Europese bedrijven in China zijn nog somberder over het land dan in rampjaar 2022

Zakendoen in China De verwachte economische opleving in China na de strenge lockdowns is er nooit gekomen. Ook maken Europese bedrijven zich zorgen over aanstaande antispionagewetgeving.

China’s export kwam vorige maand 7,5 procent lager uit dan een jaar eerder, de jeugdwerkloosheid is met ruim 20 procent uitzonderlijk hoog.
China’s export kwam vorige maand 7,5 procent lager uit dan een jaar eerder, de jeugdwerkloosheid is met ruim 20 procent uitzonderlijk hoog. Foto Aly Song/Reuters

Europese bedrijven zijn niet meer zo gelukkig in China. Ze zijn nu zelfs nog ontevredener dan in 2022, dat geldt als een rampjaar voor het land. Shanghai, de meest internationale Chinese stad, ging toen maanden in lockdown door corona. Productie en distributie in heel China ondervonden ernstige problemen doordat veel gebieden tijdenlang op slot waren.

En nu toont een rapport over het vertrouwen van Europese bedrijven die zakendoen in China, dat de Europese Kamer van Koophandel woensdag heeft gepubliceerd, dat het beeld nog somberder is geworden.

Dat valt tegen. De algemene verwachting was immers dat er na het plotselinge loslaten van alle covidmaatregelen, eind 2022, een economische opleving zou plaatsvinden. Daarvan zouden ook buitenlandse bedrijven profiteren.

Even leek die verwachting uit te komen, maar de opleving zette niet door. China’s export kwam vorige maand 7,5 procent lager uit dan een jaar eerder, de jeugdwerkloosheid is met ruim 20 procent uitzonderlijk hoog, de huizenmarkt herstelt zich niet en vooral lokale overheden kampen met enorme schulden en een lege schatkist.

Tegengestelde boodschappen

Europese bedrijven lijden onder die malaise: 30 procent boekt minder inkomsten dan een jaar geleden, en 64 procent van de ondervraagden vindt zakendoen in China het afgelopen jaar moeilijker geworden. „De bedrijven rennen niet naar de uitgang, maar het is wel duidelijk welke richting ze nemen”, zegt Jens Eskelund, sinds vorige maand voorzitter van de Europese Kamer van Koophandel in het land. „De grootste zorg is niet het politieke klimaat, maar het zijn de onzekere economische vooruitzichten, zowel voor China als voor de rest van de wereld.”

Toch speelt politieke onzekerheid wel degelijk een rol. „Het twintigste Partijcongres, afgelopen oktober, gaf heel duidelijk het signaal dat China meer op zichzelf zou gaan staan en onafhankelijker wil worden van de buitenwereld”, aldus Eskelund. Maar het Volkscongres gaf eerder in datzelfde jaar precies de omgekeerde boodschap. China zou juist meer met het buitenlandse zakenleven willen samenwerken. Eskelund: „Dus bedrijven vragen zich af: wat is het nu?”

Lees ook: Voor de Chinese economie was 2022 een rampjaar. Maar twijfel over robuust economisch herstel is in China taboe

In de praktijk heeft de groeiende onzekerheid er al toe geleid dat 11 procent van de in China actieve Europese bedrijven faciliteiten uit het land heeft geplaatst, en dat 8 procent van de bedrijven voor China geplande investeringen alsnog elders doet. Ook blijkt het minder aantrekkelijk geworden het Aziatisch hoofdkantoor van een internationaal bedrijf in China te vestigen: 10 procent is al vertrokken of overweegt dat te doen.

Cruciale informatie

Daarnaast bestaat grote onzekerheid over regelgeving. Op 1 juli wordt een nieuwe antispionagewet van kracht, en het is nog steeds niet duidelijk welke activiteiten daar precies onder vallen.

Die vaagheid staat niet op zichzelf. In 2017 trad een cyberveiligheidswet in werking die bepaalt dat cruciale informatie in China zelf moet worden opgeslagen. Eskelund: „Maar wat is precies de kritische informatiestructuur waarvan de wet melding maakt, en wat is cruciale informatie? Welke bedrijven en activiteiten vallen wel of niet onder die wet? Daar hebben we tot op heden geen antwoord op gekregen.”

Van de bedrijven die de Europese Kamer van Koophandel ondervroeg, verwacht 83 procent niet dat de regelgeving de komende vijf jaar gunstiger wordt. Daardoor twijfelen ze over investeringen. Dat verschilt overigens per bedrijfstak, aldus Eskelund. „Als je iets doet wat goed is voor China, krijg je veel ruimte. Maar ziet China je als een bedreiging, dan krijg je helemaal geen ruimte.”

Door de groeiende onzekerheid én de hoge kosten van levensonderhoud voor buitenlanders komen er vooral nog alleenstaande mannelijke expats naar China. Kinderen naar een internationale school in China sturen is gaandeweg onbetaalbaar geworden: 45.000 euro voor één kind voor één jaar is niet uitzonderlijk.

Het aantal buitenlanders in China is inmiddels veel lager dan vóór corona. Volgens Eskelund zijn er waarschijnlijk minder dan 60.000 Europeanen over. „Straks leven er misschien meer panda’s in het wild in China dan buitenlanders.”