Toch bleef de grote chaos uit die hierdoor in het land had kunnen uitbreken. Wat scheelde is dat de overheid iedereen van tevoren had opgeroepen deze week zoveel mogelijk thuis te werken en de Randstad te mijden. Niet voor iedereen was dat mogelijk, maar wie weg kon blijven had aan het advies gehoor gegeven.
Treinen die nog wel tussen de grote steden in de Randstad reden, waren tijdens de spitsuren soms verrassend leeg. Ook op de wegen bleef het relatief rustig. Volgens de ANWB waren er zelfs veel minder dagelijkse files dan normaal. Rijkswaterstaat complimenteerde weggebruikers op X: „Door jullie aangepaste reisgedrag tijdens de NAVO-top blijven lange files op de snelwegen tot nu toe uit. Dank daarvoor!”
Natuurlijk zullen er genoeg mensen zijn geweest die hinder ondervonden, maar grosso modo werd er door het publiek opvallend mild gereageerd op alle verstoringen en pasten mensen zich makkelijk aan.
Misschien komt het doordat Nederland de afgelopen weken al een beetje murw raakte door de ontregeling van het treinverkeer, vanwege de stakingen van het NS-personeel. Maar het heeft ook zeker te maken met de flexibiliteit die de samenleving erbij heeft gekregen door de mogelijkheid tot thuiswerken, een verworvenheid die in een week als deze uitstekend van pas kwam.
Uit onderzoek van vakcentrale CNV onder 1.200 thuiswerkers bleek vorige maand alleen dat werkgevers minder enthousiast zijn geworden over deze manier van werken. Eén op de drie ondervraagden zei nu minder vrijheid te hebben om thuis te werken dan twee jaar geleden. Sinds de coronatijd was twee à drie dagen per week naar kantoor komen voor veel werknemers min of meer de norm geworden. Dat is nu weer aan het opschuiven naar drie à vier dagen per week.
Aan de ene kant is het begrijpelijk dat werkgevers eraan hechten dat hun werknemers regelmatig op kantoor verschijnen. Samenwerken vraagt nu eenmaal dat mensen elkaar ook van tijd tot tijd fysiek ontmoeten; dat is goed voor de teamgeest en het onderlinge begrip en arbeidsproductiviteit.
Het lijkt verstandig als werkgevers en werknemers hierin samen een middenweg bewandelen, en in gesprek blijven over de juiste balans. Daar hebben niet alleen individuele bedrijven en werknemers baat bij, het hele land vaart er wel bij als het thuiswerken kan worden ingezet op momenten dat er even wat meer flexibiliteit in de mobiliteit nodig is. Thuiswerken is een nuttig middel om op momenten in te zetten, maar het mag niet, hoe verleidelijk ook, als oplossing worden gezien voor hardnekkige mobiliteitsproblemen in Nederland in het ov en op de snelweg.
Ze hebben er een Arabisch woord voor bedacht, dat zich laat vertalen als ‘in linzen veranderen’. Eman Hillis (24) en haar familie overleven in Gaza-Stad op rode linzen, water en zout. „Winkels en markten zijn gesloten, of hebben vrijwel niets op de planken”, zegt ze. De prijzen van meel zijn torenhoog. „Door het gebrek aan eten voel ik me constant duizelig en kan ik me niet meer goed concentreren.”
Hillis werkt als factchecker voor het onlineplatform Misbar. Ze vertelt NRC over de situatie in het noorden van Gaza via audioberichten, die verspreid over uren langzaam binnendruppelen. Het internet in Gaza was de afgelopen weken met tussenpozen volledig afgesloten, nadat Israël de laatste glasvezelkabel had gebombardeerd, en is nog steeds gebrekkig.
Dat Hillis en haar familie op linzen moeten overleven, komt door de blokkade van voedselhulp: sinds 2 maart hield Israël tachtig dagen lang alle hulp tegen via de grensovergangen, die het als bezettingsmacht controleert. Terwijl het de hulpdistributie van de VN en hulporganisaties systematisch tegenwerkt en passeert, zette Israël met steun van de Verenigde Staten een organisatie op: de ‘Gaza Humanitarian Foundation’ (GHF).
Leden van een particulier Amerikaans beveiligingsbedrijf, zien toe hoe Palestijnen zich verzamelen om voedsel te ontvangen, 8 juni.
Foto Eyad Baba/AFP
Militaire belangen
Alom bekritiseerd door de Verenigde Naties en hulporganisaties begon de GHF op 27 mei met het uitdelen van voedselpakketten op slechts vier gemilitariseerde ‘distributiepunten’, bewaakt door Amerikaanse beveiligers en in zones die onder controle staan van het Israëlische leger. De punten bevinden zich alleen in het zuiden van Gaza. Een bevindt zich ten zuiden van de ‘Netzarim-corridor’ onder Gaza-Stad, waarmee Israël de Gazastrook in tweeën heeft gesplitst.
De GHF dient militaire belangen. Terwijl Israël zijn genocide op de Palestijnen voortzet, drijft het middels GHF-‘voedselhulp’ Palestijnen samen op een steeds kleiner gebied. De Israëlische premier Benjamin Netanyahu zei in de aanloop naar de constructie van de GHF dat het niet de bedoeling is dat Palestijnen die zich naar de distributiepunten in het zuiden begeven, daarna weer terugkeren.
