Een vredesproject, zo noemde António Costa de Europese Unie onlangs. De voorzitter van de Europese Raad roemde de „economische groei, open grenzen, de rechtsstaat en vooral de stabiliteit” die het Europees vredesdividend had gebracht.
Maar volgens Europakenner Jan Werts is de EU „merkwaardig genoeg” op dit moment juist gebaat bij crises, en niet zozeer bij stabiliteit. „De EU functioneert het beste bij de gratie van stevige druk”, zegt hij. „Wat Trump nu verkondigt, inzake de hogere defensiebijdragen van Europese bondgenoten, is niets nieuws. Ook de presidenten Biden, Obama, George Bush junior en senior kwamen om de zoveel jaar naar Europa om te zeggen: ‘Jullie moeten meer bijdragen aan de NAVO’. Iedereen knikte dan vredig, maar het kwam er nooit van omdat echte pressie ontbrak. Trump zet de boel op scherp, en dan zie je dat er ineens wél verandering mogelijk is.”
Werts vertelt over een recent gesprek met een „Nederlandse topdiplomaat”. „Hoe krankzinnig ook: we waren het erover eens dat het voor Brussel beter is als er voorlopig geen langdurig staakt-het-vuren komt, omdat anders een aantal politici onmiddellijk zal draaien en een verhoging van defensie-uitgaven naar 3 procent van het bbp, laat staan hoger, niet langer nodig zal vinden. Zonder grote druk op Europa is het relaas altijd ‘dat kunnen wij niet’. Al hoop je natuurlijk dat het bloedvergieten onmiddellijk stopt.”
Werts (1939) staat bekend als een veteraan van de EU-journalistiek in Brussel en een autoriteit op het gebied van de Europese Raad, het machtige gremium van EU-leiders. NRC interviewt hem in het Justus Lipsiusgebouw in Brussel, het gebouw waar honderden journalisten bij elkaar komen voor briefings en persconferenties als Europese regeringsleiders in Brussel een Europese top houden.
„Kijk, op die banken heb ik menig nacht half slapend doorgebracht, tot de top in de vroege ochtend eindelijk eindigde”, wijst Werts, die meer dan 250 Europese toppen bijwoonde. „Vroeger dronken we een glaasje met de premier na afloop, nadat we met hun vrouwen [Liesbeth den Uyl en later Ria Lubbers] op hen hadden gewacht in de kroeg. Tegenwoordig loopt alles via een leger aan woordvoerders, waarbij het bijna een kwestie van touwtrekken is.” Regeringsleiders staan de pers tegenwoordig kort te woord achter een scheidslijn, het ‘Brusselse touwtje’.
Werts denkt glimlachend terug aan Ruud Lubbers – van 1982 tot 1994 premier van Nederland – die de Europese Raad in 1988 als een „club van vrinden” beschreef. „Jarenlang was het niet de top die van groot belang was, maar het praatje bij de haard. Daar werden de besluiten genomen – en wat daar werd besproken, lekte nooit uit. Tijdens een diner gaven de Franse president en de Duitse bondskanselier hun opinies, en de rest zette daar een voetnoot bij. Dat kon nog met tien, twaalf man.” Maar vanaf 2004 [toen de EU met tien landen uitbreidde tot 25 lidstaten] – was dat niet langer denkbaar. „Vandaag de dag wordt er keihard onderhandeld over de nationale belangen versus het beoogde geheel.”
Inlegvel
Met een licht gebogen postuur, gekleed in tweedjasje en ribbroek, is Werts na ruim vijftig jaar Europajournalistiek nog altijd gefascineerd door de vraag: Wie is de baas in Europa? Hij promoveerde op de Europese Raad in 1991 en schreef er dertig jaar later het boek The European Council in the Era of Crises (2021) over, waarin hij de crisisbestendigheid van de EU onderstreept. Het boek draagt hij onder zijn arm, naast een stapeltje papieren met aantekeningen over waar hij het het liefst over zou hebben.
„De 27 landen zijn het nooit eens over hun buitenlandbeleid, daarvoor lopen de belangen te ver uiteen. ‘Compromis’ is het Europese toverwoord, gezien besluiten bij consensus worden genomen. Al kennen we de verhalen over dat een leider soms net even gaat plassen bij een besluitmoment. Creatief leiderschap”, gniffelt Werts, net als het ‘Nederlandse inlegvel’. „In 2016 tekende de EU de Associatieovereenkomst met Oekraïne. Nederland verwierp, bij referendum, als enige van de [toen] 28 lidstaten het verdrag, dat zelfs al gedeeltelijk in werking was getreden. De oplossing? 27 handtekeningen en een Nederlands inlegvel. Ik heb er daarna nooit meer iemand over gehoord.”

