Al na twee minuten interview raakt acteur Crispin Glover aan de grote levensvragen. „Wat is een ‘zelf’ nu eigenlijk? Je bent niet dezelfde zelf wanneer je thuis een kat aait, in de supermarkt bent, of boos bent op je moeder. Mensen zijn verschillende dingen op verschillende momenten.”
In een gesprek van dertig minuten drijven al Glovers antwoorden op den duur weg als stuurloze vlotten naar onbekende wateren. Het is wat je verwacht, en misschien wilt, bij een interview met een van de meest excentrieke en getalenteerde acteurs uit Hollywood. In de jaren tachtig schopte hij presentator David Letterman bijna in het gezicht met een plateauzool. Interviews gaan over zijn rattenfascinatie en de operatietafel die in zijn woonkamer staat.
Ook zijn personages zijn ‘ongebruikelijk’. Glover werd bekend als de ongemakkelijke George McFly in Back to the Future, maar dreef gedurende zijn carrière steeds verder af van de norm. Regisseurs als David Lynch, Dennis Hopper, Milos Forman en Oliver Stone wisten raad met zijn eigenzinnigheid. Hij was huurmoordenaar (Wild at Heart), assistent van een pornograaf (The People vs. Larry Flint), en Andy Warhol (The Doors).
Nu zit hij in het conservatoriumhotel in Amsterdam. Herkenbaar als altijd, met zijn ijskleurige ogen, clowneske jukbeenderen en lange scherpe kin. Hij draagt een zwart maatpak „als teken van respect”, „om fotografeerbaar te zijn”, en „zodat mensen mij niet met mijn personages verwarren”. Glover is hier omdat hij zijn nieuwste excentriekeling speelt in een Nederlandse film, Mr. K. als de titulaire K. (naar Kafka): een rondreizende goochelaar die strandt in een tentaculair oud hotel. Gasten en staf hebben zich georganiseerd in een 19de-eeuwse klassenmaatschappij. Alleen K. zoekt een uitweg.
„Voordat ik Dostojevski las als tiener, was Kafka mijn favoriete schrijver”, vertelt Glover over de film waaraan regisseur/scenarist Tallulah Schwab twintig jaar werkte. „Ik heb een chateau in Tsjechië. En het grappige is, en ik mag dit zeggen omdat ik Tsjechische roots heb: tot op de dag van vandaag begrijp je precies waarop Kafka reageerde. Er is iets daar waarmee moeilijk is om te gaan. De cultuurshock stopt nooit.”
Echt achterhalen wat Glover interesseerde in de film is lastig. Hij noemt en roemt „het scenario”, „een pdf-bestand vol visuele inspiraties” en een zoomgesprek met Schwab: „Ik kon merken dat het een goede film ging worden.
„Wat ik fijn vond aan de film is dat-ie interpreteerbaar is. Dat wilde ik graag bewaken. Ik denk dat films vaak te veel sturen in wat je moet vinden. Zelfs in goede bedoelingen van filmmakers zit een autoritaire dictatuur. Als mensen kunnen interpreteren, gaan ze deelnemen aan de kunst.”
Schaken met Polanski
Het is de rode draad in Glovers carrière: strijd tegen conventies, Hollywood en „corporate media”. De reden dat hij acteren de afgelopen 25 jaar als „ambacht” ging zien. Kunst, dat zijn zijn eigen projecten.
Crispin Glover groeide op in Hollywood. „Mijn vader was acteur en mijn moeder een gepensioneerde danseres.” Hij herinnert zich hoe zijn vader schaak speelde met Roman Polanski op de set van Chinatown. „Ik zag van dichtbij hoe de filmindustrie werkte. Ik dacht dat het iets was wat ik ook wel zou kunnen.”
Hij zag de filmindustrie „niet noodzakelijkerwijs als kunst” tot hij kennismaakte met de films van het ‘Nieuwe Hollywood’. „Ik begreep dat in Hollywood ook grote kunst gemaakt werd waarin levensvragen werden gesteld. Maar toen ik echt begon met acteren in de jaren tachtig was dat alweer voorbij.”
Glover begon voortvarend: McDonald’s-reclame, soapseries, pilots voor televisieshows. Hij trok aandacht met zijn maniakale, komische energie, reed in een taxi uit de jaren veertig en droeg ook op warme dagen dikke wollen pakken uit diezelfde tijd. Hij gold als het kunstzinnige buitenbeentje van de ‘brat pack’, de getalenteerde lichting jonge acteurs op een moment dat Hollywood weer tienerfilms ging maken: Emilio Estevez, Rob Lowe, Sean Penn en Demi Moore. Glover en zijn boezemvriend Nicolas Cage – toen als acteur vooral ingezet als gespierde dommekracht – wedijverden met elkaar in excentriek gedrag.
