Wat geeft het leven zin? Wat is goed, wat slecht? Waar ligt de grens van wat we kunnen kennen? Met dit soort breinbrekers houden filosofen zich al eeuwenlang bezig. Ook voor veel theatermakers vormt dit menselijke denken-tegen-de-klippen-op een bron van inspiratie. Deze maand – ook de Maand van de Filosofie – kunt u verschillende theatervoorstellingen bezoeken waarin grote filosofen worden omgesmeed tot toneelpersonages.
Zo maakt men in de bejubelde voorstelling Schopenhauer kennis met de Duitse, negentiende-eeuwse filosoof Arthur Schopenhauer, de man van „leven is lijden”. De Vlaamse filosoof, schrijver en regisseur Stefaan Van Brabandt maakte de afgelopen tien jaar onder meer voorstellingen over de filosofen Socrates, Marx, Spinoza, Sartre en De Beauvoir. En nu dus over Schopenhauer, door acteur Damiaan De Schrijver gespeeld als een aanstekelijk geestige brombeer.
Ook in Arthur & Friedrich – Een nacht in Bayreuth van Provily en Linssen wordt raspessimist Schopenhauer leven ingeblazen, ditmaal in dialoog met Friedrich Nietzsche, de man van „Er bestaan geen feiten, alleen interpretaties”. Theatermakers Dinda Provily en Emma Linssen stortten ze zich na hun toneelopleiding op de filosofie: Linssen studeerde in Nijmegen, Provily werkte zich op eigen houtje door de filosofiegeschiedenis. In 2023 maakten ze al La Grande Finale, over de filosofen Martin Heidegger en Jean-Paul Sartre.

Schrijver, acteur en regisseur Bo Tarenskeen studeerde filosofie in Amsterdam en Berlijn. Al in zijn eerste studiejaar raakte hij tot over zijn oren verliefd op Ludwig Wittgenstein die, in Tarenskeens woorden, „door middel van de logica probeerde de zin van het leven te beschermen tegen diezelfde logica”. Tarenskeen werkt aan een elfdelige reeks theatervoorstellingen over de Oostenrijks-Britse filosoof, waarvan in de herfst het tweede deel in reprise gaat. Deze maand is van Tarenskeen Tegen de wet te zien, over de Duitse politiek-filosoof en rechtsgeleerde Carl Schmitt, de man van „De dictator beschermt het recht”.
Hoe doe je dat, filosofie vertalen naar theater? Hoe blaas je leven in talige gedachte-exercities? En waarom zou je zo’n poging ondernemen?
Wat trekt jullie aan in filosofie?
Van Brabandt: „Dat het de leer is van de twijfel. Alles wat we denken te weten wordt door de filosoof bevraagd. We hebben de waarheid niet in pacht. De twijfel is constructief, en creatief, die moeten we vieren. Eigenlijk gaan al mijn voorstellingen daarover: durf je eigen feilbaarheid en onwetendheid te omarmen. In de hoop dat je op die manier tot meer medemenselijkheid komt.”
Provily: „Je verdiepen in de filosofie voelt als recherchewerk. Elke filosoof verwijst naar andere filosofen. Het was cool dat ik ineens begreep dat het allemaal reacties zijn.” Linssen: „Het is één groot, doorlopend gesprek.” Provily: „Ik vind het geruststellend. Wij zijn eindig, maar dat gesprek waar we aan deelnemen, wordt verder gevoerd. Het heeft iets religieus.” Linssen: „Filosofie is wel een beetje mijn religie.” Provily: „Je voelt je onderdeel van iets groters.”
Tarenskeen: „Onze behoefte aan zingeving is iets biologisch, geloof ik. Als kleine kinderen beginnen met praten, stellen ze al snel vervelende vragen. Ze zijn op zoek naar de basisregels van het bestaan. ‘Waarom mag ik mijn broertje niet van de trap duwen?’ ‘Dan heeft hij pijn.’ ‘Waarom is het erg dat mijn broertje pijn heeft?’ Nou. Probeer dit dan maar eens goed te beantwoorden.”
Dat punt, waarop je met je mond vol tanden staat, is waarnaar Tarenskeen op zoek is wanneer hij aan een voorstelling werkt. „Het is op een fijne manier gevaarlijk om kritische vragen te stellen over je eigen aannames. In Tegen de wet gaat het over universele mensenrechten. Alles in mij roept: ‘Natuurlijk zijn die belangrijk!’ Carl Schmitt zegt: ‘O ja? Leg maar uit.’ Dat lukt je niet. Veel van de zogenaamde waarheden waarop onze levens stutten, zijn illusies. Die hebben we nodig om onszelf in stand te houden. Afspraken, meer niet. Waar we ons aan houden, omdat we willen leven. Ik denk dat dit biologisch is. Dat we zelfs op celniveau hunkeren naar zingeving. Onze cellen komen in opstand tegen het idee van nihilisme.”