Op een video van de VN-organisatie OCHA van 29 mei is te zien hoe het er aan toe gaat bij het GHF-distributiepunt bij de Netzarim-corridor. Er heerst chaos: duizenden mensen zijn op het punt afgekomen, de meesten te voet. Tussen de menigte staan bewapende Amerikaanse beveiligers. Palestijnen moeten door smalle, met hekken omringde doorgangen heen om wat voedsel te kunnen bemachtigen.
Bijna dagelijks – mits de punten geopend zijn – zijn er beschietingen. Volgens het Mensenrechtenbureau van de VN heeft het Israëlische leger sinds eind mei, toen de GHF haar operaties begon, 410 Palestijnen gedood bij de distributiepunten. Jonathan Whittall, de hoogste VN-functionaris voor hulp in de bezette Palestijnse gebieden, sprak begin deze week van een „verontrustend patroon van Israëlische troepen die het vuur openen op menigten die zich verzamelen om voedsel te halen”.
Video OCHA/UNIFEED
Toen zich in Gaza de eerste berichten over de GHF verspreidden, waren er direct ‘rode vlaggen’ voor Hillis. „Waarom zouden we dit vertrouwen, als het idee van Israël komt, dat voedsel tot wapen heeft gemaakt?” Dat de distributiepunten zich ten zuiden van de Netzarim-corridor bevonden, riep ook angst op. Die corridor gold lange tijd als vuurzone van het Israëlische leger: iedereen die daar in de buurt kwam, werd beschoten.
Geïmproviseerde brancards
„Ik ga nog liever dood dan dat ik GHF-hulp ontvang”, schreef Hillis deze week in een opiniestuk voor nieuwszender Al Jazeera. Ze is niet de enige. De meeste Palestijnen kunnen of durven niet naar de levensgevaarlijke, gemilitariseerde GHF-punten te gaan. Zij moeten daarvoor grote afstanden afleggen door volledig verwoest gebied, of militaire zones doorkruisen die het Israëlische leger tot no-gogebieden heeft verklaard.
Het gevolg is dat het vooral mannen zijn, zo is te zien op beeldmateriaal, die zich met gevaar voor eigen leven en uit wanhoop naar de GHF-punten wagen. Een deel keert met lege handen bij hun families terug, een deel met een zak meel, een ander gewond, of als lijk.
Mensen dragen op 8 juni hulpgoederen van de Gaza Humanitarian Foundation (GHF), een particuliere, door de VS gesteunde hulporganisatie in de Gazastrook.
Foto Eyad Baba/AFP
Palestijnen woensdag bij een hulpdistributiepunt dat is opgezet door de particuliere Gaza Humanitarian Foundation (GHF), nabij het vluchtelingenkamp Nuseirat in het noorden van de Gazastrook.
Foto Eyad Baba/AFP
Het Internationale Rode Kruis heeft in Rafah, dicht bij de distributiepunten van de GHF, een veldhospitaal met zestig bedden. Tussen 27 mei – toen het GHF begon met opereren – en 22 juni zijn daar 1.728 gewonden binnengebracht. Een aanzienlijk deel van hen heeft schotwonden. Slachtoffers vertellen dat zij zijn beschoten toen zij voedsel probeerden te krijgen bij de GHF-distributiepunten.
„Onze ambulances kunnen moeilijk naar de distributiepunten gaan. De meeste slachtoffers komen op geïmproviseerde brancards binnen, of worden gedragen”, vertelt woordvoerder van het Rode Kruis in Nederland Daniëlle Brouwer, die bijna dagelijks contact heeft met medewerkers van het veldhospitaal in Rafah.
„Slachtoffers moeten eerst op de grond worden gelegd, en dan wordt er bekeken wie er kan worden geholpen en wie niet. Ook moet er door een gebrek aan middelen worden gekozen wie er verdoving kan krijgen. Als er geen plek is, moeten mensen met open wonden en wat desinfecteermiddel worden weggestuurd, om dagen later terug te komen voor het hechten. Je gunt geen enkele arts om de keuzes te maken die nu moeten worden gemaakt.”
Palestijnen die gewond raakten bij Israëlische beschietingen bij een distributiepunt voor voedselhulp dat is opgezet door de particuliere Gaza Humanitarian Foundation (GHF), worden dinsdag behandeld in het Al-Awda-ziekenhuis in het vluchtelingenkamp Nuseirat in de Gazastrook, 24 juni 2025.
Foto Eyad Baba/AFP
Bendes
Het VN-Mensenrechtenbureau meldt dat er behalve de bloedbaden bij de GHF-punten ook 93 Palestijnen zijn gedood bij voedselkonvooien van de VN en andere humanitaire organisaties. De VN kunnen sinds enkele weken weer op zeer beperkte schaal humanitaire hulp leveren in Gaza, maar hebben te maken met zware Israëlische restricties en veiligheidscontroles.
„Slechts een paar vrachtwagens mochten sinds 2 maart 2025 naar binnen”, aldus het VN-Mensenrechtenbureau. Voordat Israël Gaza op die datum opnieuw een volledige blokkade oplegde, hadden de VN nog circa vierhonderd hulpdistributiepunten, verspreid over Gaza. Inmiddels zijn de VN en hulporganisaties vrijwel volledig aan de kant gezet door Israël.
