‘Er gaat lampje branden: ahá zo werkt de wereld’

Illustratie Simon Ruis

‘Een krap zesje.” Dat zou Jos Kooter – internist van het Amsterdam UMC – nu gehaald hebben voor het examen natuur- en scheikunde dat vmbo-studenten maandag maakten, schat hij. „Het niveau van sommige vragen was behoorlijk hoog.”

Vanuit het ziekenhuis in Amsterdam, waar hij het examen doornam samen met een aantal coassistenten, noemt hij als voorbeeld een reeks vragen over een witte stof.

De examenleerlingen moesten vragen beantwoorden over die stof op basis van een fictieve tekst over twee studenten die twee verschillende proeven uitvoeren. In het eerste experiment sloeg de stof neer nadat koper(II)nitraat was toegevoegd. In het tweede experiment gebeurde niets toen de leerlingen zwavelzuur in de reageerbuis deden. „Wat hier zo moeilijk aan was, is dat de leerlingen in de twee experimenten rekening moeten houden met veel verschillende variabelen tegelijk.”

Bovendien was de inleiding met de fictieve scène over de twee leerlingen – net als bij de andere vragen op het examen – vrij uitgebreid. „Dat maakte dit examen ook een toets begrijpend lezen”, volgens Kooter. „Als je zenuwachtig bent, is het best lastig te onthouden welke details relevant zijn om de vragen te kunnen beantwoorden.”

Maar: het leuke aan die praktische verhaaltjes is dat de scholieren tijdens het maken van het examen meekrijgen hoe wetenschap wordt toegepast in de praktijk, zegt Kooter. Een van de vragen ging over hoe een airbag opblaast als een klein beetje vaste stof overgaat in gas en opwarmt. „Zo leren scholieren niet alleen droge natuur- en scheikundefeitjes over fase-overgangen. Er gaat ook een lampje branden: ahá, zo werkt de wereld om mij heen.”

Dat er tijdens het oplossen van natuur- en scheikundevragen soms plots een „lampje gaat branden”, is wat Kooter zelf zo mooi vindt aan deze vakken én aan zijn eigen examens destijds.

„Ik herinner mij dat ik klasgenoten tijdens natuurkunde-examens zag kauwen op hun balpen, en daarna gingen ze plots driftig schrijven. Dat is het moment dat het lampje bij ze ging branden. Een natuur- of scheikundevraag kan eerst heel complex lijken. Dan denk je dat je er geen bal van snapt. Maar na even zwoegen en logisch nadenken valt alles plots op zijn plek. Dat geeft een gevoel van euforie, prachtig!”

Gek was wel dat het gecombineerde examen natuur- en scheikunde vrijwel alleen maar scheikundevragen bevatte. „Waar waren de vragen over krachten, over elektriciteit, over beweging. Dat is stof die de vmbo-leeringen ook moeten kennen.”

Als internist die zelf ook doceert, weet Kooter hoe lastig het is om examenvragen te verzinnen. „Je hebt een balans nodig tussen makkelijke vragen om leerlingen wat zelfvertrouwen te geven dat ze het wel kunnen, maar ook moeilijke vragen om ze uit te dagen. Dat is bij dit examen goed gelukt. En alle vragen moeten met veel precisie zijn geformuleerd, zodat het antwoord eenduidig is en goed na te kijken is. Examenvragen maken is echt wetenschap plus.”