De laatste woorden van Ronald Koeman maandagavond laat in München, zijn die van een bondscoach die niet lijkt te weten waar Oranje precies staat. Ze zijn „tekortgeschoten”, zegt hij afgemeten na het verlies tegen Duitsland. „Zoals we vorige maand misschien beter waren dan iedereen verwachtte. Nu is het de andere kant op. En volgende maand kan het weer beter zijn.”
Of slechter. Er valt geen peil te trekken op dit Nederlands elftal, is de sombere conclusie na deze interlandperiode met duels in de Nations League tegen Hongarije (1-1) en Duitsland (1-0). Het gat met de Europese top is niet zo groot, stelde Koeman in september, hij wees naar de halve finale op het EK – een resultaat dat met veel geluk tot stand kwam. De realiteit is weerbarstiger, ziet hij nu in.
Lees ook
Onthutsend Oranje weet zich geen raad met verzwakt Duitsland en verliest met 1-0
Dat de eerste helft tegen Duitsland „een zooitje” leek, kon Koeman zich wel voorstellen. Want dat was het, een puinhoop. Spelers die bij Europese topclubs spelen, leken niet te weten wat ze moesten doen. Niet in balbezit, niet in de manier van druk zetten. Het was repareren vanaf minuut één. Koeman wees naar spelers, spelers wezen naar elkaar. En ondertussen combineerde Duitsland vloeiend door de poreuze verdedigingslinies.
De snelle centrale verdediger Micky van de Ven, vorig seizoen speler van het jaar bij Tottenham Hotspur, werd overlopen. Ryan Gravenberch, dit seizoen een revelatie bij Liverpool FC, raakte verdwaald op het middenveld. Linksbuiten Cody Gakpo, uitblinker op het EK, kwam nauwelijks in het spel voor.
Onsamenhangend
Meest overklast werd Koeman zelf. Zijn moderne, progressieve Duitse collega Julian Nagelsmann (37) had net als Koeman (61) te maken met een sterk uitgedunde selectie. Maar waar Oranje een helft lang warrig en onsamenhangend speelde, opereerde Duitsland als een ingespeeld geheel. Met duidelijke teamtactische discipline, waarbij op slimme wijze spits Brian Brobbey en de opkomende rechtsback Denzel Dumfries onschadelijk werden gemaakt.
Oranje was verrast door hoe Duitsland de aanvallende posities invulde, blijkt uit de woorden van Stefan de Vrij, aanvoerder vanwege de schorsing van Virgil van Dijk. „Ze speelden sowieso wat anders”, zei de centrale verdediger. Ze hadden „verwacht” dat Deniz Undav de spits zou zijn, maar dat bleek Tim Kleindienst. „Ze speelden met een buitenspeler aan de linkerkant, Jamie Leweling, waar ze daar voorheen met Florian Wirtz speelden, die veel meer zwerft. Die speelde nu [als aanvallende middenvelder] op tien.”
Die overrompeling was onmiskenbaar van invloed op de wankele start van Oranje. Dat werd direct naar achteren gedrukt. Nederland was van plan om verdedigend een-op-een te spelen – iedere speler is in die strategie verantwoordelijk voor het opvangen van zijn directe opponent. Maar Oranje kreeg, door de slechte organisatie, geen enkele druk op de bal. „De onderlinge afstanden waren te groot”, zegt De Vrij. „Waardoor ook de afstanden om een-op-een te komen groter werden.”
In balbezit kreeg Oranje in het eerste deel amper iets voor elkaar. In theorie hadden ze een man meer op het middenveld, maar het lukte niet die vrije man te vinden, „omdat er een aantal posities niet goed stond”, zei Koeman. In de opbouw wist Oranje zich geen raad met de agressieve druk van Duitsland, wat tot veel balverlies leidde.
Wedstrijdscenario’s
Het roept, niet voor het eerst, veel vragen op over het tactische vermogen van Koeman om zijn ploeg voor te bereiden op verschillende wedstrijdscenario’s. Zijn Oranje is, sinds zijn terugkeer in maart 2023, niet in staat gebleken soepel over te schakelen op een andere strategie. In München werd Koeman gedwongen om tijdens de chaotische eerste helft – en in de rust – veel bij te sturen.
Dat is een patroon in zijn tweede termijn. In de confrontaties met Frankrijk (maart vorig jaar, 4-0 verlies), Italië (juni vorig jaar, 3-2 verlies) en afgelopen juni tegen Oostenrijk op het EK (3-2 verlies) werd Oranje ook overvallen in de openingsfase.
De Vrij begint er zelf over, maandagavond. „Tegen Oostenrijk kwamen we ook snel op achterstand, waren de afstanden te groot, werden we naar achteren gedrukt. In de tweede helft is het toen ook omgezet en ging het beter. Nu ook. Dat is iets om van te leren en na te bespreken.”
Maar hoeveel leermomenten hebben deze bondscoach en dit Oranje nodig, in aanloop naar het WK 2026?
Lees ook
Eén dekkingsfoutje en het ligt direct helemaal open: hoe betrouwbaar is Koemans nieuwe spelfilosofie?
„Wat ik niet wil, is mijn spelers afvallen”, zegt Koeman in München. Maar impliciet doet hij dat wel. Hij houdt het in zijn reactie voornamelijk bij de kwaliteiten van de spelers. „Zij [de Duitsers] waren sneller, fysiek sterker, ze schakelden sneller.” Cynisch: „Het leek wel of wij meer last hadden van het veld dan Duitsland. Zij waren veel vaster.” En zowel bij de NOS als in de persconferentie zegt hij: „In alle facetten van het voetbal waren zij de betere ploeg.”
De woorden tactiek of strategie vallen niet. Op de vraag wat hij zichzelf kwalijk neemt, zegt hij: „Ik ben verantwoordelijk, dus je mag op mij schieten.”
Wisselvalligheid en onvoorspelbaarheid zijn de constanten in het repertoire van Oranje, net als vóór en tijdens het EK. Terwijl de interlandperiode in september nog veelbelovend was, is het na de twee recente interlands lastig om een duidelijke lijn in de ontwikkeling te zien. Zo wist Oranje zich een helft lang geen raad met de extreem verdedigende speelwijze van Hongarije, om drie dagen later vast te lopen op de hoge pressie van Duitsland.
Is er perspectief voor de volgende interlandperiode in november, met de Nations League-duels tegen Hongarije (thuis) en Bosnië en Herzegovina (uit)? „Nieuwe cyclus, nieuwe jongens, nieuwe ploeg”, zegt Gakpo. „Het is een nieuw proces, daar moeten we op doorbouwen. De volgende periode wordt cruciaal, dan moeten we laten zien hoe goed we kunnen zijn.” Het is nodig, na München.