Expositie toont Man Ray als surrealistisch pionier in de modefotografie

Recensie

Vormgeving

Modefotografie Goede mode is per definitie surrealistisch. Het duurde even, maar na een ‘mislukte’ sessie werkte surrealistisch fotograaf Man Ray zijn artistieke goudmijn veder uit.

Ontwerp van Maison Martin Margiela (2001).
Ontwerp van Maison Martin Margiela (2001).

Foto Matthias De Boeck / MoMu

Man Ray (1890-1976) was een fotograaf en hij was een surrealist. Als hij het ene zag, neem de naakte rug van een vrouw, dan dacht hij: een viool. Die gedachte leidde tot de foto met de rug van zijn vriendin Kiki de Montparnasse als een erotisch instrument (Le violon d’Ingres, 1924). Explosief en intiem, sexy en grappig, een schoolvoorbeeld van surrealisme.

Op de tentoonstelling Man Ray en mode in het Antwerpse MoMu is Le violon d’Ingres in volle glorie te zien, wandgroot opgeblazen, begeleid door kledingstukken van modeontwerpers als Yves Saint-Laurent en Victor & Rolf die er jaren later naar verwezen.

Maar het MoMu trapt de expositie niet af met een foto van Man Ray. Hij gaat van start met een kleine installatie uit 1991 van de Belgische ontwerper Martin Margiela: een kledinghanger die zo is verbogen dat hij een schaduw werpt in de vorm van een boezempje. Margiela is een adept van Man Ray, de ‘American in Paris’ die sinds 1921 deel uitmaakte van de kringen rond kunstenaars als Marcel Duchamp en Jean Cocteau. Man Ray ging mee in hun surrealistische kielzog, maar aanvankelijk associeerde hij dat niet met zijn werk als modefotograaf. Het MoMu toont hoe hij daar langzaam, bijna tegenstribbelend, achterkomt.

Jas met borduurwerk van Olivier Theyskens (1999) en ‘La Chevelure’ van Man Ray (1927).
Foto’s MoMu / Julien Claessens & Thomas Deschamps / Man Ray, private collection, Fondazione Marconi, Milaan / © Man Ray 2015 Trust / Sabam België 2023

Surrealistisch

Goede mode is surrealistisch per definitie. Modeontwerpers jagen op het herformuleren van de aangeklede menselijke werkelijkheid en wel zo omverschrokken dat er weinig anders tegenin te brengen valt dan het brave: ‘niet draagbaar’. Alsof dat iemand iets interesseert. Het gaat om een antwoord op de schoonheid van het lichaam. Bij voorkeur het vrouwenlichaam, daar valt het meest mee te beleven – zie Margiela’s kledinghanger.

Man Ray lag goed bij de chic van Parijs, die zich graag door hem liet portretteren. Reeksen foto’s van in de verte starende comtesses of princesses en zo, op een stoel of bij een raam, getuigen daarvan. Vaardig, vakkundig, niet bijzonder, zelfs Coco Chanel tuurt wat bète naast zijn lens op een portretten serie die doet snakken naar die ene foto van haar, fataal met sigaret, hoed en parels, en vooral: met één bil balancerend op het puntje van een bankje. Ook van Man Ray.

Maar voor hij zover was had hij een duwtje nodig en dat begon met Luisa Casati. Die rebelse markiezin bestelde Ray voor een portret. Het werd de roemruchte foto met haar enorme ogen in drievoud. Maar, vertelt Ray in zijn autobiografie Belicht geheugen, dat was geen opzet, het was een streek die de werkelijkheid hem leverde. Door zijn fotolampen sloegen de stoppen door. Hij wilde ophouden, Casati pikte dat niet. Waarop hij voorstelde haar dan bij natuurlijk licht te fotograferen. Dat betekende een lange sluitertijd en dus moest ze heel stil zitten. Wat Luisa niet deed. Hij dacht: mislukt, maar daar wilde zij niet van weten. Op haar bevel drukte hij de foto’s af. En toen zag hij dit meesterlijke beeld, waarin hij een „surrealistische versie van de Medusa” herkende.

Het was het begin van zijn technische experimenten en mondde uit in reeksen mysterieuze portretten, zoals dat van kunstenares Meret Oppenheim (die van Le Déjeuner en fourrure, de met gazellenbont beklede kop-en-schotel) met badmuts. Het was het magazine Harper’s Bazaar dat Man Ray de vrije hand en een fiks budget gaf. Hij engageerde kunstenaars als Giacometti en Max Ernst en eigende zich eindelijk de mode toe voor zijn eigen fantasieën en obsessies. Dankzij Harper’s begreep hij dat hij met de modewereld op een artistieke goudmijn zat.

Hij eigende zich eindelijk de mode toe voor zijn eigen fantasieën en obsessies

Obsessieve aandacht

In Antwerpen is te zien wat dat voor hem deed, met naast zijn foto’s de feitelijke japonnen, jassen, mantelpakken van modecoryfeeën als Molyneux, Schiaparelli en Chanel – haar avondjaponnen laten zich hier in al hun sluwe schoonheid aangapen. Te zien is hoe Ray zijn blik verder ontwikkelde, met obsessieve aandacht voor haren, nagels, handen, benen, en ook hoe hij zich verweerde tegen het model. Hij stelde haar voor als een etalagepop, verving haar zelfs door zulke poppen.

Man Ray, ‘Tête de femme vue en plongée’ (1930).
Privécollectie, Courtesy Fondazione Marconi, Milan © Man Ray 2015 Trust / Sabam België 2023

Naast het cruciale drie-paar-ogenportret van Luisa Casati hangt de hedendaagse echo ervan die fotograaf Paolo Roversi maakte. Meer dan een foto is dit een installatie op papier, met actrice Tilda Swinton als model. Roversi poneert Swinton als hét hedendaagse surrealistische fenomeen. Swinton werkt regelmatig met kunstenaars die profiteren van haar overgave. Maar ze is veel meer dan een kameleontisch projectiescherm. Omarmt ze hun ideeën, dan werkt ze er actief aan mee en vult ze ze nader in. Net als Kiki de Montparnasse dat deed voor Man Ray, en waarbij Ray het beste tot zijn recht kwam.

Man Ray gooide deuren open. Zijn creaties zijn nagevolgd en uitgebouwd. Ook daar doet de expositie recht aan, met ontwerpen van Martin Margiela (aanbiddelijke jurken in het sluike zwartwit van Ray’s fotografie), met de foto’s van navolgers als Guy Bourdin, en van de Nederlandse fotograaf Paul Kooiker, die vooral. Hij sloeg Man Ray’s pad in en ging er op voort. Hij werd meer dan een navolger, hij is een volstrekt originele opvolger. Hij werkt voor grote modemerken met foto’s die bezijden die mode treden, maar niet bezijden zijn oeuvre. Hij pakt de mode op, voert die aan de leeuwen van zijn fantasie en fotografeert.