Fouten van het OM? ‘Wij gaan stoïcijns door’

Analyse

Kroongetuigedeal Het Openbaar Ministerie kreeg deze week kritiek op hoe het omging met een kroongetuige. Maar de top van het OM laat die van zich afglijden.

Locatie in Amsterdam-Noord waar kort daarvoor de broer van kroongetuige Nabil B. is neergeschoten.
Locatie in Amsterdam-Noord waar kort daarvoor de broer van kroongetuige Nabil B. is neergeschoten.

Foto Michel van Bergen/ANP

Opstappen is geen optie, zei OM-voorman Gerrit van der Burg woensdag bij televisieprogramma Nieuwsuur in reactie op de harde kritiek die doorklinkt uit het rapport Bewaken en Beveiligen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). Er is van alles misgegaan bij de beveiliging van drie slachtoffers uit de kring van Nabil B., kroongetuige in de strafzaak-Marengo rond hoofdverdachte Ridouan Taghi.

Van der Burg neemt de kritiek ter harte, vertelde hij, net als de punten voor verbetering van het complexe stelsel voor Bewaken en Beveiligen. Maar van opstappen is geen sprake. Hij meent dat er maar één antwoord op zijn plaats is: „stoïcijns” doorgaan met „de bestrijding van het meedogenloze geweld in het drugsmilieu”.

De woorden van de voorzitter van het College van procureurs-generaal op televisie waren een echo van zijn schriftelijke reactie op de bevindingen van de OVV. Hij stelt dat de dreiging op het leven van Nabils broer Reduan, advocaat Derk Wiersum en misdaadverslaggever Peter R. de Vries werd veroorzaakt door nietsontziende criminelen, en niet door „de inzet van een kroongetuige”.

Je moet ervoor waken dat met de kennis van nu wordt geoordeeld over een situatie van jaren terug, vindt Van der Burg. Het OM is bij de moord op de broer van de kroongetuige „geconfronteerd met een onverwachte, zeer zware dreiging, waarbij het onvoorstelbare helaas werkelijkheid is geworden”. In die situatie hebben alle betrokken justitie- en politiemedewerkers in de ogen van de OM-topman „het uiterste gegeven”.


Conflicterende belangen, gebroken beloftes, gemiste details – het OM faalde bij de kroongetuigedeal

Weinig mensen zullen Gerrit van der Burg nadragen dat hij voor zijn mensen gaat staan. En de constatering dat justitie- en politiemensen onder zeer moeilijke omstandigheden hebben moeten werken, bestrijdt niemand. Maar bij dat stoïcijns doorgaan op de ingeslagen weg die Van der Burg voorstaat, vallen vraagtekens te zetten.

Zo vraagt Van der Burg in zijn brief aan het OVV begrip voor het feit dat de beveiliging is bemoeilijkt doordat Nabils vermoorde broer Reduan en Peter R. de Vries „geen volledige medewerking boden”. Voor Van der Burg is de misdaadbestrijding zo belangrijk dat een onschuldig familielid van een kroongetuige zich kennelijk maar moet voegen naar de wensen van het OM. En als die persoon dat weigert dan is dat vragen om moeilijkheden waarover achteraf niet moet worden geklaagd.

Onheus bejegend

Het leest als een schop na in de richting van Reduan en De Vries, die vond dat de kroongetuige en zijn familie door de overheid onheus werden bejegend. Het is Reduan geweest die vanaf het eerste gesprek over een deal met zijn broer heeft gewaarschuwd voor de gevolgen voor de veiligheid van alle betrokkenen. „Jullie brengen ons in gevaar”, zei Reduan begin 2017 tegen het OM . Een signaal dat door Van der Burg en zijn OM is genegeerd in het grote belang van de misdaadbestrijding.

Die vergeefse waarschuwingen van Nabil B., Reduan en de rest van hun familie roepen ook de vraag op of de aanslag op Reduan nou zo onverwacht en onvoorstelbaar was als Van der Burg in zijn reactie op het OVV-rapport doet voorkomen. Van der Burg werd namelijk ook nadrukkelijk intern gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen van de deal met Nabil B. Dat blijkt volgens de OVV uit een dreigingsanalyse die is gemaakt door het Team Getuigenbescherming (TGB) in opdracht van OM-topman Van der Burg zelf. Ruim een half jaar voor de moord op Reduan stelde het TGB vast dat het risico voor Nabil B. en zijn naaste familie na publicatie van de deal „hoog” zou zijn en de dreiging „ernstig”. Het team waarschuwde dat rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat een naaste zou worden vermoord als de kroongetuige als doelwit niet bereikbaar zou zijn.

