
De filmindustrie is een zeer vervuilende bedrijfstak, dat is geen geheim. Maar binnen de filmwereld wordt daar nauwelijks over gesproken. Het raakt aan vastgeroeste manieren van produceren en daarmee aan gemak. „We gooien liever 99 ongedragen witte T-shirts weg dan dat we tijd maken om ze na afloop naar een kringloopwinkel te brengen”, zegt kostuumontwerper Minke Lunter, een van de ambassadeurs van platform Films For Future dat deel uitmaakt van een Europees initiatief om vóór 2050 de filmindustrie klimaatneutraal te maken.
99 nieuwe T-shirts in de vuilcontainer, dat spreekt tot de verbeelding. Maar de klimaatimpact van een filmproductie is lastig te meten. „De enige tool die we nu hebben is de CO2-uitstoot”, vertelt producent Danielle Guirguis van het Amsterdamse productiehuis Smarthouse en impact officer van de Europese producentenclub ACE. Producenten kunnen hun ecologische voetafdruk berekenen in de door de BBC ontwikkelde app Albert, ‘de duurzaamheidsbutler’, en zo kijken waar ze kunnen vergroenen.
Het meest recente rapport over de klimaatschade door film dateert alweer uit 2021. Onderzoek van de EU toonde toen aan dat de gemiddelde Europese speelfilm dertig tot een paar honderd ton CO2-uitstoot. Ter vergelijking: de jaarlijkse uitstoot van een gemiddeld Nederlands huishouden is 19 ton CO2. Hollywood is een grootvervuiler. Time Magazine schreef in de zomer van Barbenheimer dat grote blockbusters als Barbie en Oppenheimer al snel op enkele duizenden tonnen CO2-uitstoot zitten. Maar veel animo om het te becijferen is er niet: het laatste grote onderzoek uit de VS is bijna twintig jaar oud. Toen concludeerde de universiteit van Californië in Los Angeles dat de Amerikaanse filmindustrie jaarlijks rond de 15 miljoen ton broeikasgassen produceerde.
Niet sexy
Waarom gebeurt er zo weinig? Lunter: „Het is niet sexy. Duurzaamheid wordt als karton ervaren: de smaak van karton, de geur van karton, de kleur van karton.” Guirguis somt een rijtje excuses op: „Duur. Moeilijk. Gedoe. We hebben al zo weinig budget. Er zijn wel grotere problemen. Ik kan geen mensen vinden om dit te doen. Het tast onze creatieve vrijheid aan.”
Vooral dat laatste argument vindt production designer Femke Hoebe flauwekul. „Grote energieslurpers als licht en vervoer zijn relatief gemakkelijk groener te maken door zonnepanelen te gebruiken en niet te vliegen en met elektrische auto’s te carpoolen. Met name transport drukt zwaar op de ecologische rekening.” Maar kleinere dingen tellen ook op: „Afval scheiden, iedereen z’n eigen waterfles, geen wegwerpservies, duurzame materialen gebruiken, geen niet-afbreekbare make-up-remover-wipes gebruiken. Het kost even denkwerk, maar dan wordt het een gewoonte die op termijn zelfs geld bespaart.”
Guirguis geeft een voorbeeld uit haar beroepspraktijk: „De producenten van ACE vergaderen elk jaar in een andere Europese hoofdstad, zoals veel pan-Europese organisaties. Het creëert een gevoel van verbondenheid om bij elkaar op bezoek te gaan. Tegelijkertijd stijgen er elke keer weer vliegtuigen op. Dus besloten we dat dit in het vervolg per trein moest. Maar een trein boeken dwars door Europa is ingewikkeld omdat veel apps en dienstregelingen niet op elkaar zijn afgestemd. Dus hebben wij gezegd: dan faciliteren wij dat.”