De regeringsleiders trekken volgens hem „steeds meer macht” naar zich toe, ondanks dat ze formeel geen wetgevende taak in Europa hebben. „De Duitsers noemen het Chefsache: problemen die alleen door de regeringsleiders kunnen worden opgelost. De Commissie en het Parlement volgen, waarbij er slechts kan worden gesleuteld in de marge.”
„Nederland was daar met België en Luxemburg initieel sterk op tegen, bang voor Frans-Duitse overheersing. Maar halverwege de jaren zeventig zat de Europese samenwerking flink vast”, blikt Werts terug. Een periode van ‘Eurosclerose’, aldus de Duitse econoom Herbert Giersch, die de politieke en economische Europamoeheid in de jaren zeventig en tachtig omschreef. Een impasse die werd doorbroken door de Franse president Valéry Giscard d’Estaing (1974-1981). „Toen Giscard d’Estaing Brussel voorstelde als plek voor de EU-toppen, was de Benelux gepaaid, en de Europese Raad in 1974 een feit”, lacht Werts.
Lees ook
de recensie van het boek van Werts: Het Brusselse beest dat ongevraagd de leiding nam
Weerstand
Nog altijd zijn het de Fransen en de Duitsers die in de Brusselse Wetstraat, thuisbasis van de Raad, de dienst uitmaken, weet Werts. „Als Frankrijk en Duitsland iets willen, zal het vroeg of laat gebeuren. Niet voor niets spreken de Franse en Duitse regeringsleiders elkaar de avond voor een Europese top. Nederland had dus gelijk met die weerstand tegen de Frans-Duitse overheersing”, zegt hij.
„Maar de vraag is of die dominantie wel zo erg is. In een Unie met 27 landen heb je een kracht nodig die de andere aantrekt. De Frans-Duitse coalitie, die 45 procent van het bbp van de eurozone vertegenwoordigt, kan dat. Frankrijk vertegenwoordigt veelal een lijn die dicht bij het Italiaanse en Spaanse standpunt ligt, waar Duitsland meestal raakt aan het standpunt van Nederland, de noordelijke landen, Polen en de Baltische staten. Hebben die twee landen dus een compromis, dan is dat dus het begin van een Europees compromis.”
„Neem Nederland, dat bij de eurocrisis – toen Griekenland de euro in gevaar bracht – of bij de coronacrisis zich zeer sceptisch uitte over gemeenschappelijke leningen. Op het moment dat Berlijn om was, volgde Den Haag. Daar komt soms wat creativiteit bij kijken – „‘We noemen de leningen geen eurobonds’”, citeert hij Angela Merkel in 2020 – maar uiteindelijk komt Europa „altijd tot een oplossing.”
Lees ook
Opinie | Brussel heeft baat bij pottenkijkers
„Komen de Fransen en Duitsers er niet uit, dan blijft het in Brussel vaak voortsudderen. De Commissie is ambitieuzer dan de Raad, waar de politieke wil vaak ontbreekt. Het Draghi-rapport [dat stelt dat de EU haar concurrerend vermogen moet vergroten, wil ze niet worden weggevaagd door China en de VS] is daar een goed voorbeeld van, geschreven op aandringen van de Commissie. Het doet denken aan het Towards European Economic Recovery-rapport uit 1983. De Raad zegt ‘prachtig’ over al die aanbevelingen en toch zullen veel ideeën blijven liggen, tot er weer een rapport komt, of een crisis die tot actie noopt.”
„Wat overigens wel mooi is”, voegt hij toe, „is dat de voorzitter van de Europese Raad altijd uit een klein land komt, daar heb je weer die diplomatieke vindingrijkheid van de Fransen. Tegelijkertijd zijn de hoofdprijzen wel naar Duitsland en Frankrijk gegaan, met Christine Lagarde als voorzitter van de Europese Centrale Bank en Ursula von der Leyen als Commissievoorzitter. Zij doet het overigens goed, vind ik. Sommigen vinden dat ze te machtig wordt, maar met die Amerikaanse druk kan een ferm Europees antwoord geen kwaad.”

