Vorige week diende een kort geding van commerciële weerbedrijven tegen het KNMI. Ze vinden dat het meteorologisch instituut oneerlijk concurreert. De gratis KNMI-app toont straks een verwachting waar regen valt en bevat in tegenstelling tot de apps van Buienradar (eigendom van RTL) of Buienalarm (Infoplaza) geen reclame. Maar voor niets gaat de zon op, want het KNMI wordt betaald met publiek geld. Voor de commerciële weerdiensten is de neerslagradar van KNMI de druppel die de emmer doet overlopen. Ze zien de bui al hangen: hun voornaamste inkomstenbron – de advertentieomzet – droogt op. Volgens de Nederlandse Vereniging van Weerbedrijven (NVWB) begeeft de Rijksdienst zich op glad ijs, maar in De Bilt zien ze geen vuiltje aan de lucht.
Zo, genoeg woordspelingen. Wat is er mis?
Het is dinsdagmiddag, grijs en windstil. Niet de beste dag om de techniek achter een weer-app te demonstreren, beamen de KNMI-medewerkers. In het hoofdkantoor in De Bilt leggen ze uit hoe twee radarstations in Nederland en vijf in België en Duitsland net boven de horizon kijken, onder meerdere hoeken, om naderende buien te vinden.
Neerslag kan op verschillende hoogten ontstaan: van een paar honderd meter tot meer dan tien kilometer, tijdens een onweersbui. In de zomer ontstaan buien vaak lokaal; volgens de radar schijnbaar vanuit het niks.
De radargegevens worden gecombineerd met metingen van 48 weerstations en verwerkt in een weermodel dat Harmonie heet. De kortetermijnverwachting kijkt twee uur vooruit en rolt elke vijf minuten uit een supercomputer in IJsland. Meteorologen gebruiken keiharde statistiek en dat vreet rekenkracht. Inmiddels verwerkt het KNMI daarom ook data – waar anders? – in de cloud, via Amazon.
Nu wordt het ingewikkeld. Weermodellen bootsen chaotische processen na door de atmosfeer in vakjes of ‘gridcellen’ te verdelen. Het Harmonie-model bekijkt Nederland in vakjes van 2,5 bij 2,5 kilometer. Het wereldwijde ECMWF-model, dat KNMI ook gebruikt, houdt het op 9 bij 9 kilometer.
KNMI werkt aan twee ‘neerslagverwachtingsproducten’ die nóg nauwkeuriger zijn (1 bij 1 kilometer). De Nowcast-verwachting kijkt twee uur vooruit, een ‘naadloze’ variant blikt twaalf uur vooruit, gebaseerd op een samensmelting van meerdere verwachtingen. Daarvan zie je nog niets in de KNMI-app. De neerslagradar kijkt vier uur terug; je ziet waar een bui vandaan komt, maar niet waar-ie waarschijnlijk naar toe gaat. KNMI besloot in 2019 deze prognoses uit de app te halen, „omwille van de relatie met commerciële weerproviders”.
De huidige wet is vaag, maar een wetswijziging maakt „verfijning en prognose van radarbeelden op de app en website van het KNMI” dit jaar mogelijk. Volgens het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hoort dat nu wel bij het takenpakket van het instituut: het land waarschuwen voor calamiteiten, in een tijd dat er meer extreem weer is door klimaatverandering.
Alle gegevens en waarschuwingen geeft KNMI door via open datasets. Ook commerciële apps als Buienradar en Buienalarm gebruiken die data – gratis en voor niets. Wat valt er dan te klagen?
Als je zegt dat je meteoroloog bent, denkt iedereen dat je in De Bilt werkt
Met de hand
Het is woensdagochtend en mistig – altijd lastig te voorspellen. Hemelsbreed liggen de hoofdkantoren van het KNMI en Infoplaza in Houten (120 medewerkers) tien kilometer van elkaar vandaan. Infoplaza is het bedrijf achter apps als Buienalarm en Weeronline. De oprichters zijn voormalige KNMI-medewerkers Menno Bom en René Westening. Bom is ook secretaris van de NVWB, die andere weerbedrijven vertegenwoordigt.