Als organisaties als het Wereldvoedselprogramma al hulp via de door Israël gecontroleerde grensovergangen Gaza binnenkrijgen, is de bezorging daarvan complex, door de wanhoop onder de uitgehongerde bevolking. Ook zijn er bendes actief. De afgelopen maanden rapporteerden Israëlische media uitvoerig over een Palestijnse anti-Hamas-militie in de zuidelijke stad Rafah (waar drie GHF-punten zijn) onder leiding van Yasser Abu Shabab, die, zo gaven Israëlische politici te kennen, wordt bewapend door Israël.
Israël blijft beweren dat Hamas voedselhulp steelt, zonder enig bewijs, en dat het daarom de hulp zelf controleert. Ondertussen verhongert het de bevolking in Gaza, drijft het hen via de GHF bijeen op een almaar kleiner gebied, en stimuleert het door de bewapening van bendes geweld en de ineenstorting van Gaza’s sociale infrastructuur.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-description="Vrijwilligers van Palestijnse families, georganiseerd in comités om diefstal te voorkomen, bewaken woensdag vrachtwagens met hulpgoederen die de Gazastrook zijn binnengekomen via de door Israël gecontroleerde Zikim-grensovergang, ten westen van Beit Lahia in het noorden van Gaza.
Foto Bashar Taleb / AFP
” data-figure-id=”0″ data-variant=”row” readability=”4″><img alt data-description="Vrijwilligers van Palestijnse families, georganiseerd in comités om diefstal te voorkomen, bewaken woensdag vrachtwagens met hulpgoederen die de Gazastrook zijn binnengekomen via de door Israël gecontroleerde Zikim-grensovergang, ten westen van Beit Lahia in het noorden van Gaza.
Vrijwilligers van Palestijnse families, georganiseerd in comités om diefstal te voorkomen, bewaken woensdag vrachtwagens met hulpgoederen die de Gazastrook zijn binnengekomen via de door Israël gecontroleerde Zikim-grensovergang, ten westen van Beit Lahia in het noorden van Gaza. Foto Bashar Taleb / AFP
Foto Bashar Taleb/AFP
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="Mensen met hulppakketten lopen woensdag over de Salah al-Din-weg in de buurt van het vluchtelingenkamp Nuseirat in het noorden van de Gazastrook. Deze weg wordt door Palestijnen die op zoek zijn naar voedsel gebruikt om een punt voor de distributie van hulpgoederen te bereiken van de particuliere hulporganisatie GHF.
Foto Eyad Baba / AFP
” data-figure-id=”1″ data-variant=”row” readability=”2.5″><img alt data-description="Mensen met hulppakketten lopen woensdag over de Salah al-Din-weg in de buurt van het vluchtelingenkamp Nuseirat in het noorden van de Gazastrook. Deze weg wordt door Palestijnen die op zoek zijn naar voedsel gebruikt om een punt voor de distributie van hulpgoederen te bereiken van de particuliere hulporganisatie GHF.
Mensen met hulppakketten lopen woensdag over de Salah al-Din-weg in de buurt van het vluchtelingenkamp Nuseirat in het noorden van de Gazastrook. Deze weg wordt door Palestijnen die op zoek zijn naar voedsel gebruikt om een punt voor de distributie van hulpgoederen te bereiken van de particuliere hulporganisatie GHF. Foto Eyad Baba / AFP
Foto Eyad Baba/AFP
Humanitaire camouflage
Ruim 82 procent van het grondgebied van de Gazastrook staat volgens de VN onder een ‘evacuatiebevel’ of is verklaard tot ‘militaire zone’, oftewel: onbegaanbaar en levensgevaarlijk gebied voor Palestijnen. De talloze eerdere ‘evacuatiebevelen’, humanitaire camouflage van het Israëlische leger waarmee het de bevolking van Gaza twintig maanden lang van plek naar plek heeft gejaagd, zijn nooit formeel opgeheven.
Sinds Israël het staakt-het-vuren met Hamas definitief schond, op 18 maart, zijn er volgens de VN opnieuw 680.000 Palestijnen in Gaza ontheemd geraakt. Zij verblijven in Deir al-Balah, Nuseirat of de kuststrook al-Mawasi, gebieden waar het overvol is en waar Palestijnen veelal in tentenkampen verblijven. Maar een deel van de bevolking geeft niet langer gehoor aan de bevelen. Gebieden die eerder tot zogenaamde ‘humanitaire zones’ werden verklaard zijn herhaaldelijk gebombardeerd.
Ook Gaza-Stad staat deels onder ‘evacuatiebevelen’. Nadat ze diverse keren gedwongen ontheemd waren geraakt naar het zuiden, keerden Hillis en haar familie net als honderdduizenden anderen tijdens het tijdelijke bestand terug naar het noorden. In hun huis in Gaza-Stad bieden ze onderdak aan gezinnen die van elders zijn gevlucht. „We krijgen hier dagelijks telefoontjes van Israëlische soldaten die ons opdragen om te evacueren”, vertelt Hillis. „Maar ik wil nooit meer naar het zuiden. De bombardementen zijn overal.”
De kinderen van de 51-jarige Jamil Atili eten op 11 juni gemalen linzen nadat hun vader met lege handen terugkeerde van een poging om gedoneerd voedsel op te halen bij een distributiecentrum van de GHF in in Khan Younis
Foto Abdel Kareem Hana/AP
‘Vrijwillige migratie’
Het is duidelijk dat Israëlische leiders hopen om de Palestijnen uiteindelijk, eenmaal samengedreven in de ‘concentratiezone’ in het zuiden van Gaza, naar Egypte of andere Arabische landen te verdrijven. Israëlische politici – onder wie Netanyahu, tijdens zijn bezoek aan de Amerikaanse president Donald Trump – zeggen openlijk dat ze streven naar de ‘vrijwillige migratie’ van Palestijnen uit Gaza naar andere (Arabische) landen. Trump sluit zich daarbij aan. Landen als Egypte weigeren ondertussen bij te dragen aan een dergelijke etnische zuivering van Gaza, omwille van binnenlandse strategische en veiligheidsbelangen.