Kantelpunt
Faciliteren is haar toverwoord. Maar ze denkt ook na over hoe ze actief mee kan werken het kantelpunt in de energietransitie te bereiken. Daarvoor werkt ze samen met Jan Rotman, hoogleraar duurzaamheid en transities aan de Erasmus Universiteit die net het initiatief De onderstroom gelanceerd voor duurzaam ondernemen, dat in kaart brengen wat er al gebeurt. „Vanuit mijn ervaring in de marketing weet ik dat verhalen impact hebben op gedrag. Dus waarom geen inspirerende verhalen vertellen om de intrinsieke motivatie van mensen aan te wakkeren? Het CBS heeft onlangs onderzocht dat de meerderheid van de Nederlanders een actiever klimaatbeleid wil.”
Niet alleen duurzaam werken achter de schermen, ook op het witte doek: dat heet planet placement, een uit het Verenigd Koninkrijk overgewaaide term. Hoebe: „Ik laat me inspireren door de zeventien duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties. Ik werk niet met vlees, ik gebruik geen bont, ik doe geen commercials voor fastfoodbedrijven en multinationals. Vorig jaar werkte ik aan tv-serie Beter wordt het niet, waarin de hoofdpersoon naar Berlijn verhuist. Dus hop, met de trein, in plaats van het vliegtuig. Dertig jaar geleden vonden we het normaal als mensen in beeld rookten en nu wordt dít hopelijk normaal.”
Haar huzarenstuk: „Op een gegeven moment stond in het script een scène waarin een wild zwijn op tafel komt. Toen heb ik gezegd: ‘Dat doe ik niet. Heeft dat wildbraad echt een functie voor het verhaal?’” De oplossing diende zich aan: een reuzenpompoen die in de juiste belichting en de juiste rekwisieten er omheen precies hetzelfde effect had.
Verhalen zijn de katalysator voor verandering. „Dus waarom gaan bijna alle films over egoïsme, succes, geld verdienen, groei, materialisme?” Kan je ook duurzaam vertellen? Zo ja, dan betekent dat niet per se films over uitputting van de aarde en klimaatproblemen, meent Guirguis: „Ik heb genoeg van al die doem- en shockdocs die laten zien hoe slecht het in de wereld is gesteld of ‘cli-fi’, klimaatsciencefiction waarin de wereld ten onder gaat. Film is emotie. Waarom maken we geen fijne romkoms met een inspirerende boodschap? Allerlei sociaalpsychologisch onderzoek laat zien dat moreel gedrag van hoofdpersonen bijdraagt aan zingeving en een gevoel van welbevinden, waardoor mensen zich gesteund voelen hun gedrag te veranderen.”
Duurzaamheidsmanagers
Hoe zit het met maatregelen van bovenaf? Het Filmfonds faciliteert momenteel al het inhuren van duurzaamheidsmanagers die met de diverse departementen op een filmset bespreken wat ze kunnen veranderen, aldus een woordvoerder. „De enige verplichting is dat Nederlandse speelfilms die een realiseringsbijdrage krijgen hun koolstofafdruk bijhouden.”
„Faciliteren is goed, maar je hebt beleid nodig ook meestribbelaars over de streep te trekken”, zegt Guirguis. „Maak die duurzaamheidscheck een voorwaarde voor financiering van Nederlandse filmproducties.” „Of geef een bonus voor klimaatneutraal produceren.”
Hoebe en Lunter werken met collega’s aan centrale opslagplaatsen zodat er minder decorstukken, rekwisieten en kostuums worden weggegooid. „Dat heeft ook artistieke voordelen”, grapt Lunter: „Film- en seriepersonages dragen altijd nieuw ondergoed. Dat maakt ze onrealistisch.”
Daarnaast wordt het tijd de Europese filmfinanciering tegen het licht te houden, waarbij verschillende landen aan een film meebetalen in ruil voor nationale inbreng. Guirguis: „Die bestedingsverplichtingen zijn me een doorn in het oog. De regelgeving dwingt nu af dat er voortdurend mensen en spullen van hot naar haar worden gesleept om een draaidag hier, een acteur uit een buurland en postproductie weer ergens anders te organiseren. Dat moet toch slimmer kunnen? Iedereen wil uiteindelijk toch in een fijn land leven met schone lucht voor hun kinderen?”
