„Ik kwam op de Filmacademie door positieve discriminatie. Mijn aanmelding was te laat, de toelatingsprocedure al achter de rug. Maar de secretaresse regelde dat ik zonder plichtplegingen werd aangenomen, ‘want er zijn nog veel te weinig meisjes’. Het was in de tijd van de Franse nouvelle vague, van Godard en Truffaut, van artistieke vernieuwing en onbekommerde seksuele vrijheid. Daar heb ik lekker op meegesurfd.”
Wat merkte je van ongelijke behandeling?
„Op de academie merkte ik er niets van, of ik had het niet in de gaten. Wel bij subsidie-aanvragen, al valt dat nooit te bewijzen. Ik vind het kinderachtig om afwijzingen in verband te brengen met commissies vol mannen, maar de verleiding is wel groot. Ik kan me er ontzettend over opwinden dat nu, anno 2024!, een film als Barbie overal wordt gepasseerd voor nominaties en prijzen. Barbie is met veel flair door een vrouw gemaakt. Ze heeft een geweldig scenario geschreven. Ze engageerde uitermate goeie acteurs die onder haar regie allemaal boven zichzelf zijn uitgestegen en ze maakte een miljoenenenpubliek gelukkig. Daarnaast is Barbie een vrolijk feministisch pamflet. Mogelijk werkte het vooroordelen in de hand, of zelfs weerzin.
„Ik werd in 1969 geïnterviewd over mijn korte film De baby in de boom. Die gaat over kinderen, maar de journalist wilde vooral weten wat ik vond van de seksscènes in Nederlandse films. Nou, saai, zei ik tenslotte. Hoe het dan wel moest? Voor mijn part in de dakgoot, zei ik. Dat werd meteen de kop: ‘Nouchka wil seks in de dakgoot’. Aan die saaie seks heb ik iets gedaan. In Van de koele meren des doods zit de eerste befscène ooit van de Nederlandse film. En voor Het debuut draaide ik de eerste Nederlandse vrijscène met vrouwtje boven en mannetje onder.”
Je was regie-assistent van Paul Verhoeven bij Turks fruit.
„Verhoeven vroeg me. Producent Rob Hauer wilde me niet, hij vond me te eigenwijs. Maar Paul wilde mij per se. Ik heb er veel geleerd, bijvoorbeeld dat je van het draaien van een vrijpartij niet zo’n punt moet maken. Een smoezelige of gegeneerde sfeer is funest, dan denkt iedereen, jemig, wat gaat er nu gebeuren? Dat moet je niet hebben. Op de set van Van de koele meren stond ik in aanloop naar de vrijscène toch besmuikt te fluisteren. En daar arriveerde Derek de Lint. Niks badjas. In al zijn prachtige blotigheid zei hij: ‘Nouch, waar moet ik staan?’ Totaal vanzelfsprekend, niks aan de hand.”
In Turks fruit springt de hoofdpersoon grof met vrouwen om. Wat vond je daarvan?
„Zulke mannen had je destijds en je hebt ze nog steeds. Daarom is het des te belangrijker dat wij vrouwen films maken vanuit een ander gezichtspunt.”
Wanneer dacht je: ik moet feminist zijn?
„Dat heb ik nooit zo expliciet gedacht. Ging geleidelijk. Maar wat feminisme betekende, drong door de actiegroep Dolle Mina [1970-1978] tot me door. Daar wilde ik meteen bij horen. Het was spontaan en chaotisch en het stikte van de ludieke acties. We gingen mannen op straat nafluiten. Om publiek ‘plasrecht’ voor vrouwen te eisen stond ik op de Dam met een door schilderes Ria Rettich ontworpen alternatief urinoir: een enorme penis. In de ene bal konden de mannen plassen, in de andere de vrouwen. Iedereen mocht meedoen met Dolle Mina, er waren geen regels en geen voorwaarden. Dat was de kracht. Toen een harde kern tien strenge voorschriften formuleerde, was ik weg. Ik dacht: ik maak toch lekker mijn films zoals ik dat wil. En dat heb ik gedaan.”
Nouchka van Brakel was de eerste uitgesproken feministische cineaste van Nederland. Voor NRC maakte ze een keuze uit de films die haar geruchtmakende oeuvre inspireerden:
Het begin. Diary of a Pregnant Woman (Agnès Varda, 1962).
„Op de Filmacademie werd een film vertoond van Agnès Varda en het eerste wat ik zag was de dikke bolle buik van een zwangere vrouw. Ik had op dat moment zelf een dikke bolle buik, ik was zwanger. Ik schrok, zoiets zag je nooit in films. Het was te privé en te vrouwelijk. Maar daar trok de maakster zich niets van aan. Ze filmde zelfs haar eigen zwangere buik en borsten. Ik keek en werd gelukkig. Als zij dit kan, dan kan ik het ook: met film uitdrukken wat het is om vrouw te zijn. Het slot is mijn favoriet: de zwangere vrouw staat bij een bloemenzaak en hapt gulzig in de boeketten. Kijk, dacht ik, die is zwanger en ze eet bloemen. Ik herkende dat, ik kocht overrijpe, bijna rotte, perziken en voor ik thuis was had ik de helft al op. Bloemen is gekker dan perziken – nu wist ik dat een film boven de realiteit moet uitstijgen.”