Omdat er van het eufemistische ‘vrijwillige migratie’ voorlopig geen sprake kan zijn, drijft het leger Palestijnen samen in een steeds kleinere zone, waar nu de GHF-distributiepunten zijn gebouwd. De Israëlische journalist Meron Rapoport noemde deze ‘visie’ voor Gaza afgelopen april al een „concentratiekamp”.
Palestijnen in Gaza, zegt Hillis, noemen de GHF-punten inmiddels „dodelijke vallen”. Ook VN-agentschappen gebruikten deze week dergelijke bewoordingen. De meeste Palestijnen staan voor een onmogelijke keuze: hun leven wagen voor wat eten bij de GHF-punten, of blijven waar ze zijn onder de constante dreiging van verhongering, nieuwe evacuatiebevelen en luchtaanvallen.
Een Palestijnse man draagt een pakket terwijl hij woensdag in de rook loopt van een Israëlische aanval nabij het vluchtelingenkamp Nuseirat in het noorden van de Gazastrook.
Wie president wordt van De Nederlandsche Bank (DNB) moet echt op alles voorbereid zijn. In de zomer van 2011, de destijds 44-jarige Klaas Knot was net benoemd als opvolger van Nout Wellink, was Knot met zijn gezin op vakantie. Tegelijkertijd beleefde de eurozone met de Griekse schuldencrisis de ergste crisis sinds de oprichting van de Europese eenheidsmunt. „Dat betekende elke avond Jean-Claude (Trichet, toenmalig president van de Europese Centrale Bank, red.) aan de lijn”, vertelt Knot. „Mijn vrouw zei op een gegeven moment: als hij toch elke avond belt, kun je net zo goed naar Frankfurt afreizen.”
Dat bleek een vooruitziende opmerking van mevrouw Knot. Een paar dagen later kwam daadwerkelijk het verzoek om naar het ECB-kantoor in Frankfurt te komen voor spoedoverleg. „Alleen, ik had geen pak bij me”, zegt Knot. Zijn chauffeur heeft toen de sleutel van het huis van de familie Knot opgehaald, is ermee naar Amsterdam gereden, heeft daar een pak plus hemd, das en schoenen uit de kast gehaald en reed daar vervolgens mee naar Frankfurt waar Knot zich op de luchthaven kon omkleden. De les? „Toen we het jaar daarop weer op vakantie gingen, heb ik alvast een pak plus toebehoren in de auto van mijn chauffeur achtergelaten.” Een goede keuze, want ook die volgende vakantie zou Knot teruggeroepen worden naar Frankfurt.
Komende maandag 30 juni, trekt Klaas Knot na veertien jaar definitief de deur achter zich dicht op het Frederiksplein, waar De Nederlandsche Bank zetelt. Nagedacht over zijn toekomst ná DNB heeft hij naar eigen zeggen nog niet, „daar heb ik echt de mentale ruimte niet voor, dat begint pas na 23.59 uur op 30 juni”. Wie was Klaas Knot de afgelopen veertien jaar? Bij wijze van afscheid: de vijf persoonlijkheden van de negentiende DNB-president.
1Klaas Knot de crisispresident
Uw eerste termijn als president begon midden in de Europese schuldencrisis. Daarna volgden de pandemie en de Russische inval in Oekraïne. En nu, bij uw afscheid zit de wereld wederom in een onzekere periode met oorlogen en handelsoorlogen. Op welke eigenschappen van een centrale bankier doen dat soort crises een beroep?
„Je moet altijd je hoofd koel houden. Crisisbeleid komt vanuit de centrale bank toch vaak neer op het stabiliseren van markten. En dan moet je ook niet bevreesd zijn om te handelen als dat nodig is. En als financiële stabiliteit in het geding is, kun je ook geen prijsstabiliteit bewerkstelligen. Dan moet je ook gewoon durven optreden.
„Met zijn toespraak midden in de eurocrisis gaf Mario Draghi eind juli 2012 precies het goede signaal toen hij de inmiddels legendarische woorden ‘whatever it takes’ sprak. Hij zei in feite dat de centrale bank bereid was haar balans te gebruiken om markten te stabiliseren, daarmee eindigde de schuldencrisis. Dat werkte om de simpele reden dat de ECB als centrale bank altijd één euro meer op tafel kan leggen dan de markten. Omdat een centrale bank zelf geld kan creëren. En je moet natuurlijk altijd uitleggen dat dat binnen je mandaat blijft. Dat was de brille van de speech van Draghi: ‘Binnen ons mandaat zullen we alles doen wat nodig is.’ Daarna konden we werken aan het versterken van de structuren, aan stabilisatiemechanismen die sindsdien in het leven zijn geroepen.”
Gezamenlijk monetair beleid gecombineerd met nationale schulduitgifte blijft een kwetsbaar model
Wat hebben die crises u geleerd over de rol die centrale banken kunnen spelen?
