In de oorlog had nazi-Duitsland treinen nodig. En een hoop ook. Er moest materieel, voorraden en troepen vervoerd worden. De locomotieven in de ‘Baureihe 50’ bleken onverwoestbare werkpaarden, maar die waren luxe, met dubbel uitgevoerde beveiligingssystemen en zo. Er werden er ‘maar’ een kleine 3.200 van gebouwd, materialen raakten schaars. De behoefte aan treinen werd er niet minder om. Daarom werd de Baureihe 52 ‘Kriegslokomotiv’ ontworpen, het even sterke maar vereenvoudigd uitgevoerde broertje van de 50. Zo’n 7.000 werden er gemaakt. Daarvan staan er drie in Stadskanaal. Ze zijn door een aantal van de 160 vrijwilligers van Museumspoorlijn STAR liefdevol gereviseerd en stomen van het museumstation in Stadskanaal naar station Veendam, een rijksmonument. Een afstand van vijftien kilometer.
Het traject van Stadskanaal via Musselkanaal naar Ter Apel en de Duitse grens was in 1924 klaar. Maar personenvervoer werd in 1953 alweer gestaakt: zoals op zo veel plaatsen bleek de moderne autobus rendabeler. Goederentransport reed nog wel op de lijn, tot 1990. Dat een deel van het spoor behouden bleef, is te danken aan een groepje Stadskanalers voor wie de spoorlijn belangrijke geschiedenis was. Zij verzamelden zich in de Stichting Stadskanaal Rail (STAR). In 1994 reden ze hun eerste eigen trein over het traject.
En dat doen ze nog steeds, heen en weer, voor iedereen die mee wil. Over een enkele rit doet de trein ongeveer 45 minuten, maar dat komt omdat hij niet sneller mag dan 40 kilometer per uur en een tussenstop maakt op station Wildervank. Treinreizigers (er kunnen 240 mensen mee) zitten in opgeknapte Duitse en Oostenrijkse personenwagons. Ze laten zich wegzakken in vroeg 20ste-eeuws eersteklas bilstrelende bankzachtheid, gaan zitten op een houten bankje, of waaien uit op het balkon. Één wagon is voor kinderen. Daar ligt speelgoed. Onder andere treintjes.
Treintjesgek
Het echte museum is natuurlijk de rijdende trein, maar het terrein met het stationsgebouwtje en het emplacement met een werkloods, kolenbunker, watertoren, seinhuisje, souvenirwinkeltje (in het assortiment: ‘Locomotiv-Nudeln’: pasta in de vorm van stoomlocomotiefjes) en een opslagloods annex expositieruimte is zeven hectare groot. De vrijwilligers onderhouden alles zelf. Onder de vrijwilligers is de helft ‘treintjesgek’, schat rangeerder en treindienstleider Lars Blaauw (49, „Al een liefde voor treinen als jochie van vier”). De andere helft zit bij de club uit passie voor techniek, om bij te leren of simpelweg voor de mensen. In de werkloods, waar een geur van ijzer, smeerolie en diesel hangt, staan nog twee stoomlocomotieven uit dezelfde serie; gevaartes van ruim 130 ton en bijna 23 meter lang, goed voor 1.600 pk. Hier spenderen tientallen mensen hun vrije uren aan zorgvuldig onderhoud. Maar ook het hele spoor tussen Veendam en Musselkanaal is van de stichting, dus dat onderhouden ze zelf. Een snoeiploeg houdt de bomen en struiken langs de route in het gareel.
Foto’s: Sake Elzinga
Op de hete dinsdag dat NRC met de trein mee mag, glimmen de hoofden van de vrijwilligers van de zomerzon, maar vooral ook van trots. Van de 71-jarige ‘chef-trein’ Ad van der Maas en de 25-jarige stoker-in-opleiding Thomas Agterberg die vandaag achter de bar staat, tot Mark Meijering, de 19-jarige conducteur. En van Klaas Vijfschagt, die vandaag stoker is. Net als zijn collega’s draagt hij een ruim blauw overhemd, een zwarte broek en een leren pet, en net als zij zit hij onder het roet en de smeer. Als stoker is hij in het bloedhete bestuurderscabinetje verantwoordelijk voor het naar zuurstof happende vuur. Het water moet 170 graden zijn, de keteldruk moet hij tegen de vijftien atmosfeer houden. Hij schept, schept, schept, kolen, kolen, kolen, in het hart van de sissende, voortdenderende machine. Het gaat zo soepel dat je nauwelijks gelooft dat hij 74 is. Voor Vijfschagt, eigenlijk machinist („Stoken is leuker, dan ben je lekker bezig”) is deze maand extra bijzonder, want het is zijn laatste. In september moet hij stoppen, want vanaf 75 jaar mag je geen verantwoordelijke functies meer vervullen. Ja, dat is jammer, zegt hij het zweet ván en weer een verse roetveeg óp zijn voorhoofd vegend.
Er wordt al jaren gepraat over het in gebruik nemen van de spoorlijn voor het reguliere ov. Het museum juicht het toe; het spoor zou dan grondig gerenoveerd worden. Zolang zij er maar mogen blijven stomen.
Foto’s: Sake Elzinga