N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Beeldende kunst
Tentoonstelling Alleskunner Felix de Rooy beperkt zich niet tot één stijl of medium. In het Stedelijk Museum dompelt de kunstenaar het publiek onder in zijn psychedelische wereld vol trippy schilderijen en krachtige assemblages.
Vergeet witte wanden met hier en daar een schilderij. Denk even niet aan de sobere, minimalistische traditie die altijd gevierd is in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Kunstenaar Felix de Rooy (Curaçao, 1952) pakt het voor zijn solotentoonstelling Apocalypse geheel anders aan. Hij liet de muren goud, rood en blauw schilderen en stopte de grote bovenzaal van het museum helemaal vol kunstwerken – van hemzelf en van anderen. Aan het plafond hangen grote banieren met zijn beeltenis, waaronder een portret waarvoor hij zich verkleedde als Frida Kahlo. Er hangen wandtapijten, foto’s, posters op billboardformaat, schilderijen en collages, er staan sculpturen en assemblages, er draaien films. Hoezo less is more?
Felix de Rooy is een alleskunner, een kunstenaar die zich niet wenst te beperken tot één stijl of één medium. Naast kunstenaar is hij ook verzamelaar, curator, theatermaker, regisseur en acteur. Hij deed de art direction voor de debuutfilm van Spike Lee en speelde mee in diens films. Hij maakte de documentaireserie Erfenis van slavernij (2003) en was samensteller van de spraakmakende tentoonstelling Wit over zwart (1989) in het Tropenmuseum, over stereotype beelden van zwarte mensen in de westerse populaire cultuur. Onderwerpen die nu nog steeds uiterst actueel zijn – Zwarte Piet, de doorwerking van het koloniale verleden, fluïde genderrollen – kaartte De Rooy al vroeg in zijn carrière aan. Alleen daarom al komt deze overzichtstentoonstelling, zijn eerste, op precies het goede moment: de tijd is er rijp voor.
Het eerste schilderij op de tentoonstelling, Mad Messiah (2000), is meteen een lekkere binnenkomer. Jezus is hier weliswaar te herkennen aan zijn doornenkroon, hij is ook in het bezit van talloze piercings en gezichtstatoeages. Zijn ogen zijn wijd opengesperd en in zijn hand prijkt een enorme erectie. Iets verderop hangt nog zo’n blasfemisch Christusbeeld: Kharma na Curaçao (1976). Hier is het De Rooy zelf die aan het kruis genageld is, met penselen in plaats van spijkers. En ook hier gaat de aandacht direct uit naar het gezwollen geslacht van de gekruisigde. Op het katholieke Curaçao was homo zijn in die jaren niet bepaald gemakkelijk, wil De Rooy ermee zeggen. Dat de kunstenaar zijn heil ook zocht in andere religies, laat hij zien met de boeddhafiguur die in lotushouding onder het kruis zit.
Drugsroes
In 1969 kwam De Rooy naar Nederland om te studeren aan de Vrije Academie in Den Haag – in die jaren omgedoopt tot ‘Psychopolis’. Zijn vroege grafische werk is geheel in de lijn met de ‘vloeibare’ lsd-esthetiek van die tijd. Zo is The Trip uit 1971 een hallucinerende verbeelding van een drugsroes, vol kronkelende slangen en zwierige bloemen. ‘Psychic realism’ noemde de kunstenaar die stijl zelf.
Ook veel van zijn latere schilderijen zijn nogal trippy en soms op het kitscherige af – veel tantrische thema’s en kosmische werelden. Al is River Spirit (2007) een mooi panoramisch doek, waarbij de contouren van een lichaam afsteken tegen een rivierlandschap. De Rooy maakte het door een model met verf in te smeren en zo een levensgrote afdruk op het doek achter te laten. Het resultaat is een vreemde mix tussen de performancekunst van Yves Klein en de schimmen van Marlene Dumas: een „geest van het menselijk lichaam” die drijft in een psychedelische ruimte.
Zo schnabbelt De Rooy door de kunstgeschiedenis en pikt overal zijn inspiratie mee, van expressionisme tot Afrofuturisme. Zijn collages uit de jaren tachtig, van apocalyptische visioenen, doen qua techniek denken aan het werk van de Amerikaanse kunstenaar Martha Rosler, maar de esthetiek pikte hij van Jeroen Bosch. Zelf noemt hij die werkwijze ‘transhistorisch en radicaal inclusief’. Cultuurverschillen wil hij overstijgen door de overeenkomsten tussen mensen te benadrukken. Iedereen wordt immers verliefd, en iedereen sterft. Zelf ziet De Rooy zich ook als een samenkomst van seksen, culturen en religies: als een hybride.
Nieuwe lading en betekenis
Het interessantst zijn de assemblages, waarbij De Rooy allerhande voorwerpen met elkaar verbindt, „dwars door de eeuwen en culturen heen”. Beeldjes van vrijheidsstrijders en slaafgemaakten worden in Europese lijsten ‘geframed’ en zo getroond tot een soort heiligen. Door verschillende objecten op elkaar te stapelen, geeft De Rooy een nieuwe lading en betekenis aan die voorwerpen. Zo combineert hij in Cry Suriname (2002) een oude bijbel met kettingen, beenderen, houten voorouderbeelden en een opengesperd gebit tot een indrukwekkende totempaal – een krachtige schreeuw om het slavernijverleden.
Het is allemaal totaal eclectisch en overdadig, maar juist die veelheid geeft de toeschouwer een goed beeld van De Rooy’s kleurrijke leven. Sinds Jeff Koons’ tentoonstelling Made in Heaven in 1992 heeft het Stedelijk niet meer zo’n grote ego-show in huis gehad. Maar net als de tentoonstelling te veel dreigt te neigen naar zelfverheerlijking, gooit De Rooy weer wat boeiende inspiratiebronnen in de strijd. Dan geeft hij de ruimte aan schilderijen van Norva Sling en Tony Monsanto, Antilliaanse kunstenaars „op wiens schouders” De Rooy zegt te staan. Of hij plaatst prachtige Afrikaanse sculpturen op een voetstuk. Het is zijn aanstekelijke, hippie-achtige liefde voor een inclusievere wereld die deze tentoonstelling zo sympathiek maakt.
Lees ook: Binnenkijken: Een altaar voor Jezus, Kahlo en Van Gogh