„Dat een gezamenlijk monetair beleid gecombineerd met nationale schulduitgifte een kwetsbaar model blijft. De centrale bank kan de rente wel verlagen, maar als overheden beleid voeren met onvoldoende samenhang, gaan rentes met langere looptijden uiteenlopen. En die langjarige rentes zijn juist zo belangrijk voor bedrijven die willen investeren en mensen die een hypotheek hebben. Dit betekende dus ook dat wij eigenlijk geen uniform monetair beleid konden voeren en dat alles in het teken van de crisisbeheersing stond. Dan kan zelfs een relatief klein land als Griekenland de financiële stabiliteit in de hele eurozone in het geding brengen. En zonder financiële stabiliteit kunnen wij ook geen prijsstabiliteit nastreven. Het lukte ons bijvoorbeeld niet om de inflatie, die onder de 1 procent stond, weer richting de 2 procent terug te brengen, ons doel. In zekere zin hebben we de pandemie en de Russische invasie nodig gehad om de inflatie weg te krijgen bij de 1 procent.”
Waarom lukte het niet om die inflatie richting de doelstelling te bewegen?
„Achteraf bezien hadden we een groter beroep op het begrotingsbeleid moeten doen, dus overheden die het monetair beleid ondersteunden met lastenverlichting of extra uitgaven. Juist in een fase waarin rentes zo laag zijn, is begrotingsbeleid maximaal effectief in het aanjagen van groei en inflatie. Dat gebeurde in de eurocrisis niet, landen gingen juist bezuinigen. Aan het begin van de pandemie ging dat een stuk beter, toen stutten overheden bedrijven en daarmee de werkgelegenheid en onze economie.”
Nederland was in de eurocrisis een van de strengste landen: de oproep om de overheidsfinanciën niet uit het lood te laten lopen werd onder meer door Jeroen Dijsselbloem, toen ook eurogroepvoorzitter, tot Europees beleid verheven. Maakte dat uw positie lastiger?
„Destijds was ik het wel met hem eens, maar mijn denken daarover heeft zich de afgelopen jaren wel ontwikkeld. De eurocrisis heeft ons twee dingen geleerd. Eén, dat als de rente op de ondergrens is, de ECB niet in haar eentje de Europese conjunctuur kan stabiliseren en toch ook echt hulp van het begrotingsbeleid nodig heeft. En twee, dat het begrotingsbeleid in het ene land effecten heeft op de rest van de eurozone. Het besef dat de Europese groei en inflatie uiteindelijk ook drijft op de gezamenlijkheid van twintig nationale begrotingen, en niet alleen op twintig keer een individuele begroting, is een belangrijke les. Anders gezegd: binnen de eurozone waren er destijds landen, zoals Nederland of Duitsland, die best hadden kunnen blijven investeren in plaats van bezuinigen. Dat had het negatieve effect van landen die wel moesten bezuinigen kunnen dempen. Het nadenken over begrotingsbeleid vanuit het Europees perspectief ontbrak geheel in die tijd.”
Toenmalig ECB-president Mario Draghi (midden, blauwe das) schudt Klaas Knot de hand bij het Catshuis in 2013. Naast hen staan toenmalig premier Rutte en minister van Financiën Dijsselbloem.
Foto Martijn Beekman/ANP
2Klaas Knot in Frankfurt
In uw veertien jaren bij DNB heeft u drie verschillende presidenten van de ECB meegemaakt. Met wie kon u het best uit de voeten?
„Elke president en elk mens is natuurlijk verschillend, maar ik heb mij het beste op mijn plek gevoeld onder het inclusieve leiderschap van mevrouw Lagarde. Omdat ik heel erg geloof dat Europa uiteindelijk gaat om het creëren van draagvlak en een gevoel van gezamenlijkheid. Het is een publiek geheim dat Draghi dat iets minder had, die was meer van leiderschap vanuit zijn eigen vaste visie en overtuiging. Trichet was ook een zeer inclusieve leider.
Ik heb mij het beste op mijn plek gevoeld onder het inclusieve leiderschap van mevrouw Lagarde
„Ik heb veel nagedacht over besluitvorming. Uiteindelijk zoek je naar consensus, je wilt toch zoveel mogelijk eenheid uitstralen in een wereld waar de polariserende krachten voortdurend op de loer liggen. Maar wat is consensus? Consensus is niet per se dat iedereen het eens is met het besluit. Maar consensus is wel dat iedereen de onvermijdelijkheid van het besluit accepteert. En dat kun je alleen bereiken als iedereen de gelegenheid heeft gehad zijn argumenten te geven. En als het geen winnende argumenten blijken, ze ook voldoende van tegenargumenten zijn voorzien. Dat maakt het voor iedereen makkelijker om achteraf te zeggen dat het een fair besluit was. Maar dat vereist wel investeringen van de president.”
U heeft éen keer publiekelijk gebroken met de consensus binnen het ECB-bestuur, in september 2019, toen u naar buiten bracht tegen een extra ronde opkopen van staatsobligaties te zijn. Dat was onder Mario Draghi. Had dat te maken met die manier van besluitvorming?
„Ja, ik vond dat de stappen van een goede besluitvorming op dat moment niet waren doorlopen. In de eurocrisis was de ECB begonnen met de aankoop van staatsobligaties, om het rentebeleid te ondersteunen en met als doel de inflatie aan te jagen. Ik miste in het debat daarover in 2019 dingen als proportionaliteit van het aankoopprogramma. Ik miste een goed gesprek over een exit-strategie, hoe komen we uiteindelijk weer van die staatsobligaties af. En ik miste ook reflectie op wat we tot dusver hadden gedaan, want ondanks alle staatsobligaties die we aankochten bleef de inflatie onverminderd laag.”