„We gebruiken hooguit drie procent van de KNMI-gegevens”, zegt René Westening. Infoplaza combineert weermodellen uit alle hoeken van de wereld in een eigen ‘modelmix’. De open bronnen verrijkt Infoplaza met andere sensoren, zoals die van ProRail, schepen op de Noordzee of festivals.
Ondanks de overvloed aan data blijft Infoplaza modellen ‘met de hand’ corrigeren. Voor de precieze timing van een razende storm, of laatst, toen het zo deprimerend lang grijs bleef. Het model voorspelde zon, maar nee hoor. Westening: „We hebben handmatig de zonnestraling naar nul gezet.”
De KNMI-gegevens hebben aanvulling nodig, merken ze in Houten: een rijtje bomen blokkeert een deel van de radar in Herwijnen – daardoor lijken hele provincies droog terwijl het regent. KNMI zegt de blinde vlek te hebben gefixt, in de app.
Infoplaza haalt 60 procent van zijn omzet uit advertenties. Een fractie van de gebruikers betaalt 3,49 euro per jaar om geen reclame te zien. Geen slecht idee, want locatiegegevens van sommige Buienalarm-gebruikers blijken via een externe partij onrechtmatig bij datahandelaren te belanden, onthulde BNR. Nauwkeurig zijn die locaties volgens Westening niet – „een vierkante kilometer, hooguit.” Ook 12.000 andere apps waren de klos.
De advertentieinkomsten staan onder druk sinds Apple het privacybeleid van zijn besturingssysteem iOS aanscherpte. Daardoor wordt de zakelijke markt belangrijker. Infoplaza heeft klanten over de hele wereld, zoals Boskalis die de haven van Sydney uitbaggert en wil weten of golven en wind de werkzaamheden gaan verstoren.
Het KNMI levert tegen betaling weerdata aan Rijkswaterstaat en de Rijksluchtvaartdienst. Daarmee kunnen de commerciële weerdiensten niet concurreren, al is hun informatie wellicht beter. „Ze doen niet eens een marktverkenning”, zegt Bom. KNMI beschouwt het niet als een markt, maar als „een opdracht van de minister”.
In 1999 droeg het KNMI de commerciële activiteiten over aan de particuliere markt. Volgens de NVWB moet het instituut zich concentreren op wetenschap en waarnemingen, maar minister Barry Madlener (PVV) wil het takenpakket nu dus uitbreiden met een neerslagverwachting die tijdig kan waarschuwen voor noodweer. Saillant detail: Madlener diende in juli 2015 nog een motie in om het instituut te privatiseren.
Je voelt de frustratie bij Infoplaza. „Als je zegt dat je meteoroloog bent, denkt iedereen dat je in De Bilt werkt”, zegt Menno Bom. Westening: „Veel mensen denken dat het weer van het NOS-journaal van het KNMI komt, maar dat is al tientallen jaren niet meer het geval. Weerpresentatoren Marco en Roosmarijn zijn bij ons in dienst en Willemijn en Peter werken bij de NOS.”
Nog een ergernis: de waarschuwingen. Het KNMI stuurt een code rood, geel of oranje uit na het raadplegen van de andere weerdiensten, via een webportal. Als Infoplaza zelf aan de bel trekt, dan reageert het KNMI traag, luidt de klacht. Westening: „Laatst zagen wij ’s ochtends een code oranje aankomen vanwege sneeuwval in het zuiden. De officiële waarschuwing kwam om half elf ’s avonds, dan bereik je niet meer de mensen die de volgende ochtend in de spits staan.”
Daarom overweegt Infoplaza op eigen houtje alarm te slaan – al kan een wirwar aan waarschuwingen ook voor verwarring zorgen. Het KNMI gaat echter niet over één nacht ijs en houdt vast aan „een degelijk proces”.
Een kleine aanpassing in de KNMI-app zou de kou tussen de weerdiensten uit de lucht kunnen halen. Zoals de app van de Duitse nationale weerdienst: algemene info en waarschuwingen zijn gratis, voor extra’s als een neerslagvoorspelling betaal je 2,49 euro. Westenink: „Dan is er een eerlijk speelveld.” Maar het KNMI speelt niet mee. „We zijn een publieke dienst. Volgens de wet mogen we geen geld voor onze app vragen.”
