Er is geen ontsnappen aan het licht van Steve McQueens zonnen

Recensie

Beeldende kunst

Video-installaties IFFR Vanaf het Centraal Station tot in Depot Boijmans zijn tijdens het filmfestival video-installaties te zien. In deze wandelexpositie is Steve McQueens immense ‘Sunshine State’ het sleutelwerk: hartverscheurend, intiem, een verhaal dat een leven tekent.

‘Sunshine State’ van Steve McQueen
‘Sunshine State’ van Steve McQueen

Foto IFFR

Een enorme roodkolkende zon verlicht de grote expositiezaal op de vijfde verdieping van Depot Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. De zon is twee keer te zien op het grote scherm dat diagonaal de zaal in tweeën deelt. Op het ene scherm zie je de hele zon, en daarnaast een beeldvullende close-up. Op de andere kant van het scherm nog eens twee van die zonnen op dezelfde manier. De films van de zonnen zijn doorsneden met bewerkte beelden uit The Jazz Singer (1927): bekend als de eerste grote geluidsfilm én als de film die het zwart schminken van witte acteurs – ‘blackface’, een racistisch stereotyperend masker – normaliseerde. Het brandt. Het flikkert. Het ene zonnebeeld zoomt in, terwijl het andere uitzoomt. Ondertussen horen we hypnotiserend, onheilspellend, de stem van filmmaker en beeldend kunstenaar Steve McQueen fluisteren „Shine on me Sunshine State. Shine on me.” Het is een bezwering en een vloek.

‘Sunshine State’ is de bijnaam van de Amerikaanse staat Florida, waar de vader van Steve McQueen begin jaren vijftig vanuit Grenada naartoe trok om sinaasappels te plukken. Sunshine State is ook de titel van dit immense videowerk, waarin zijn verhaal wordt verteld. Het is hartverscheurend, intiem, een verhaal dat een leven tekent. Het werk staat centraal tijdens het Art Directions-programma voor videokunst en ruimtelijke filmvertoningen en performances van het International Film Festival Rotterdam.

Een werk als dit hoort op een filmfestival, omdat het blootlegt hoe beeldvorming werkt

Sunshine State van Steve McQueen (regisseur van o.a. 12 Years a Slave uit 2013 en tv-reeks Small Axe uit 2020) zou oorspronkelijk vorig jaar al tijdens het IFFR in première gaan. Maar toen dat te elfder ure niet doorging door een nieuwe Covid-lockdown was de installatie afgelopen zomer voor het eerst te zien in de immense Pirelli HangarBicocca in Milaan, waar je je als toeschouwer een astronaut op drift waande, aangetrokken door de zwaartekracht van het werk. In Depot Boijmans vult het de ruimte en krijg je het gevoel de zonnevlammen al te dicht genaderd te zijn. Het werk wint erdoor aan betekenis. Er is geen ontsnappen aan het licht. Wie in de vlammen kijkt wordt (tijdelijk) verblind. En in die duisternis licht dan McQueens herinnering aan zijn vader op.

Andere installaties

Steve McQueen Foto James Stopforth/ Thomas Dane Gallery

Toeval of niet, die zon, die kolossale levengevende zelfontbrandende ster, het thema van licht dat zo noodzakelijk is voor de geboorte en het bestaan van film zelf, zien we terug in meer van de voor het IFFR geselecteerde installaties. Spectral Constellations van het Engelse kunstenaarsduo Semiconductor bijvoorbeeld, in galerie Joey Ramone, waar data over jonge sterren is vertaald in led-lichtmozaïeken. Of AEther (Poor Objects) van de Chinese kunstenaar Shuang Li, vorig jaar al te zien in de tentoonstelling The Milk of Dreams van de Biënnale van Venetië, en nu opgesteld in de hal van het Rotterdamse Centraal Station. Shuang Li schakelt heen en weer tussen beelden van een zonsverduistering en een ringlamp, het favoriete speeltje van YouTubers en online influencers om er geflatteerd uit te zien. Waar Steve McQueen in zijn werk reflecteert op de rol van licht en duisternis in een cruciaal moment in het begin van de filmgeschiedenis, is AEther een bespiegeling op wat we post-cinema noemen, het moment dat filmische beelden overal zijn: uiteengespat in een digitaal domein waarin het verschil tussen een virtuele en een fysieke wereld niet meer zo duidelijk is.