Heeft het publiekelijk breken met de consensus effect gehad? Is Draghi daarna anders gaan opereren?
„Het grappige is: het bleek uiteindelijk volstrekt irrelevant. Een half jaar later, begin 2020, was er ineens de pandemie met potentieel desastreuze impact op economie en financiële stabiliteit. Toen was evident dat we weer big time moesten gaan aankopen en dat hebben we ook gedaan.”
U zei dat de brille van Draghi was dat hij de euro redde en tegelijkertijd zei dat de ECB dat binnen haar mandaat zou oplossen. Als u terugkijkt, vindt u dan ook dat de ECB het mandaat heeft gerespecteerd? Velen zeggen dat de bank wel degelijk de grenzen van haar mandaat heeft opgerekt, en zich deels op het vlak van de politiek ging begeven met het opkopen van die staatsobligaties.
„Daarvoor kan ik alleen maar verwijzen het Europese Hof van Justitie. Het beleid van de ECB is formeel juridisch ter discussie gesteld door een aantal hoogleraren in Duitsland bij zowel het Duitse als het Europese Hof van Justitie. En die hoven hebben geoordeeld dat wat de ECB deed inderdaad binnen het mandaat viel. Omdat prijsstabiliteit niet kan worden nagestreefd zonder financiële stabiliteit op obligatiemarkten.
„Het was een grijs gebied waarin we ons begaven, dat is absoluut waar. De vraag bleef hoeveel staatsobligaties je van welk land mocht aankopen, en wie dat bepaalde. Daar heb ik het ook wel moeilijk mee gehad. Maar ik heb me uiteindelijk laten overtuigen. En dan helpt het heel erg dat daar met terugwerkende kracht juridisch de zegen aan wordt gegeven. Want als een centrale bank haar mandaat richting de politiek gaat oprekken, dan zullen politici natuurlijk ook de vraag op tafel leggen: waarom heb je dan nog die hoge mate van onafhankelijkheid?”
Juist die onafhankelijkheid van de centrale bank staat in de VS nu onder zware druk. President Trump vindt dat de Federal Reserve de rente moet verlagen. Hoe kijkt u daarnaar?
„Rationeel is het gedrag van de Amerikaanse president heel moeilijk uit te leggen. Ik kan er een politieke uitleg aan geven: als de economie in Amerika een recessie in gaat, heeft hij misschien wel een zondebok nodig. Maar als centrale bankier probeer je altijd de ratio de boventoon te laten voeren.
„Als er één periode is geweest waarin de maatschappelijk toegevoegde waarde van de onafhankelijkheid van centrale banken zichtbaar is geworden, dan is dat de afgelopen vijf jaar. In mijn leven zijn er twee periodes geweest van dubbelcijferige inflatie: de eerste keer in de jaren zeventig van de vorige eeuw, de tweede keer in de jaren twintig van deze eeuw. In beide gevallen explodeerden de energieprijzen. Olie in de jaren zeventig en gas in de jaren twintig. Aan de schok zelf kun je als centraal bankier niets doen, die spoelt over je heen. Uit het Midden-Oosten, uit Rusland.
„Het grote verschil tussen de jaren zeventig van de vorige eeuw en de jaren twintig van deze eeuw ligt in hoe de centrale banken konden reageren om de inflatie weer omlaag te brengen. In de jaren zeventig en tachtig ging dat gepaard met fors economisch geweld. De Volcker-recessie (naar Fed-baas Paul Volcker, red.) kende dubbelcijferige werkloosheidspercentages en toonde aan de markten dat het centrale bankiers ernst was om de ruggengraat van de inflatieverwachtingen te breken, maar dat heeft veel mensen pijn gedaan. In de jaren twintig is die pijn véél kleiner geweest. Natuurlijk, mensen hebben geleden onder de hoge prijzen, maar het terugbrengen van de inflatie is ditmaal zonder noemenswaardige recessie en oploop van werkloosheid gegaan.”
En hoe hangt dat samen met die onafhankelijkheid?
„In de jaren zeventig geloofde niemand dat de centrale bank bereid en geschikt was om die inflatie terug te dringen. Iedereen had gezien hoe president Nixon de toenmalige voorzitter van de Federal Reserve, Arthur Burns, instrueerde dat hij de rente juist moest verlagen. De president ontbood hem geregeld en nam een openlijk agressieve houding aan. En dus waren daarna draconische maatregelen van Volcker nodig om dat geloof te herstellen.
„Na de inflatieschok van de afgelopen jaren twijfelde niemand aan de centrale banken. De verwachtingen over toekomstige inflatie bleven laag, ondanks de hoge inflatie van het moment zelf. Want toen centrale bankiers zeiden: het is ons menens, wij gaan koste wat het kost die inflatie terugbrengen, werd dat ogenblikkelijk geloofd. Het is erg kortzichtig om te tornen aan de onafhankelijkheid van centrale banken. De onafhankelijkheid van centrale banken is er, omdat de kosten van het terugbrengen van inflatie dan zo laag mogelijk blijven.”
Foto Roger Cremers
3Klaas Knot in Nederland
Staat de onafhankelijkheid van DNB in Nederland onder druk?
Knot moet lachen. „Ik denk dat ik weet waar u naartoe wilt. Natuurlijk staan wij niet te juichen bij het perspectief dat de benoemingstermijnen worden verkort.”
