Mohamed Jabaly (32) oogt als een echte filmmaker. Zijn bos krullen bijeengebonden in een staart, een trui van een Noors filmfestival laat zijn harige borst bloot, de mouwen opgestroopt.
Toch voelt Jabaly zich onthecht op het filmfestival IDFA in Amsterdam, waar deze week voor de tweede keer een documentaire van hem wordt getoond.
Jabaly vindt het maar moeilijk om in een café te zitten en koffie te drinken, wetend dat hij elk moment bericht kan krijgen dat een dierbare is gedood.
„Ik ben een Gazaan, waar ik ook ben. Mijn familie, mijn vrienden, mijn leven daar, ze volgen me overal waar ik ga.”
Dat hij nu hier is, is het gevolg van toevalligheden. Het gevolg zelfs van een grapje.
Toen Israël in 2014 Gaza bombardeerde, zei Jabaly op dag één tegen het Gazaanse ziekenhuis waar hij toevallig was: laat me meerijden met de ambulance, met mijn camera. Hij zei het voor de grap.
En hij dacht dat Israëls militaire operatie een dag of twee zou duren, hooguit een week. Maar uiteindelijk zat Jabaly die hele oorlog, 51 dagen lang, als bijrijder in de Palestijnse ambulance.
Zijn camera liet hij gewoon lopen, tijdens bombardementen in het donker, tijdens het inladen van zwaargewonden, tijdens het zoeken naar lijken, tijdens wilde ritten door de belegerde stad, bij het uitboenen van het bloed.
Met de ambulance was Jabaly als eerste aanwezig op het strand waar vier spelende jongetjes werden gedood door het Israëlische leger. De beelden zijn schokkerig. Je hoort alleen het hijgen van het ambulanceteam als ze vergeefs terugrennen met een stretcher met een lichaampje erop.
Poolcirkel
Jabaly had destijds al wel interesse in cinema, maar wilde eigenlijk helemaal geen film maken over oorlog. Hij filmde vanuit die ambulance, zegt hij, alleen voor zichzelf. Om zijn angst te bedwingen. In een poging te begrijpen wat er om hem heen gebeurde.
Ambulance werd een huiveringwekkende documentaire. De kijker voelt de angst als de lucht met donderend geraas in stukken breekt. De ontreddering als iemands huis is verdwenen. De paniek als er nog mensen onder het puin liggen. Het verdriet als het slechte nieuws komt. Zelden zag het IDFA, waar Ambulance in 2016 werd getoond, zo veel huilende mannen.
Deze week draait hier Al Haya Helwa (‘het leven is mooi’), een documentaire die laat zien wat er na de oorlog van 2014 met Jabaly gebeurde. Hij accepteerde een uitnodiging voor een conferentie in het Noorse Tromsø, waar hij een filmmaker kende, en kwam daar vast te zitten omdat Egypte de grens met Gaza sloot.
Om de tijd te doden, tijdens de donkere en eenzame winter boven de poolcirkel, maakte Jabaly een documentaire van zijn ambulancemateriaal. „Ik wilde niet alleen maar zitten en mijn lot afwachten.”
Het terugzien van de beelden heelde naar eigen zeggen gelijk zijn oorlogstrauma. „Het hielp me mijn ervaring en mijn pijn te delen. Als alle mensen in de bioscoopzaal zich even hetzelfde voelden als ik.”
Maar toen verliep zijn Noorse visum, en was de grens met Gaza nog altijd dicht. Omdat hij geen filmdiploma had en geen paspoort (Noorwegen ziet Palestijnen, net als Nederland, als staatloos), volgde een lange en vermoeiende tocht langs de Noorse instanties, die hij uiteindelijk triomfantelijk afsloot met een studieplaats aan de kunstacademie in Oslo. Maar toen had hij wel zeven jaar zijn moeder niet gezien.
Lees ook
‘Terug naar een tent, dat is de nachtmerrie van elke Palestijnse vluchteling’
Douche
Zijn moeder is intussen overleden, en Gaza zit in een nieuwe oorlog. „Natuurlijk probeer ik te accepteren dat hier mensen gewoon in het café zitten. Ik vertel mezelf: haal adem. Haal adem. Maar het is heel zwaar.”