Deze zogeheten ‘doelwitsubstitutie’ werd dus al in een vroeg stadium als een reële mogelijkheid gezien. Nabil B. heeft daar zelf over verklaard. Omdat een rivaal van Taghi niet kon worden gevonden, is een van zijn handlangers vermoord, vertelde de kroongetuige. En er waren berichten waarin Taghi het volgens de politie had over „het laten slapen” van zijn familie als Nabil B. zou gaan praten. Zo onvoorstelbaar was dit dus niet.

Daarom adviseerde TGB dat na publicatie van de deal de kroongetuige en diens familie beveiligd moesten worden door de dienst Bewaken en Beveiligen in de regio Midden-Nederland. Daar wonen de meeste familieleden van Nabil. Van der Burg deelde dit rapport echter niet met de hoofdofficier Midden-Nederland die na het sluiten van de deal verantwoordelijk zou worden voor de beveiliging van de familie van Nabil B.

Dreigingsanalyse

Maar er ging meer mis rond dit TGB-advies. Omdat er geen precies omschreven wettelijke regels zijn voor de inzet van kroongetuigen heeft het OM een eigen adviesorgaan in het leven geroepen: de Centrale Toetsingscommissie. Deze CTC adviseerde in november 2017 de deal goed te keuren, maar schreef ook dat er gezien de dreigingsanalyse wel ‘een bijzondere zorgplicht’ zou ontstaan. Daarna gaf de minister van Justitie en Veiligheid zelf mondeling toestemming voor de deal en volgde nog een toets door een onderzoeksrechter.

Dit ziet er op het eerste oog zorgvuldig uit. Maar na lezing van het OVV-rapport is de conclusie dat in deze procedure vooral het opsporingsbelang centraal stond en niet de veiligheid van Nabil B. en zijn naasten.

De toetsingscommissie ging ervan uit dat aan de zorgplicht invulling was gegeven en er beveiligingsmaatregelen waren getroffen voor de familie van Nabil B. Maar die aanname klopte niet, zo concludeert de OVV, én werd ook niet gecontroleerd. De hoofdofficier Midden-Nederland werd nog geen twee maanden voor de presentatie van de deal met Nabil geconfronteerd met het feit dat voor 40 personen beveiliging moest worden georganiseerd. Een opgave die, in strijd met de zorgplicht, niet klaar was toen de deal werd gepresenteerd.

Dit alles roept de vraag op of deze OM-commissie serieus heeft getoetst of voor de vorm een vinkje zette. Dat geldt evenzeer voor de toestemming die de minister verleende. Omdat toenmalig Justitieminister Ferd Grapperhaus de deal mondeling goedkeurde, is volstrekt oncontroleerbaar wat hij wist, waar hij nou eigenlijk precies mee instemde en, het belangrijkst: of hij voldoende op de hoogte was van de zorgplicht die de overheid op zich nam jegens de kroongetuige en zijn familie.

De OVV heeft geen antwoord op deze vragen. Maar de aanbeveling aan het Openbaar Ministerie om „een kroongetuigentraject vanaf het begin op gestructureerde wijze in kaart te brengen” kan moeilijk worden gelezen als een aanbeveling om ‘stoïcijns door te gaan’ op de ingeslagen weg.

Ook past het niet bij de voorstellen van minister Yesilgöz (Justitie en Veiligheid, VVD) om snel meer deals met kroongetuigen mogelijk te maken. Of de Tweede Kamer daarmee instemt lijkt na dit OVV-rapport niet vanzelfsprekend. Een pas op de plaats ligt eerder voor de hand. Al was het maar omdat de politietop vrijdag meldde dat er op dit moment onvoldoende menskracht is om nieuwe deals te sluiten. Van der Burg zal deze discussie niet meer beslechten. Hij gaat over drie maanden met pensioen.