Aanklacht in stilte

McQueen vertelt drie keer het verhaal van zijn vader die op een nacht met twee andere zwarte mannen het werkkamp waarin ze waren ondergebracht verlaat om een bar te bezoeken. Elke keer verdwijnen er woorden. Zoals herinneringen ook steeds uitgebeender worden. Het ademstokkende „We don’t serve [N-woord]” wordt „We don’t serve     ”. Die stilte vergoelijkt niets. En zo wordt ook het relaas van de vechtpartij en de daaropvolgende racistische moord waar zijn vader Philbert aan wist te ontsnappen door zich in een greppel schuil te houden steeds fragmentarischer. Een aanklacht die schreeuwt in de stilte.

Hetzelfde is aan de hand met de beelden uit The Jazz Singer. Ze flitsen en glitchen. De scène waarin acteur Al Jolson als de Joodse Jakie Rabinowitz, die met zijn huis en tradities heeft gebroken, zijn gezicht schminkt zijn naast elkaar in positief en negatief te zien. Wit wordt zwart, zwart wordt wit, en dan spoelt McQueen ze terug: aanbrengen wordt uitwissen, maar daarmee verdwijnt de schadelijke geschiedenis waarmee zwarte mensen in Hollywood zijn gerepresenteerd niet zomaar. Op het moment dat Jolson zijn blackface op heeft, is zijn hoofd weggeretoucheerd. De zichtbare man wordt onzichtbaar. Of juist niet, want dit spook van de geschiedenis vestigt zo ook de aandacht op zichzelf.

‘Sunshine State’ van Steve McQueen in Depot Boijmans met op het rechter scherm bewerkte beelden uit ‘The Jazz Singer’ van Warner Bros. Pictures.
Foto Hans Wilschut/ Thomas Dane Gallery en Marian Goodman Gallery.

Western

Sterker nog, alles wat in Sunshine State onzichtbaar is wordt aanweziger, juist omdat McQueen het via zijn voice-over en beeldbewerking manipuleert, binnenstebuiten keert, ondervraagt. Het doet sterk denken aan wat McQueen in 2018 op het Holland Festival opriep in de installatie End Credits, waarin hij gebruikmaakte van de ‘redacted’, zwart gemaakte FBI-dossiers van zanger, acteur en activist Paul Robeson. Zowel End Credits als Sunshine State verhoudt zich tot de freudiaanse doodsdrift die we ervaren als het gaat om archief, herinnering en geschiedenis. Ze dragen hun eigen onmogelijkheid in zich: altijd incompleet, altijd sluit de ene verzameling de andere uit, altijd moeten we blijven denken aan wat ontbreekt.

Geschiedenis, en zeker filmgeschiedenis die zo dominant kan zijn, is niet statisch. Daarom hoort een werk als dit ook op een filmfestival, omdat het blootlegt hoe beeldvorming werkt. Niet alleen op een conceptueel of filmhistorisch niveau – McQueen vergelijkt het moment waarop de drie mannen de bar binnenkomen met een western, en dan ‘zien’ wij die afwezige beelden ook, omdat we in een tijd leven waarin we bijna alles wat we meemaken aan film relateren. Maar hij laat ons ook getuige zijn van het effect van stereotyperingen op het leven van individuen. Zijn meest persoonlijke werk is daarmee even activistisch en activerend als raadselachtig.

Je moet jezelf beslist de tijd gunnen om het meermaals te zien, omdat er zoveel meer aan de hand is in die woorden en die beelden dan op het eerste gehoor en gezicht aan de hand lijkt.

Art Directions. Meer video-installaties en performances tijdens IFFR, 26 jan t/m 5 febr. Inl: iffr.com

‘Sunshine State’ van Steve McQueen met bewerkte beelden uit ‘The Jazz Singer’ van Warner Bros. Pictures.

Foto Hans Wilschut/ Thomas Dane Gallery en Marian Goodman Gallery.