Zijn familie is onlangs uit Gaza-stad naar Deir al-Balah gevlucht, wat zuidelijker. Ze leven nog. Maar Jabaly weet niet of ze water hebben, hoe ze naar de wc gaan. Of zijn huis er nog staat.
Hij laat een stembericht horen van zijn tante, waarin ze afscheid van hem neemt, voor de zekerheid. „Sinds God mensen op de aarde bracht is niet gebeurd wat ons nu overkomt. Een ware slachtpartij”, aldus tante.
Met zijn vrienden krijgt Jabaly amper contact. Een vriend schreef aan hem dat één nacht tijdens de oorlog van 2023 ongeveer gelijk staat aan alle 51 dagen in 2014.
Als hij nu onder de douche staat, in het Amsterdamse Volkshotel, denkt Jabaly aan Gaza en voelt hij zich schuldig. „Een deel van mij zegt: verstop je, sluit je op, ontmoet geen mensen. Want het is niet eerlijk dat sommige mensen in vrede leven en mijn volk wordt gedood.”
Maar hij probeert tegen zijn schuldgevoel te vechten. „Als mijn stem zachter wordt, heeft dat een nadelig effect op mijn familie. Ik moet mijn rug rechten en me hier uitspreken, onze stem laten horen. Zodat ik hen kracht kan geven vanuit hier.”
Het Palestijnse Film Instituut (PFI) riep filmmakers zondag op hun films van het IDFA terug te trekken, als protest tegen de reactie van het festival op een incident tijdens de openingsavond.
Die werd vorige week verstoord door demonstranten met een spandoek waarop de kreet ‘From the river to the sea, Palestine will be free’ geschreven stond. Israëlische filmmakers tekenden daartegen bezwaar aan, waarna IDFA de leuze als „kwetsend” veroordeelde.
Jabaly geeft, anders dan zijn collega Basma al-Sharif, geen gehoor aan de oproep van het PFI. Zijn film zal de hele week nog te zien zijn. „Ik wil worden gehoord”, is wat hij daar zondag zelf over zei tijdens een bijeenkomst met Palestijnse filmmakers. „Alles is verwoest. Het enige wat rest zijn onze verhalen en onze uitingsvrijheid.”
Vogel
Jabaly wil zich dus graag zijn verhaal doen in Amsterdam, maar hij vindt het ook pijnlijk. „Zo pijnlijk dat wij, elke keer als we worden gedood, opnieuw moeten uitleggen wie wij zijn en de wereld moeten bijscholen. Voor ons is het geen les. Het is ons leven.”
Dan steekt hij van wal. „Ik ben geen aanhanger van Hamas, en geen voorstander van gewapend verzet. Maar dat gewapende verzet was er lang voor Hamas bestond. Dit verhaal begon niet op 7 oktober.”
De Palestijnen leven al sinds 1967 onder bezetting. Gaza wordt al zestien jaar geblokkeerd. Op de Westelijke Jordaanoever staan nederzettingen. Jabaly: „Het geweld tegen de Palestijnen is al heel lang gaande. Als je een vogel in een kooi opsluit, probeert hij ook te ontsnappen.”
Jabaly is ontsnapt, toevallig. Maar hij wil terug naar Gaza. Hij heeft toestemming van de gemeente om een bioscoop te bouwen in Gaza-Stad. Die toestemming dateert natuurlijk van voor 7 oktober. Nu zien ze hem aankomen. „Ze zullen me uitlachen.” Maar Jabaly wil het toch.
In Amsterdam ontmoet hij dezer dagen andere Palestijnse filmmakers om te bespreken hoe ze wat er nu in Gaza gebeurt op het witte doek kunnen krijgen. Maar eigenlijk wil Jabaly dus helemaal geen film maken over oorlog.
Het leven is mooi, de titel van zijn tweede film, is tevens Jabaly’s levensmotto. „Want ook als het leven niet mooi is, zoals nu, is dat wat ik wil geloven. Dat het leven uiteindelijk mooi zal zijn.”
Gaza is ook mooi, zegt Jabaly. Dát zou hij zo graag aan de wereld willen laten zien. „We zijn er nog. We houden hoop. We kunnen zelfs nog glimlachen.”
Lees ook
Waar draait het conflict tussen Israël en Hamas om? Tien vragen en antwoorden