
De groene ambities van Brussel slaan aan. Er is een „indrukwekkende sprint” getrokken om de achterstand in te lopen als het gaat om de klimaatdoelen van 2030, zo stelde de Europese Commissie deze week na het beoordelen van de nationale klimaatplannen. Het doel voor 2030, 55 procent minder CO2-uitstoot dan in 1990, komt met een prognose van 54 procent voor het eerst „in zicht”.
Eurocommissaris Wopke Hoekstra, verantwoordelijk voor klimaat, ‘net zero’ en schone groei, woensdag in Brussel: „De wereld bevindt zich in een geopolitieke winter. Maar ondanks alles wat er gaande is, hebben we het gevoel dat we goed nieuws hebben.” Vooral de energietransitie staat goed op de kaart: de EU koerst af op een aandeel van 42,5 procent hernieuwbare energie in 2030. Ter vergelijking: in 2023 was het aandeel groene energie slechts 24 procent van de Europese energieconsumptie.
Maar, voegt Hoekstra toe: „De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de papieren ambitie nog moet worden geëvenaard door ambitie in de echte wereld.” Veel plannen missen specifieke doelstellingen voor een transitie naar schone technologie.
De oproep tot méér ambitie van de Commissie aan de lidstaten eind 2023 is dan wel gehoord, maar hoe realistisch zijn de plannen?
„De klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030 zijn duidelijk haalbaar, maar zonder doeltreffend nationaal beleid en geloofwaardige financiering – die beide grotendeels ontbreken in de bijgewerkte plannen – zal de uitvoering tekortschieten”, zegt Giulia Nardi, klimaatbeleidsdeskundige bij CAN Europe (Climate Action Network). Nardi wijst op de procesmatige ondermijning van de groene plannen: „Door de dialoog met klimaatorganisaties en burgers op een zijspoor te zetten en geen duidelijke verantwoordingsmechanismen op te zetten, verzwakken regeringen het fundament van hun klimaatverplichtingen.”
Het ene na het andere initiatief
Het laatste decennium is er veel gedaan aan Europees klimaatbeleid. De EU nam in 2021 de Europese Klimaatwet aan, waarin de doelen voor 2030 zijn opgenomen (onder het ‘Fit for 55’-pakket) als aanloop naar beoogde klimaatneutraliteit in 2050. Met name de Commissie-Von der Leyen I had groen denken hoog in het vaandel staan, met de ‘Green Deal’ (inmiddels vervangen door de Clean Industrial Deal).
Het ene na het andere initiatief kwam van de Brusselse tekentafel. Zoals de LULUCF-regeling voor landgebruik en bebossing. De Effort Sharing Regulation, waarin voor elke lidstaat de norm voor de vermindering van broeikasgassen werd vastgesteld. De richtlijnen hernieuwbare energie, efficiënter energiegebruik en de CO2-uitstootnormen voor auto’s en bestelwagens.
„Bijna een holistisch klimaatbeleidskader”, stelt Antoine Oger, directeur van de denktank Institute for European Environmental Policy (IEEP) in Brussel. „De groene ambities van de EU weerstonden de coronajaren en de oorlogsjaren in Oekraïne. Dat is geen kleine prestatie”, benadrukt hij.
De hoeveelheid CO2-uitstoot per euro is de afgelopen twintig jaar gehalveerd in de Europese economie, berekende Oger. Dat is veelal te danken aan betere isolatie, efficiënter energiegebruik en groener transport. Maar, vervolgt hij: „Het laaghangende fruit is inmiddels geplukt. De hoeveelheid vooruitgang en de snelheid van de vooruitgang zal de komende jaren afnemen. Het zal steeds moeilijker worden om te vergroenen.”
Oger wijst op sectoren waar veel meer moet worden gedaan om vooruitgang te boeken „dan alleen het uitschakelen van kolencentrales” – zoals bij de zogenoemde koolstofverwijdering in landgebruik en bosbouw. Hiervoor geldt een ‘no debit’-norm, waarbij de CO2-emissies van landgebruik en bosbouw worden weggestreept tegen een vergelijkbare opname van CO2 uit de lucht door bestaande en aangeplante bomen en planten. Slechts negen EU-landen denken op dit gebied hun doelen te behalen. Europabreed is er een fors tekort: er is sprake van een ‘ambitiekloof’ van 100 tot 140 procent, kijkend naar de doelstelling voor 2030, zo oordeelde de Commissie.
„Problematisch, we bewegen de verkeerde kant op”, zegt Oger. Simpelweg meer bomen aanplanten is daarop niet het antwoord. „Als je een miljoen hectare aan oerbos verliest, los je dat niet op met een miljoen hectare nieuw aangeplante bomen. Het duurt jaren voordat dat effect oplevert. Het gaat daarnaast om het hele ecosysteem van bossen met een gevarieerde biodiversiteit, gezond genoeg om koolstof te absorberen.” Dáár zit de complexiteit. Het verlies aan Europees bos is „beperkt”. De ontbossing is vooral kwalitatief van aard: „Europese bossen verliezen hun vermogen om koolstof te absorberen. Dit heeft te maken met natuurlijke verstoringen en hogere oogstpercentages.”
‘Niet zelfgenoegzaam worden’
De beoordeling van de tienjarige National Energy and Climate Plans van de lidstaten (2021-2030) – en het „globaal op koers liggen” – is een belangrijke opmaat naar de wettelijke energie- en klimaatdoelstellingen voor 2040. Vorig jaar gaf de Commissie aan te streven naar een netto uitstootvermindering van 90 procent (ten opzichte van 1990). Dat streven is nog altijd niet hard gemaakt, de politieke onderhandelingen hierover liggen gevoelig.
De Commissie waarschuwde de EU – in één adem met de positieve resultaten – „niet zelfgenoegzaam” te worden. „De kosten van nietsdoen stijgen”, zei Teresa Ribera, uitvoerend vicevoorzitter en Eurocommissaris voor een schone, rechtvaardige en concurrerende transitie. „Elke klimaatramp waar we niet op voorbereid zijn komt harder aan. Hogere economische kosten, meer sociale schade.”
En de politieke wind in Brussel is gedraaid. Naast de „ambitieverschillen” tussen sectoren en lidstaten, is er sprake van een algeheel rechtser, vijandelijker ‘klimaat’ voor klimaatbeleid – met name in het Europees Parlement en de Europese Raad. Oger: „Juist nu extra inspanningen nodig zijn om de sectoren aan te pakken die het meest problematisch zijn, is er de minste politieke wil om dit te doen.”