Knot doelt op de aankondiging van demissionair minister van Financiën Eelco Heinen (VVD). De minister greep Knots vertrek aan om een debat te starten over de maximale zittingsperiode van de centralebankpresident. Nu is die maximaal twee keer zeven jaar. De minister wil dat verkorten naar maximaal twee keer vijf jaar, maakte hij met een brief bekend na de ministerraad waarin besloten was wie Knot zou opvolgen. Belangrijkste argument: een risico op „verkokering” bij langdurige zitting. Aan het functioneren van Knot lag het niet, benadrukte Heinen.
Natuurlijk staan wij niet te juichen bij het perspectief dat de benoemingstermijnen worden verkort
Knot reageert: „De onafhankelijkheid van de centrale bank is een belangrijke factor die hoort bij een stabiel institutioneel klimaat en een hoge kredietwaardigheid. Lange benoemingstermijnen dragen bij aan die onafhankelijkheid. En we zien dan ook dat landen met een hoge kredietwaardigheid vaak lange benoemingstermijnen kennen.”
Heinen noemt het risico van verkokering als reden om de termijn te verkorten. Hoe voorkwam u dat?
„Het is gezond dat het na veertien jaar ophoudt en dat ik volgende week mag terugtreden. Na veertien jaar is ook een instituut als DNB toe aan nieuw leiderschap. Maar onderschat niet dat de centrale bankwereld een wereld is waar senioriteit, anciënniteit en onderling vertrouwen van eminent belang zijn. Je moet elkaar kénnen, elkaars nieren geproefd hebben. Wij doen financiële zaken met elkaar die op een hoge mate van vertrouwen gebaseerd zijn.”
Herkent u iets van het risico dat Heinen ziet?
„Na veertien jaar is iedereen in het management uiteindelijk door mij benoemd. Dat is een kwetsbaarheid waar je je bewust van moet zijn. Maar ik ben in mijn veertien jaar altijd scherp geweest op kritische en onafhankelijke geesten. En als u een keer als fly on the wall in onze directievergadering zou zitten, zou u genoeg tegenspel zien. Mijn collega’s staan gewoon hun mannetje of vrouwtje.”
Heeft u maatregelen genomen om te voorkomen dat die kritisch samengestelde directie lijdt aan tunnelvisie?
„De bank werd in de afgelopen veertien jaar veel opener. Kijk naar dit gebouw en wat we daarmee beogen te doen. (Knot heeft het DNB-kantoor in Amsterdam laten verbouwen, de begane grond is openbaar toegankelijk en de voorraad goud en bankbiljetten is verplaatst naar Zeist, red.). Mensen voelen zich nu welkom en uitgenodigd om met ons over van alles in gesprek te gaan.”
Wat u omschrijft is, oneerbiedig gezegd, de buitenkant. Hoe is dit intern geregeld?
„Hier lopen voldoende mensen rond met een heel ander vertrekpunt dan ik, waar ik diepgaande discussies mee heb over monetair beleid. Informaliteit helpt in het faciliteren van die discussies. Die sfeer heb ik geprobeerd in vergaderingen te creëren. Mensen moeten het makkelijk vinden om bij me binnen te stappen om iets tegen me te zeggen. Een opmerking in een vergadering moet op inhoud worden beoordeeld, ongeacht de strepen op de mouw.
„Ik ben er enorm gericht op geweest om het maatschappelijke sentiment en geluiden binnen te halen. We hebben recent nog een visitatie laten doen naar onze economische adviesfunctie, door een externe, onafhankelijke commissie onder leiding van (oud-minister) Aart Jan de Geus. In die commissie waren de grote politieke stromingen, media en een hoofdeconoom van een bank vertegenwoordigd. Zij hebben geconstateerd hoe open de bank is. Natuurlijk hebben ze aanbevelingen, maar de hoofdtoon was lof voor de wijze waarop de Bank actief participeert in het maatschappelijk debat. En dat óók sprake is van tweerichtingsverkeer. Dus ik moet zeggen: dat risico van verkokering herken ik eerlijk gezegd niet.”
Huidig ECB-president Christine Lagarde met direct achter haar Klaas Knot in de Hermitage in Amsterdam. „Ik heb mij het beste op mijn plek gevoeld onder het inclusieve leiderschap van mevrouw Lagarde”, aldus Knot.
Foto Sem van der Wal/ANP
4Klaas Knot en de toekomst
DNB adviseert ook over economische groei van Nederland, werkgelegenheid en de economische gevolgen van klimaatverandering. Wat zou, met de staat van die drie thema’s in gedachten, hét verkiezingsthema moeten zijn komende maanden?
„De Nederlandse economie wordt op dit moment gekenschetst door een aantal knelpunten. Die maken dat we niet de potentiële groei kunnen genereren die we nodig hebben om onze sociale arrangementen – zorg, pensioen, AOW – op peil te houden. Als je denkt aan het elektriciteitsnet: dat is gewoon een kwestie van investeren. Als het gaat om stikstof vereist dat keuzes. Pijnlijke keuzes, maar keuzes die niet langer uit de weg gegaan kunnen worden.”
Waarom is dit tot nu toe niet gelukt?
„De politieke discussies in Nederland gaan maar al te snel over koopkracht en over de vraagkant van de economie. Maar daar liggen de uitdagingen niet. We hebben al sinds jaar en dag volledige werkgelegenheid in Nederland. Iedereen die wil werken, kán werken.