Waarom zou je van filosofie theater maken?
Van Brabandt: „Filosofie is van oudsher een levende praktijk. Bij de oude Grieken stonden filosofen op het marktplein, of ze kwamen samen bij een zuilengalerij om met elkaar te discussiëren over de vraag hoe de werkelijkheid in elkaar zit. In die traditie maak ik theatervoorstellingen.”
Tarenskeen: „Wat mij interesseert, is het drama van de denkende mens. Mensen die ergens bang voor zijn en die angst met behulp van de logica proberen te bezweren. Of mensen die het kwaad proberen ‘goed te denken’. Dat is dramatisch interessant. Maar volgens mij gaat theater daar bijna altijd over.”
Linssen: „Filosofie heeft de naam onbegrijpelijk te zijn. Wij laten zien dat het gaat over thema’s die in ieders leven een rol spelen. Verlies. Ongeluk. Angst. Vrijheid. Schoonheid. Universele dingen. Op het toneel worden gedachten doorleefd, beleefd. Daardoor worden ze veel inzichtelijker.”

Hoe maak je theater van een filosofieboek?
Van Brabandt: „In mijn voorstellingen wordt het publiek direct aangesproken. Ik hou niet van de ‘vierde wand’, waarbij acteurs doen alsof het publiek er niet is. De situatie is concreet, in het hier en nu. Bijna a-theatraal. In het geval van Schopenhauer volg je als publiek een college – 165 jaar na zijn dood geeft Arthur Schopenhauer je een college, over zijn leven en zijn werk.”
Tarenskeen: „Tegen de wet heeft de vorm van een interview met Carl Schmitt. Ik speel een mensenrechtenadvocaat en stel Schmitt vragen die ik hem ook zelf zou stellen.”
Provily: „Nietzsche en Schopenhauer ontmoeten elkaar in onze voorstelling na een opera die ze allebei vreselijk vonden. Dat negatieve trekt hen in elkaar aan.” Linssen: „Op hun wandeling komen ze langs een sekswerker en een straatmuzikant. Aan de hand van de gesprekken die ze daarover voeren krijg je als publiek hun denkbeelden mee.”
Provily: „In werkelijkheid hebben ze elkaar nooit ontmoet. Dan mag je alles verzinnen. Dat is prettig, want je wil geen boeken op het toneel zetten, maar mensen.”
Neem je de taal van de filosofen over?
Linssen: „Schopenhauer en Nietzsche schreven erg mooi, maar die teksten zijn ónspeelbaar.” Provily: „Dus je verdiept je in hun werk en probeert vanuit hun geest te denken.” Linssen: „Maar dan wel in zinnen die je in je eigen leven ook zou kunnen gebruiken.”
Van Brabandt: „Het spreken van mijn personages moet de indruk wekken van achteloos gekeuvel. Ik laat ze hakkelen, stotteren. Ik blijf verre van jargon, ben allergisch voor gewichtigdoenerij. Iedereen moet het kunnen volgen.
Een recensent vond mijn voorstelling over Schopenhauer te humoristisch. Maar wijsheid en humor zijn twee kanten van dezelfde medaille
„Een recensent vond Schopenhauer te humoristisch. Schopenhauer zelf vond humor de enige goddelijke eigenschap van de mens. Nietzsche prees hem om zijn ‘grote vrolijkheid’. Mensen verwarren ernst vaak met diepgang en humor met oppervlakkigheid. Ik zou het tegendeel willen beweren: wijsheid en humor zijn twee kanten van dezelfde medaille.”
Waarom wilde je juist deze filosofen op dit moment een podium geven?
Provily: „Leven is lijden, vinden Nietzsche en Schopenhauer. Als het goed is, roept onze voorstelling, via hen, vragen op over de rol van lijden in ónze samenleving.”
Linssen: „Schopenhauer denkt dat we minder zouden lijden als we minder zouden willen. Als we gaan leven als een Boeddhist, zeg maar.”
Tarenskeen: „Carl Schmitt was de ‘kroonjurist van het Derde Rijk’; een nazi, die meewerkte aan een wet die het juridisch mogelijk maakte dat Hitler de macht greep. Ik ben geen Carl Schmitt-aanhanger, maar hij stelt wel een aantal irritant goede vragen over onze liberale democratie. Democratie betekent: zoeken naar compromissen. Dat heeft nadelen, zegt Schmitt. Als je over alles moet discussiëren, mis je de slagkracht en de snelheid om in te grijpen als een vijandige macht zich tegen je keert. Om de democratie te beschermen, zul je in extreme gevallen de democratie tijdelijk moeten opheffen, zei hij. Dan heb je eventjes een dictator nodig.”
Tarenskeen: „Het is goed om die machteloosheid te ervaren wanneer je geen weerwoord heb. Daar begint het echte denken. Het theater is voor mij bij uitstek de plek om die ontreddering navoelbaar te maken.”