Op zijn 21ste kreeg hij zijn grootste rol tot dan toe als de (latere) vader van de held Marty McFly in Back to the Future. Hij maakte zich die rol volgens scenarist Bob Gale zo eigen „dat ik niet eens meer wist wat we wilden toen we hem schreven.” Maar Glover raakte in conflict met regisseur Robert Zemeckis. De personages werden op het eind werden beloond met welvaart in plaats van met liefde. Een te kapitalistisch sentiment, vond Glover.
Hij keerde daaarom in de vervolgfilm niet terug (naar verluidt ook wegens een salarisgeschil). Zemeckis en producent Steven Spielberg vervingen hem door een mix van archiefmateriaal én een acteur met kin- en jukbeenderenprotheses. Dat was toen nog toegestaan in Hollywood, maar Glover klaagde ze aan en kreeg 756.000 dollar in een schikking. Het Gilde van Acteurs (SAG) liet vastleggen dat de beeltenis van acteurs niet meer zo gebruikt mocht worden.
Glover besloot sindsdien alleen nog maar films te maken waar hij achter stond: in de jaren negentig met David Lynch (en Nicolas Cage), Hopper, Forman, Boorman en Stone. Voordat hij ook daarin zichzelf niet meer vond. Hij ging zich richten op zijn eigen films.
Glover kan leven met het feit dat hij zijn bekendheid nog altijd dankt aan Back to the Future. Hij heeft een klein ongemak met roem, vertelt hij in een lange monoloog. Drastisch ingekort: „Het is wat verontrustend als iemand jou herkent, maar jij hen niet. Zoals Sherlock Holmes zei toen het hem overkwam: ‘Nu heb jij de bovenhand!’ […] Een vriend – veel herkenbaarder dan ik – zei tegen mij: de reden dat ik een zonnebril draag in het openbaar is niet zodat ik niet herkend word, maar zodat ik vreemden niet in de ogen hoef te kijken.”
Ik denk dat films vaak te veel sturen. Maar als mensen kunnen interpreteren, gaan ze deelnemen aan de kunst
Vaudeville
Als Glover nu nog ergens in de mainstream opduikt – Charlie’s Angels, Hot Tub Time Machine, tv-serie American Gods – dan is het vooral om zijn eigen werk te subsidiëren, films die hij op zijn „eigendom” in Tsjechië draait. Voornamelijk de ‘it-trilogie’ die in 2005 met What is It? begon, over een jongetje met een racistisch ‘id’ en een cast vol kinderen met downsyndroom, al gaat de film daar niet over. Deel twee was in 2007: It is Fine! Everything is Fine, over een schrijver met hersenverlamming en een fetisj voor meisjes met lang haar. Deel drie volgt.
„Ik heb vijftien jaar met die films getoerd”, aldus Glover. Hij hield vier uur lange live-optredens waarbij hij de films vertoonde, in gesprek ging met het publiek of voorlas uit zijn boek Ratcatching: teksten over rattenvangen uit de 19de eeuw geherinterpreteerd. „Tussen 2005 en 2020 was dat. Sinds de pandemie maak ik mijn nieuwe film af, elf jaar geleden begon ik de opnames in Tsjechië. Volgend jaar wil ik daarmee op tournee. Maar wacht, je vroeg me… iets…”
Zijn nieuwe film wordt de eerste waarin hij samenspeelt met zijn inmiddels 92-jarige vader Bruce. De film zal net zomin als zijn andere films in bioscopen of op streaming te zien zijn. Alleen in live-setting zijn ze veilig voor piraterij en zo staat Glover naar eigen zeggen ook in een traditie van vaudeville-performance.
Gevraagd naar de staat van Hollywood is Glover hard en vaag. „Er werden zelfs in de jaren tachtig meer ongebruikelijke films gemaakt dan nu. Corporate media zijn nog homogener en autoritairder dan toen.” Liever kijkt hij uit naar zijn komende tournee. „Ik ben enthousiast omdat we nu met meer dan 8 miljard mensen op aarde zijn. Als ik een klein percentage daarvan nou naar mijn shows weet te lokken…”