De politieke discussies in Nederland gaan maar al te snel over koopkracht, maar de uitdagingen liggen aan de aanbodkant van de economie
„De uitdagingen liggen aan de aanbodkant van de economie. Onze beroepsbevolking vergrijst. Er zitten maatschappelijke grenzen aan de mate van immigratie die we bereid zijn in onze maatschappij te accepteren. We zullen het moeten hebben van productiviteitsgroei, en die komt niet als manna uit de lucht vallen. Daar zul je voor moeten investeren in innovatie, in onderwijs. En je zult moeten hervormen zodat ondernemerschap en innovatie worden beloond.”
Waarom slaagt de politiek er volgens u niet in om het debat te laten gaan waar het over zou moeten gaan?
„Een economie is uiteindelijk een optelsom van deelbelangen, die zijn in de politiek heel goed vertegenwoordigd. Je hebt juist visie nodig om ook het algemeen belang een plek te geven. Ons belastingstelsel kun je alleen maar begrijpen vanuit een opeenstapeling van deelbelangen, het algemeen belang is daar al een tijdje wat minder goed te ontwaren. En dat belang is nu inzetten op het vergroten van het verdienvermogen van de Nederlandse economie. Dat vereist keuzes die misschien pijn doen bij sommige deelbelangen. Maar als je die pijn eerlijk verdeelt, dan is er wel degelijk een bargain mogelijk die de Nederlandse economie betere groeiperspectieven gaat bieden dan op dit moment het geval is.”
Als je de pijn eerlijk verdeelt, is er wel degelijk een bargain mogelijk die de Nederlandse economie betere groeiperspectieven gaat bieden
Hoe zou zo’n akkoord eruit moeten zien?
„Ik zou beginnen met het belastingstelsel. De lasten op arbeid moeten echt omlaag, ten koste van die op vermogen. En je zou meer kunnen doen met de btw, dat is economisch gezien een belasting met weinig verstoringen. Verder moet er gebouwd worden om het woningtekort op te lossen, en dat vereist stikstofruimte. Maar de huidige woningvoorraad is ook slecht verdeeld. Veel ouderen zouden best hun grote huizen willen verlaten voor kleinere woningen, maar die woningen zijn er niet. Voor een soepele doorstroming heb je een goede vrije huurmarkt nodig. Nou, ik kan het beleid van de afgelopen jaren moeilijk vertalen als een stimulans voor de ontwikkeling van de vrije huurmarkt. Die is in Nederland al zo klein: meer dan 60 procent van de markt is vrije koop, dan heb je 30 procent sociale huurmarkt en minder dan 10 procent vrije huurmarkt. Een verdere inperking van hypotheekrenteaftrek zal hier onderdeel van moeten zijn.”
De lasten op arbeid moeten echt omlaag, ten koste van die op vermogen
Dat ligt politiek gezien erg gevoelig.
„Ik weet het, en dat heeft te maken met de fragmentatie van de politiek. Zowel in het aantal partijen in de Tweede Kamer als in de tijd. De politiek is kortademiger geworden, omdat we tegenwoordig niet meer elke vier, vijf jaar verkiezingen hebben maar met een hogere frequentie. Nederland behoort nog steeds tot de Europese economische koplopers, maar stagnatie ligt op de loer. En stagnatie is achteruitgang. De komende verkiezingscampagne zou wat mij betreft moeten gaan over het vergroten van de arbeidsproductiviteit, en over de vraag waar Nederland zijn inkomen mee verdient.”
Koning Willem-Alexander wordt door Klaas Knot rondgeleid in het hoofdkantoor van DNB, dat na een lange renovatie weer in gebruik is genomen. Op de voorgrond spelen bezoekers een educatieve economische game.
Foto Remko de Waal/ANP
5De mens Klaas Knot
Over een paar dagen stopt u als president. Hoe gaat u zichzelf een plek geven in het maatschappelijk debat de komende jaren?
„Daar ga ik na 1 juli over nadenken.”
Hoe was de impact van deze baan op uw persoonlijk leven?
„Het is in deze job onvermijdelijk dat je een tekort richting je directe geliefden opbouwt. Ik hoop daar de komende maanden iets aan te doen. Je hebt twee vormen van afwezigheid voor je gezin. De ene vorm is fysieke afwezigheid. Die begrijpt iedereen. Dat je lange dagen maakt, dat je tien, twaalf weekenden per jaar minstens op pad bent voor je werk. Dat je vakantie altijd is ingeklemd in de paar weken dat Den Haag nog niet open is en Europa juist met vakantie gaat. Maar soms bén je wel thuis, maar dan is je hoofd zo vol met vraagstukken, dat je soms wenst dat je eens een keer wat meer aandacht aan je gezelschap kon geven. Dat is die andere vorm van afwezigheid: mentale afwezigheid.”
U heeft twee kinderen grootgebracht in deze veertien jaar.
„Ik ben een trotse vader. Mijn kinderen zijn 22 en bijna 19. Mijn zoon heeft zijn bachelor gehaald en gaat nu zijn master doen in het buitenland. Mijn dochter gaat volgend jaar studeren. Ik ben er denk ik redelijk in geslaagd alle belangrijke momenten mee te maken, maar er waren momenten dat het even niet uitkwam. Dan voel je je soms lullig. Maar mijn kinderen hebben zeker niet het gevoel dat ze zonder mij zijn opgevoed.
U heeft, ook in die zin, geen spijt gehad van die veertien jaar?