De noodzaak van anarchie: Madeliefjes/Daisies (Vera Chytilova, 1966)
„Twee mooie meiden lichten een ouwe kerel op. Die man vraagt erom, dus je denkt, grappig, ze zijn lekker bezig. Maar dan tremmen ze systematisch een keurig gedekt staatsbanket in elkaar. Ze vreten, ze zuipen, ze gooien met eten en ze klimmen in de kroonluchter. Dat vond ik destijds bijna te ver gaan, maar anarchie is nodig als je echt ergens tegen wilt protesteren. Dan moet je over grenzen gaan. Dat is het dappere van Vera Chytilova die met deze film het Tsjechische communistische regime belachelijk maakte. Die meiden zijn niet te houden. Ze lijken lolita’s, maar ze zijn pseudo-schattige monsters.
„Daar heb ik veel over nagedacht in aanloop naar Het debuut, mijn film over een schoolmeisje dat over grenzen gaat door een oudere man te verleiden. Het moest niet de kant op van Lolita van Stanley Kubrick. Die man moest het zich laten gebeuren, hij mocht geen geile plannen hebben. Ik wilde laten zien hoe een jonge vrouw seksualiteit ontdekt en er plezier aan kan beleven. Vandaar de uitbundige scène die me vreselijk kwalijk is genomen: ze stormt het balkon van het hotel op en roept enthousiast uit: ‘Ik ben ontmaagd!’ Nou, dat vonden de ernstige feministes belachelijk, want o, o, o, wat kon dat pijnlijk zijn.”
De vrouw kiest: Jules et Jim (François Truffaut, 1962).
„Over een driehoeksrelatie en wat ik prachtig vond: het initiatief ligt bij de vrouw. Ze trouwt met de ene man, maar dan bloeit er bij haar toch weer verlangen naar de ander op. Ze gaat met hem naar bed en dat is zo mooi gefilmd. Je ziet alles door de ramen. Beneden zit haar man te lezen. Dan kiept de camera en zie je het vrijende stel achter het raam op de etage erboven. De man hoort ze gieren, ze hebben de slappe lach, pret bij het verleiden, dat is een subliem gegeven. De echtgenoot wil niet jaloers zijn. Maar zijn ideeën over individuele vrijheid lopen spaak, hij is het wel. En dan komt het mooiste: zij merkt dat hij jaloers is en doet het nooit meer. Dat is onverwacht, maar zij houdt de regie door één keer precies te doen waar ze zin in heeft (en wat je de hele film aan ziet komen, als je een romantische geest hebt, zoals ik). En daarna beslist ze: het was heel leuk en nu laat ik het erbij. In Een vrouw als Eva zie je daar iets van terug. Aan het eind neemt ze een eigenzinnige beslissing door niet naar haar nieuwe liefde te gaan, maar voor zichzelf te kiezen.”
Wat gebeurt hier? A Woman Under the Influence (John Cassavetes, 1974)
„In deze film zit de beste scène die ik ken over een vrouw die anders is, maar daarom nog niet gestoord. Ze komt thuis uit een inrichting en haar man heeft als verrassing een huis vol mensen uitgenodigd. Het is goed bedoeld, maar zij flipt. En dan is zijn geduld is op. Hij wil dat het goed gaat, en zij gaat de fout in. Vroeger deed ze gek en dat vond iedereen leuk. Nu doet ze raar en iedereen krijgt er de zenuwen van. De manier waarop actrice Gena Rowlands haar nervositeit speelt, hielp me sterk bij de regie van Renée Soutendijk in Van de koele meren. Mijn probleem was dat Frederik van Eeden, auteur van de roman, zijn Hedwig beschrijft of ze gek wordt. Maar ze is volgens mij helemaal niet gek. Ze draait door want ze is overspannen en verliest de greep op haar gedrag. Als het niet lukt om zich te conformeren, wordt dat een vrouw fataal – zie A Woman Under the Influence.”
Niet zo: Poor Things (Yorgos Lanthimos, 2023)
„Jij vroeg welke filmscènes voor mij bepalend zijn geweest en dan beland ik bij films die gemaakt zijn met een female point of view. Maar op die manier denken en filmen maakte ik me ook eigen door het zien van vrouwonvriendelijke films. Mijn nachten met Monica van Ingmar Bergman vond ik zo vrouwvijandig dat de Bergmanaanbidders me voor gek verklaarden. En na Turks fruit wist ik zeker dat ik in mijn films zo niet met vrouwenrollen om wilde gaan.
„Nu maak ik geen films meer, maar het begin van het bejubelde Poor Things raakte me met terugwerkende kracht: zo moet een filmer de seksuele beleving van vrouwen niet willen laten zien. In die film is de vrouw het bedenksel van een Frankenstein met enge ideeën. Hij transplanteert een babybrein in haar hersenpan. Waarom een babybrein? Lekker makkelijk: ze is niet normaal, ze beweegt als een peuter en zo kun je alles met d’r uithalen. Het eerste wat ze doet is een perzik of zoiets in haar vagina duwen en klaarkomen. Daar gaan we weer, ze wordt meteen een nymfomane. En dat komt niet meer goed. Het maakte me woedend.”