N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Studiefinanciering VVD en Nieuw Sociaal Contract vrezen dat meer studenten uit de EU een beroep gaan doen op de Nederlandse beurs.
Studenten uit de Europese Unie die in Nederland studeren en daarnaast gemiddeld 32 uur per maand werken, kunnen vanaf september aanspraak maken op studiefinanciering. Dat blijkt uit een brief die minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66) vorige week naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De Kamerleden Hatte van der Woude (VVD) en Pieter Omtzigt (NSC) maken zich grote zorgen over deze versoepeling van de zogenoemde ‘urennorm’, die eerst op 56 uur lag. Zij zijn bang dat hierdoor nog meer internationale studenten naar Nederland zullen komen, en dat dit de staatskas veel extra geld zal kosten. Ze hebben schriftelijke vragen ingediend bij de minister.
Lees ook: Geen Engels meer op de universiteit? Dat ligt net even anders
„EU-studenten die acht uur per week werken krijgen straks tot 850 euro basisbeurs en aanvullende beurs”, zegt Van der Woude. „Verder hebben zij recht op een ov-kaart, huurtoeslag, zorgtoeslag en bouwen ze AOW-rechten op.” Van der Woude en Omtzigt vrezen dat dit, in combinatie met het goede, Engelstalige onderwijs in Nederland, zal leiden tot „enorme studentenstromen”.
Uitspraak rechter
Dijkgraaf legt in zijn brief aan de Kamer uit dat hij de urennorm versoepelt vanwege een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Dit rechtsorgaan boog zich op 14 april over de zaak van een Portugese student die in Tilburg studeerde. Die had wel gewerkt, maar geen 56 uur, en het ministerie wilde daarom geen studiefinanciering toekennen.
De rechter vond dat te streng en niet in lijn met het recht van de Europese Unie, waarin geen urennorm is vastgelegd. Daarin is alleen bepaald dat iedereen die werkt moet worden beschouwd als werknemer, tenzij het werk „louter marginaal en bijkomstig” is.
Lees ook: UvA: minder buitenlandse studenten toelaten
De rechter vindt een norm van 32 uur wel aanvaardbaar. Tot 2014 was dat de norm waarvan ook in jurisprudentie werd uitgegaan. Omtzigt en Van der Woude willen weten hoe andere lidstaten hiermee omgaan.
De twee Kamerleden vragen zich af hoe de minister deze versoepeling kan rijmen met zijn plannen om het aantal buitenlandse studenten te beperken. In de brief gaat hij daar niet op in, maar zijn woordvoerder meldt dat hij wil doorgaan met zijn plannen om met maatregelen het aantal internationale studenten „te sturen en te beheersen”. Zijn wetsvoorstel hierover is inmiddels in internetconsultatie.
Het aantal studenten uit andere Europese lidstaten (en Zwitserland) dat in Nederland recht heeft op studiefinanciering is tussen 2014 en 2022 gestegen van 4.846 naar 12.006. Het ministerie schat dat dit in 2014, toen er nog een basisbeurs was, grofweg 26 miljoen euro heeft gekost. In 2022 was dat 30 miljoen euro. „Maar dat waren alleen nog maar de kosten voor de ov-studentenkaart en de aanvullende beurs”, zegt Van der Woude.
„Nu de basisbeurs terugkeert zou dat wel eens een financiële prikkel kunnen zijn voor studenten uit EU-landen die geen basisbeurs kennen, zoals Duitsland en België, om hier te komen studeren. Het kan meevallen, maar het kan ook een verschrikkelijke financiële tegenvaller worden.”